Over Amand en Modest Delplace
A. Van den Abeele neemt er in Biekorf, jg. 1985 nr. 2, terecht aanstoot aan dat ik in mijn boek Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, dl. 1 (Lannoo 1984), enkele Torhoutse en Brugse krantetitels, die tot het fonds van Amand Delplace (1810-1910) behoorden, op gezag van A. Viaene en R. van Eenoo verkeerdelijk toewijs aan diens zoon Modest Delplace (1832-1884). Ik zou mij, als schrijver van een overzichtswerk, kunnen verschuilen achter mijn bronnen, die het terrein ter plaatse hebben onderzocht en niettemin ook niet beter bleken te weten, maar ik wil er toch graag op wijzen dat ik deze bronnen wèl kritisch heb gelezen, in tegenstelling tot wat de heer Van den Abeele suggereert (‘Het scheen niet te storen dat Modest volgens de opgegeven data, het “Thoroutsch Blad” zou opgericht hebben toen hij amper elf jaar was’, blz. 131). Dat had bij mij de kritische lectuur van mijn bronnen precies wèl gestoord, en daaruit had ik besloten dat Modest Delplace niet de oprichter van het blad kon zijn. In mijn boek staat dan ook ook voorzichtig dat Modest ‘in de loop van zijn carrière eigenaar werd (cursief L.S.) van een vijftal krantetitels, zowel Torhoutse als Brugse’ (blz. 108). Op deze manier hoopte ik de ongerijmdheid in het door mijn bronnen aangereikte materiaal te hebben opgelost. En zie, tot mijn genoegen leer ik nu uit de bijdrage van de heer Van den Abeele dat mijn hypothese in één van de vijf door mij genoemde gevallen ook klopt: ‘De Ware Volksstem’ ging omstreeks 1870 inderdaad van vader Amand op zoon Modest over (Biekorf, l.c., blz. 136-137). De krant ‘'t Noorden van Brugge’ was een eigen creatie van Modest, terwijl de drie andere door mij genoemde kranten scheppingen waren en bleven van zijn vader Amand. Deze laatste is thans door de waardevolle bijdrage van de heer
Van den Abeele terecht aan de vergetelheid ontrukt, ook al bleven beide Delplaces, naar het oordeel van de auteur zelf, slechts ‘bescheiden boekdrukkers’ (Biekorf, l.c., blz. 144). Gelukkig heb ik althans de belangrijkste van beiden niet over het hoofd gezien, al gaf ik hem dan, op gezag van mijn voorgangers, wat meer eer dan hem toekwam.
Ludo Simons