Geneesheer zijn in Brugge ten jare 1840
In 1840 telde Brugge 22 geneesheren. Volgens één onder hen, dokter Constant Crommelinck, was het beroep voor minstens 15 onder hen - degenen die geen vaste inkomsten hadden als hospitaal- of weldadigheidsgeneesheer - alles behalve rooskleurig.
‘Ze hebben amper het hoogstnodige om te leven. En wat moeten ze er al niet voor over hebben! Dag en nacht op pad zijn om zieken op te sporen; van 's morgens tot 's avonds op de loer liggen om de minste fout bij de collegas te ontdekken en die dan overal gaan rondbazuinen; zichzelf als de meest geleerde voordoen en al de anderen voor domoren verslijten; van deur tot deur lopen om er appelen voor citroenen te verkopen...’
Waren er dan geen zieken in Brugge? Natuurlijk waren die er. Maar behalve de 20.000 behoeftigen die op kosten van het Bureel van Weldadigheid en de Hospitalen verzorgd werden, was de rest van de bevolking zó zuinig, dat de arts slechts werd bijgeroepen in geval van uiterste nood.
Was er een uitweg? Crommelinck dacht die te vinden in de organisatie van een ziekteverzekering op vrijwillige basis, zoals die zich in Engeland aan het ontwikkelen was.
Indien 8.000 inwoners te vinden waren om jaarlijks 10 fr premie te betalen, dan zouden hiermee niet alleen behoorlijke wedden aan geneesheren en verplegers kunnen betaald worden, maar zonden de verzekerden bij het minste ongemak, één of zelfs meer dokters doen komen: preventieve geneeskunde dus! Je zou de gezondheidstoestand van de bevolking nogal eens zien verbeteren en het sterftecijfer doen afnemen, vond Crommelinck.
Honderd jaar vóór de organisatie van de sociale zekerheid een dergelijk voorstel uitwerken, was wel niet banaal. Crommelinck beschouwde het trouwens zelf als een utopie.
Was de toestand van de doorsnee Brugse geneesheer wel zó benard als de ambitieuze zesentwintigjarige Kortrijkzaan, die pas een paar jaar in Brugge praktizeerde, het voorstelde? Het is niet uitgesloten dat hij er een schepje bovenop deed, want van wat persiflerend proza was de prolifieke auteur Crommelinck niet afkerig!
A. VAN DEN ABEELE
Bron: G. DE JAEGHERE en C. CROMMELINCK, Annales médico-légales belges, Tome I, Bruges 1842, blz. 445-456.