Biekorf. Jaargang 85
(1985)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
Oogartsen in Brugge 1800-1840
| |
Het corrigeren van scheelogen.Op het einde van de jaren 1830 deed zich een ontwikkeling | |
[pagina 410]
| |
voor, die gans Europa beroerde: men vond het middel om door een relatief eenvoudige chirurgische ingreep, het scheelogen (althans indien het een musculaire oorzaak had) te genezen.
Er meldden zich onmiddellijk velen aan, ook in België, om zich de ‘uitvinders’ hiervan te noemen. Het lijkt echter wel vooral in Berlijn te zijn geweest dat vanaf einde 1839 talrijke ingrepen plaatsvonden die met succes bekroond werden.
De aandacht op de mogelijkheid van deze operatie, eerst experimenteel op kadavers uitgevoerd, werd in België voor het eerst gevestigd in een bericht verschenen in het pas opgerichte ‘Annales d'Oculistique’ van de Brusselse geneesheer Florent Cunier, in October 1839. En in de aflevering van april 1840 van dit tijdschrift, kondigde Cunier aan dat hij zelf al in October 1839 een succesvolle operatie had uitgevoerd op een levende patient.
Er trad een ware stroomversnelling in de belangstelling op, toen de Brugse ‘Annales de la Société de Sciences Naturelles’ op 15 mei 1840Ga naar voetnoot(1) een lange brief publiceerde van de jonge Brugse geneesheer F. Verhaeghe, waarin deze beschreef hoe hij zelf op 21 maart 1840 zijn scheel oog had laten rechtzetten in Berlijn door de chirurg Dieffenbach. Hij had zich hiertoe laten overhalen, nadat hij zelf tussen december 1839 en maart 1840 een dertigtal met succes uitgevoerde operaties had kunnen volgen. Dit enthousiast relaas van iemand die tegelijk als patient en als geneesheer de operatie kon beschrijven, werkte stimulerend op het plaatselijk geneesherencorps.
Al op 13 mei 1840 werd een eerste operatie in Brugge uitgevoerd door dokter Constant Crommelinck, die als secretaris van de ‘Société de Sciences naturelles’, de brief van Verhaeghe vóór de publikatie had kunnen lezen. Later kon hij er zich op beroepen dat hij tot de eerste drie dokters behoorde die deze ingreep in België succesvol hadden uitgevoerdGa naar voetnoot(2). De ingrepen werden met veel lof beschreven in de plaatselijke pers, althans in de liberaleGa naar voetnoot(3) want Cromme- | |
[pagina 411]
| |
linck, schoonzoon van de Brugse drukker Daniel Bogaert-Dumortier was een controversiële figuur in Brugge. Op minder dan vier weken, opereerde Crommelinck zeven patienten, de laatste twee op 9 juni in Torhout.
Al op 15 juni 1840 publiceerde hij een brochure waarin hij de resultaten van deze ingrepen beschreef: ‘Mémoire sur l'opération du strabisme spasmodique’ (Bruges, Imprimerie de Bogaert-Dumortier et fils, imprimeurs de la société de sciences naturelles, 22 blz.)Ga naar voetnoot(4). Het doel van deze brochure (naast ongetwijfeld de voldoening die de chirurg zichzelf verschafte) was de methode van opereren zo te beschrijven, dat iedere geneesheer ze zou kunnen toepassen. Zelfs de nodige instrumenten werden voorgesteld op een lithographie gedrukt bij P.C. Popp. Crommelinck was duidelijk opgetogen over zijn prestaties, en was niet bang om al na zulke korte tijd het volle succes van alle door hem uitgevoerde ingrepen aan te kondigen.
Was hij de eerste, hij was niet de enige om in Brugge deze spectaculaire evolutie in de oogchirurgie toe te passen. Einde 1840 verscheen een brochure van een andere Brugse geneesheer, C. Van Steenkiste: ‘Notice sur l'opération du strabisme et spécialement sur un nouveau procédé pour exécuter cette opération’ (Bruxelles, Société encyclographique des sciences médicales, 1840, 20 blz.). De beschrijving van de nieuw geboden mogelijkheden en van de resultaten van de uitgevoerde ingrepen was al even enthousiast als bij Crommelinck.
