Nog het lofdicht op Jan Verslype, pastoor van Lichtervelde (Vraagw. 1985, blz. 435)
In Biekorf, 1985, heeft Cathy de Zegher het op blz. 376 over een Lichterveldse poëet van het einde der 17de eeuw, die schuilging achter de letters C.E.D.M., en doet L.V.A. op blz. 435 een oproep om de man te helpen ontmaskeren.
Mocht geen enkele Lichterveldenaar uit die dagen aan de genoemde initialen C.E.D.M. blijken te beantwoorden, dan durven we een verkenning aanbevelen onder de ingezetenen die een familienaam droegen beginnende met E. En hier moeten we toch de naam Everaert vermelden. De Everaerts waren koster en schoolmeester in Lichtervelde en dus de aangewezen personen om gedichten te plegen. In veel gevallen betekent de toevoeging D.M. niets anders dan Dicht-Meester. Wie in zijn kamer van rhetorica deze functie van dichtmeester bekleedde, vervaardigde de vreugde-, lof- of treurgalmen waar het plaatselijk gemeenschapsleven aanleiding toe gaf.
Geen dichtmeester zonder aktieve rederijkerskamer dus. Zulk Lichtervelds genootschap lijkt vooral in de tweede helft van de achttiende eeuw in bloei te zijn geweest, maar zeker al in 1680 werd er (door rederijkers?) in Lichtervelde toneel gespeeld (C. Sintobin, Levensschets van de H. Margarita vereerd in Lichtervelde, met historisch overzicht, blz. 32). Misschien speelde rond die tijd ook pastoor Verslype zelf een stimulerende rol. Hij schreef onder het enigszins bevreemdende anagram Een Sion in Plaeysier af en toe wel eens een handvol verzen. Uit de tijd dat hij kerkelijk boekkeurder van het bisdom Brugge was, zijn ook berijmde approbaties van zijn hand bekend. (Zie hierover A. Viaene in Biekorf 1972, blz. 54-55; 1975-76, blz. 126; 1978, blz. 227.)
Voor wat de gezochte auteur C.E.D.M. betreft: L.V.A. plaatst zeer terecht aanhalingstekens rond het woord dichter, maar een dokument als deze berijmde loftuiting mag niet louter op zijn artistieke waarde, i.c. waardeloosheid, worden beoordeeld. Als acrostichon, en bovendien als medevulsel van een vóór alles ornamenteel stuk (zie afbeelding in jg. 1985, blz. 376), staat het buiten de literatuur, ongeveer zoals kruiswoordraadsels, nieuwjaarsbrieven, wenskaarten e.d.m. daarbuiten staan. Niet voor de literatuurgeschiedenis verdienen dokumenten zoals C.E.D.M.'s lofdicht aandacht, maar voor de studie van de oude volkskultuur. Mogen er nog vele opduiken en in de belangstelling worden gebracht.
J. Huyghebaert