De Steinmetz-verzameling eindelijk deels ontsloten
De omvangrijke verzameling tekeningen en gravures die John Steinmetz (1795-1883) in 1864 geschonken heeft aan de Stad Brugge, heeft lange tijd doen denken aan een artistiek monster van Loch Ness. Zij dook slechts af en toe op aan het stille watervlak van het vroeger museumleven, en na de tweede wereldoorlog hing rond haar bestaan zelfs een lichte schroom, omdat ze in al haar onschuld wie weet de belangen van de bezetter had gediend door zich in 1943 te laten tentoonstellen. De biografie van haar geestelijke vader en haar wisselvallig levenslot werden in 1979 te boek gesteld door Willy Le Loup, die thans als adjunct-conservator bij de Stedelijke Musea, het Steinmetz-Kabinet onder zijn hoede heeft. Aan de sluimer van de collectie is nu duidelijk een einde gekomen. De Stad heeft voor degelijke behuizing, mét leeszaal, gezorgd en mankracht (deels vrouwelijke) aangetrokken om het kostbaar bezit voorgoed te ontsluiten. Het eerste formeel bewijs daarvoor werd geleverd op 31 oktober 11., toen in het Groeningemuseum de catalogus van de tekeningen kon worden voorgesteld. De auteur, prof. dr. C. Van de Velde, had de opdracht daartoe aanvaard, toen dr. A. Janssens de Bisthoven nog als hoofdconservator in functie was. Zo'n werk vergt jaren, inderdaad. De presentatie van de twee fraaie boekdelen werd omlijst met een keuze uit de besproken tekeningen. Die kleine tentoonstelling werd ook opgenomen in het jubileumprogramma van het Palacio de belles Artes in Mexico City, dat zijn vijftigste museumjaar viert. De gebeurtenis doet glimlachen. Een collectie die 120 jaar in de schaduw is gebleven krijgt op slag wereldbrede bekendheid!
Wat alleen de ingewijden konden weten is door de auteur van de nieuwe catalogus omstandig in de Geschiedenis van de verzameling uiteengezet: het Stedelijk Steinmetz-Kabinet bevat op dit ogenblik véél méér dan de oorspronkelijke collectie van dezelfde naam. Kort na de schenking door Steinmetz (beraadslaging van de gemeenteraad op 20 februari 1864) is te Brugge een Oudheidkundig Genootschap tot stand gekomen dat op zijn beurt ging azen op iconografisch materiaal. De vrucht van die jarenlange inspanningen berust vandaag eveneens in het stedelijk prentenkabinet. De derde bron, van jongere datum, is de groep tekeningen die in de loop van de laatste tientallen jaren door de Stad zelf werden verworven.
Naast de tekeningen, ongeveer drieduizend in aantal, bevat het kabinet bovendien nog 15 à 16.000 prenten. Hun catalogus is niet voor morgen. Het materiaal kan zo mogelijk nog voor groter problemen zorgen dan de tekeningen. Het onderzoek naar de relaties tussen de ontwerper, de uitvoerder en de uitgever, de vergelijking met replieken hier en elders, de juiste datering, de ontwikkeling en het verschil tussen de diverse drukstaten en vele andere aspecten vereisen vanwege de samensteller(s) grondige kennis en veel omzichtigheid. De omvang van de opdracht en de hoge eisen naar kwaliteit van het wetenschappelijk