Dat er concurrentie bestond tussen beide geneesheren, bleek duidelijk. Wellicht zal een deel van het Brugse geneesherencorps het niet in dank afgenomen hebben dat de recente inwijkeling Crommelinck (hij was in Kortrijk geboren in 1814), die zich ondanks zijn jeugdige leeftijd tooide met ronkende eretitels (o.m. briefwisselend lid van geneeskundige genootschappen in Montpellier, Parijs, Caen, Antwerpen en Gent), de primeur van de Brugse oogoperaties uitsluitend op zijn naam had gezet, en dit met nogal wat publiciteit had omringd. De brochure van Van Steenkiste wees er dan ook op dat hij, in tegenstelling tot zijn ambitieuze collega, geen one-man show had opgevoerd, maar een team had gevormd met enkele gerenommeerde Brugse geneesheren en chirurgen, verbonden aan het Sint-Janshospitaal: I. De Meyer, P. | |
[pagina 412]
| |
Verté, P. Claeyssens en Verriest. Niet alleen waren ze er toe gekomen beter aangepaste instrumenten te ontwikkelen (hoewel de gepubliceerde schaar en tangen wel erg op die van Crommelinck geleken), maar vooral beklemtoonde hij dat ze voorzichtig waren te werk gegaan en eerst een aantal experimenten op lijken hadden uitgevoerd alvorens de ingreep op patienten te wagen.
Aldus, zegde hij, ‘ne nous sommes-nous pas exposés à faire des incisions mal à propos, comme il est déjà arrivé à d'autres praticiens’. Dit was een nauwelijks bedekte aanval op Crommelinck. Deze had namelijk de naïviteit of de eerlijkheid gehad om in zijn rapport te vermelden dat zijn eerste operatie, hoewel uiteindelijk succesvol afgelopen, wel enig probleem had gesteld. Niet alleen had hij een kwartier nodig gehad voor een ingreep die hij nadien op 2 à 3 minuten deed, maar zo vervolgde hij ‘je dois avouer que j'avais quasi fait une chair à pâté de toute la région interne de l'oeil’. Van deze bekentenis maakte Van Steenkiste dus gebruik. Confraters jawel, maar ook concurrenten!
Ook de jonge F. Verhaeghe, éénmaal in Brugge weergekeerd, voerde een aantal operaties uit, die hij beschreef in zijn ‘Mémoire sur le Strabisme’ (Brugge, 1840)Ga naar voetnoot(5).
Ons verhaal toont dus alvast aan dat er in Brugge een aantal artsen waren die de evolutie van de geneeskunde en van de chirurgie op de voet volgden en er niet voor terugschrokken onmiddellijk ingrepen te experimenteren op basis van rudimentaire verslagen die ze in handen kregen. De data die we hebben opgegeven, tonen aan met welke snelheid nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde door onze locale artsen in praktijk werden gebracht. Tevens is het opmerkelijk dat ze zich voldoende door theoretische en praktische kennis ondersteund voelden, om publikaties aan hun bevindingen te wijden, ook al wisten zij dat zowel te Brugge als daarbuiten, dergelijke factums met een bijzonder critisch oog door de confraters bekeken werden.
Even buiten ons tijdskader tredend, stippen we aan dat vanaf 1845 te Brugge een heel actief ‘ophtalmologisch Instituut’ bestond, waarover men uitgebreide gegevens kan vinden, van de hand van dokter Verriest senior in de ‘Annales | |
[pagina 413]
| |
de la société médico-chirurgicale de Bruges’. Een andere geneesheer aan dit instituut verbonden, was dokter Auguste Van Biervliet (Kortrijk 1830 - Brussel 1869)Ga naar voetnoot(6) die in zijn korte leven talrijke werken (vertalingen en oorspronkelijke studies) publiceerde, hoofdzakelijk aan oftalmologie gewijdGa naar voetnoot(7).
Nog een andere publicist over ogenproblematiek was dokter René Van Oye uit Torhout (de vader van Gezelles's leerling Eug. Van Oye) die in de ‘Annales de la société médicochirurgicale de Bruges’ in 1843 een studie publiceerde onder de titel ‘Considérations sur la choroïde et le pigment’.
Over dit alles vindt men niets terug in ‘Het achthonderd jaar oud Sint-Janshospitaal van de stad Brugge’ (Brugge 1974) noch in ‘De dokters en de chirurgen vanaf de 16de eeuw tot heden’ (in: ‘Sint-Janshospitaal Brugge 1188-1976’, Brugge 1976) beiden van de hand van dr. A. Van den Bon. Integendeel, wordt in het eerstvernoemde werk gezegd dat vóór de benoeming van dr. R. Rubbrecht in 1899 geen specialist in oogziekten aanwezig was (blz. 386) en in het tweede werk, dat in de 19de eeuw, zelfs tot in 1912 (benoeming van prof. Sebrechts) op het gebied van de chirurgie in het hospitaal niets bijzonders is gebeurd (blz. 137).
Deze korte bijdrage toont alvast aan dat te Brugge, zowel in als buiten het Sint-Janshospitaal, de oogziekten actief behandeld werden, ook chirurgisch. Hetzelfde kan men ook voor andere delen van de geneeskunde vaststellen, en we nemen ons voor hierop terug te komen.
A. VAN DEN ABEELE |
|