Biekorf. Jaargang 84
(1984)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Toelating om Brugs kartuizer terug naar klooster te brengen (1548).Men weet dat de uitvoering van de richtlijnen van het Concilie van Trente vooral in de eerste helft van de zeventiende eeuw een grote Contra-Reformatietijd heeft ingeluid in Vlaanderen; daarmede werd ook in vele kloosters orde op zaken gebracht. Veel complexer echter is de interne situatie geweest van vele reguliere en seculiere instellingen bij het begin van de Reformatietijd, tijdens de opkomst dus van de verschillende protestantse stromingen in de eerste helft van de zestiende eeuw. Daarbij moet men ook ten zeerste rekening houden met de soms diepgaande hervormende maatregelen van de katholieke instellingen zelf die de vele wantoestanden uit de wereld poogden te helpen of, in ieder geval, uit hun abdij of klooster te bannen. Men zal dan vaak constateren dat niet alleen en zelfs niet zozeer de protestantse invloeden maar wel de spanningen in de kloostergemeenschappen tussen een strenge of een meer lakse toepassing van de orderegels voor soms langdurende tribulaties zorgden en als dusdanig toch een echte vernieuwing onmogelijk maakten. Eén van de gevolgen van de hierboven geschetste situaties was soms het vluchten uit het klooster door één of meer ordegenoten, al dan niet aangetrokken door de protestantse leerstellingen. Onlangs werd dit nog vastgesteld voor de abdij van Oudenburg in de jaren 1550-1568Ga naar voetnoot(1).
Een dergelijk voorbeeld biedt wellicht ook Jérome Vanden Straete, voortvluchtig broeder uit het kartuizerklooster buiten BruggeGa naar voetnoot(2). Uit de tekst van een bewaard gebleven uitspraak van de Brusselse Geheime Raad blijkt immers dat een rekwest werd ingediend door de prior en het klooster van de vermelde kartuizers om toelating te verkrijgen om hun gevluchte ordegenoot terug naar hun gemeenschap te brengenGa naar voetnoot(3). Daaruit blijkt dus overduidelijk | |
[pagina 275]
| |
dat men niet zomaar bepaalde misbruiken in de kloosters kon dulden en dat daarvoor ook de toelating en dus de hulp van de wereldlijke overheid werd ingeroepen.
Het verzoekschrift werd op 24 oktober 1548 door de Geheime Raad gunstig bekeken; toelating werd verstrekt de genoemde broeder Jérôme aan te houden en hem terug te voeren naar het klooster pour en faire bonne garde requiseGa naar voetnoot(4). De aanhouding mocht geschieden op gelijk welke plaats tenzij que ce fust lieu saincte, waardoor het asielrecht dus moest worden gerespecteerd. Daarbij wordt eveneens geëist dat vooraf nog toelating moest worden gevraagd aan de priot du cloistre des frères du tiers ordre de Bruges, aangezien het gerucht de ronde deed dat de genoemde Jérôme aldaar een onderkomen had gevonden.
Over de uitvoering is niets bekend. Alleen is het merkwaardig dat Jan van Ieper, een latere prior van het kartuizerklooster binnen Brugge, eind 1580 ook afvallig werd, tijdens het calvinistisch bestuur, dus tussen 1578 tot 1584Ga naar voetnoot(5).
Ter vergelijking van het hierboven beschreven geval mag wellicht ook gewezen worden op een gelijkaardig ingrijpen in diezelfde periode, aan de andere zijde van Brugge ten opzichte van een Benedictijnerbroeder. Op 15 december 1543 werd geordonneerd door de schepenen van het Brugse Vrije te halene broeder Gillis Hackaert, hem vervreemt hebbende uut zijn clooster (van Sint Andries bij Brugge) ende hem draghende in weerlycken habyten, tzy uuten huyze van zyne vader ofte elders, ende hem weder te leveren in zyn cloosterGa naar voetnoot(6).
m. baelde |
|