Bloedrelieken van de heilige Godelieve
Benevens de relikwieschat van de heilige Godelieve in de kerk van Gistel en de vele afzonderlijke stukjes die van het lichaam van Godelieve werden afgescheiden en hier en daar bewaard bleven, wordt ook het versteende bloed van de heilige Godelieve als relikwie vereerd.
Dit versteende bloed is niets anders dan slijk uit het putje te Gistel waarin Godelieve werd verdronken. De bloedrelikwieën hebben nu het uitzicht gekregen van witgrijze steentjes.
Tot in 1577 werd dit ‘bloed’ bewaard in het putje te Gistel en één keer per jaar werd er ‘bloed’ uit het putje opgehaald. Toen de monialen in 1577 bij de geuzenberoerten de abdij van Gistel verlieten, trokken ze het bloedputje leeg en voerden hun reliekschat mee. Enkele bloedsteentjes worden thans nog bewaard in het grote schrijn in de Godelieveabdij te Brugge. Mgr. de Haudion authenticeerde deze relikwie in 1643 (C. Callewaert, Les reliques de sainte Godelieve à Ghistelles et leurs authentiques, in Ann. Soc. d'Emul., 1908, blz. 198-200)
Ook de kartuizerinnen te Sint-Andries bij Brugge bezaten in de 16de eeuw een bloedrelikwie van de heilige Godelieve. In het museum te Frankfurt-a.-M. worden nog de paneeltjes bewaard die priores Anna Smeyers (1533-1552) in 1538 liet schilderen om rond het reliekschrijn van de heilige Godelieve te plaatsen. Op drie van deze paneeltjes leest men telkens: de sanguine S. Godelive (M. English, Sinte Godelieve van Gistel, 1944, blz. 75; St. d'Ydewalle, De Kartuize Sint-Anna ter Woestijne, blz. 141-142).
Op 30 april 1548 schonk abdis Godelieve Paeyers der abdij in Gistel une relique du sang pétrifié de sainte Godelieve aan Louis Boonis (Monasticon belge, t. III, 1960, blz. 254).
Een andere bloedrelikwie van de heilige Godelieve bevond zich tot in 1578 in de relikwieschat van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kortrijk. Een inventaris der relieken vermeldt deze reliek als volgt: de sanguine b. Godelive et alijs ejusdem reliquijs. Toen de bisschop van Doornik in 1612 de relieken in Kortrijk kwam onderzoeken was het bloed van Godelieve uit de verzameling verdwenen (Stadsbibliotheek Kortrijk, Hs. nr. 234, fo. 130r-132v).
Later werd geen ‘bloed’ meer bovengehaald uit het putje te Gistel maar mirakuleus water. Toen ‘die van Pittem’ de Godelieveverering instelden in hun dorp in 1677, trokken ze ieder jaar om grote hoeveelheden water uit het putje te Gistel. De godvruchtige Pittemnaren trokken echter zo veel water uit het putje, dat de twist die hieromtrent ontstond, door de bisschop van Brugge moest bijgelegd worden. Zo mocht dan telkenjare iemand van Pittem naar Gistel gaan om wat Godelievewater bij te halen. Dit ‘mirakuleus’ water werd in Pittem aan de bedevaarders uitgedeeld (V. Arickx, Geschiedenis van Pittem, 1951, blz. 115-116).
Het ‘bloed’ van de heilige Godelieve schijnt van meer recente datum te zijn dan de andere relieken (late middeleeuwen, 16de eeuw?). Geen authenticiteitsakten van dit bloed van vóór 1600 zijn bekend, daar waar er een indrukwekkende en geloofwaardige reeks verslagen en proces-