Biekorf. Jaargang 86
(1986)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
Daelt in ootmoedigheydEen recent en boeiend werk over de rederijkerskamer van Leffinge brengt de grote Brugse dichtwedstrijd van 1700 weer onder de aandachtGa naar voetnoot(1). Merkwaardig hoe de genootschappen van Leffinge en Oudenburg het er durfden opnemen tegen kamers van rhetorica uit Antwerpen, Mechelen, Lier, Aalst, Duinkerke, Sint-Winoksbergen en andere steden.
De organiserende kamer der Weerde Dry Santinnen heeft een aantal wetenswaardigheden in verband met deze aangelegenheid bijeengebracht in een gedrukte bundel (De Heliconsche Echo, of Weêrklank der Rymwerken..., Brugge, d' Hoirs van Ignatius van Pee). We leren hier bijvoorbeeld dat de wedstrijd openstond voor twee kategorieën deelnemers. Er waren enerzijds de dichters die deelnamen als vertegenwoordiger van hun rederijkerskamer. Hier won Michiel de Swaen voor zijn Duinkerkse Carsouwieren slechts de tweede prijs, wat aanleiding zou geven tot heel wat betwisting. En er waren anderzijds de bezondere liefhebbers.In deze laatste kategorie ging de eerste prijs naar iemand die schreef onder de kenspreuk Aeckt na God, de tweede prijs naar een poëet die zich Sans malfaire noemde, en de speciale prijs voor het zangstuk naar een inzender onder kenzin Daelt in Ootmoedigheyd. Dit waren drie leden van de organiserende kamer (wat de winnaar van de prijs voor het zangstuk helemaal niet wegstak: ‘...ons pronck school der Santinnen’, zie Van der Heyde blz. 96). De winnaar van de eerste prijs was Jan Acket, bekend om zijn stuk Clarinde, Princesse van Mantua, of de rampspoedige liefde, dat in Brugge bij dezelfde Dry Santinnen in februari 1700 in première was gegaan. Zes jaar later kwam van hem ook een zangspel uit. De winnaar van de tweede prijs was Karel Ma(e)lfait, kunstschilder (Brugge 1670-1714). De speciale prijs voor het zangstuk tenslotte was voor Pieter van Daele (overleden te Brugge in 1720).
Deze laatste zal ook wel in 1688 de auteur zijn geweest van het berijmde reglement van de toen hernieuwde Leffingse rederijkerskamer, aangezien zijn kenspreuk Daelt in Ootmoedigheyd ook onder dat reglement prijkt, zoals blijkt uit de | |
[pagina 202]
| |
tekstuitgave door Ange AngillisGa naar voetnoot(2) en uit de nieuwe tekstuitgave door R. van der Heyde.
Van Daele is in de literatuurgeschiedenis niet helemaal onbekend. In 1700 en 1711 wees de hoofdkamer van de Heilige Geest te Brugge teksten van hem af als strijdig met de eerbaarheidGa naar voetnoot(3). Diezelfde kamer schonk hem in 1712 een prijs voor een heldendichtGa naar voetnoot(4).
Hier ter aanvulling nog iets in verband met de andere Brugse deelnemers van 1700 in de boven genoemde kategorie ‘bezondere liefhebbers’. De lijst in De Heliconsche Echo telt 16 dichters, waarvan de nummers 9 tot 15 allemaal leden van de Dry Santinnen waren, met name het al geïdentificeerde trio Aeckt na God, Sans malfaire, Daelt in Ootmoedigheyd (deze drie staan dus in de volgorde van hun bekroning), Eert Christus Vendel, d.i. Jacob van Vendelen (of De Vendel?), Lydt en mydt, d.i. Zacharias de Smidt, Altydt Vlytigh, d.i. Franciscus Truant, Wilt reden baeren, d.i. Jan Antoon Labare. Deze laatste, deelnemende ‘niet om prys’, bekleedde toen in de Santinnenkamer de waardigheid van prins.
De lijst telt nog twee Bruggelingen, maar dan van de andere Brugse kamers: Klem na de Reden, d.i. Ferdinand Kelderman van de H. Geestkamer, en Citara Dulcis, d.i. Charles Citry van de H. Kruiskamer op Sint-Michiels. J. Huyghebaert Er op gaan met 't dik ende |
|