Tin en keien
Om terug te keren naar die keismijtershistorie in Biekorf 1984 (blz. 103 en 315), de bijdrage van D.B.v.T. (E. de Brabandere, geboren te Torhout, een generatiegenoot van Verriest en Duclos) in Rond den Heerd (jaargang XVI, 4 september 1881) begint aldus: ‘Hebbe dikwijls op de boerhoven groote tinne pateelen gezien met eene gaaipertse waar er drie schroomelijke groote vogels op stonden - drie en niet meer -. Hebbe dikwils in mijn zelven gezeid: Dat is toch aardig dat die vogels zoo schabouwelijk groot zijn, dat er maar drie en zijn, en dat het volk eronder geenen boge in den vuist en heeft. Ik meene nu den uitleg te hebben uit het volgende handschrift, gevonden bij nog al merkweerdige papieren handelende over Pitthem, Wynghene, enz. ten tijde van de fransche plunderaars van de jaren 90’.
Die tinnen borden beeldden dus, allicht naar boogschuttersvoorbeeld, de werpsport af waar ze als prijs toe dienden. Ze fungeerden tegelijk als vogel (gaai, doel), zoals kan worden afgeleid uit enkele bepalingen van het door D.B.v.T. geciteerde Roeselaarse reglement van 1774. Zie vooral ‘winnen der selve’ in de eerste zin:
‘Beminde Confraters.
Alsoo wij door de Erectie van onse vernieuwde guide geresolveert sijn geworden optestellen diversche prijsvogelen [&] hier toe te inviteren menigvuldighe liefhebbers tot het helpen afwerpen met den key [&] winnen der selve, hebben wij goed gevonden naer prealable resolutie, Ul. te begroeten op de volgende conditien.
I. Dat den oppervogel sal bestaen in ses pont Brugs roose tijn vervolgens de resterende cantvogelen in twee ponden gelijck tijn.
II. Elcken peloton sal bestaen in den nombre van ses manspersoonen en sullen gehouden wesen voor ider lot te betaelen tot drij parasise.
III. Gevolgentlijck sal men soo vele vogelen opstellen alser pilotons sullen gevonden worden soo dat ider lot sal sijnen vogel hebben.’ (Enz.)
Roose tijn doet een beetje onwennig aan, maar het zal roostin betekenen, tin van hoge kwaliteit met de Tudorroos gestempeld. De D.B.v.T. van Rond den Heerd vond de op die borden of schotels afgeheelde vogels zo schromelijk en schabouwelijk groot. Als die vogels niets anders dan deze borden zelf waren, waarom viel hem het formaat van de door hem geziene exemplaren dan niet op?
Heeft ook iemand van Biekorfs verstandige lezers zulke pateelen met keismijterstaferelen al gezien? De eerstvolgende aflevering van hun tijdschrift zou er graag mee versierd zijn, en Roeselares traditierijke Ruiterwijk zit er ook op te wachten. We zien het berek daar al gheinviteert tot het helpen afwerpen met den key & winnen der selve.
Intussen weze een tinnen bord gesignaleerd dat de afbeelding van een schoolmeisje droeg, bollende met (er staat verkeerdelijk: naar) een ei. Dit bord draagt voor opschrift: Cokelaere 1797. De Koekelaarse dokter en dichter Karel de Gheldere had het bord in zijn bezit. Het was de prijsschotel van een eierbolling op het jaarlijkse schoolfeest van Sint-Gregoris (A. de Cock en I. Teirlinck, Kinderspel & kinderlust in Zuid-Nederland, dl. VII, Gent, 1907, blz. 168).
J. HUYGHEBAERT