Biekorf. Jaargang 84
(1984)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
Tabaksteelt in het DiksmuidseTabak komt uit de Nieuwe Wereld. De Spanjaarden brachten dit onbekende genotmiddel mee uit Amerika in de jaren 1500 en algemeen wordt aangenomen dat het roken van tabak in het begin der jaren 1600 in ons land een fel verspreide gewoonte was geworden. Als er toen in Vlaanderen tabak stond, dan was het uitsluitend als een rariteit in de kruidentuin.
De tabaksteelt op het veld zou vanuit Artesië onze gewesten hebben bereikt. Het valt moeilijk juiste data vast te leggen of nauwkeurig de weg te bepalen waarlangs tabaksplanten onze contreien binnenkwamen, maar het staat vast dat halfweg 1600 in de omgeving van Komen en Wervik reeds veel tabak veldsgewijs werd geteeldGa naar voetnoot(1). Het Wervikse zou dé tabaksstreek bij uitstek blijven, alhoewel hier en daar elders wel eens tabak werd gekweektGa naar voetnoot(2).
Zo is het bekend dat ook de omgeving van Harelbeke een oude tabaksstreek is. De vroegste sporen van tabak in Harelbeke dateren uit de laatste decennia van de 17de eeuw en de teelt en de daaraan verbonden tabaksnijverheid bestaan in zekere mate nog altijdGa naar voetnoot(3).
Een zeer populaire teelt is het nooit geworden. Met veel ups and downs, want het landsbestuur bezag het ‘smooren van toubacq’ niet altijd met een gunstig oog en de zware rechten die op tabak werden gelegd, zowel bij ons als in Frankrijk, maakten dat de teelt en de handel in tabak nauwelijks rendabel waren, en meer dan eens het gegeerde voorwerp werden van smokkel en ontduiking. Voor de tabaksboeren bleef het altijd een wisselvallige en riskante vrucht.
Tabak is zeer arbeidsintensief en vraagt een stevige bemesting. Anderzijds is de plant niet kieskeurig en groeit zowel in zwaardere leemstreken als in magere zandgrondenGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 270]
| |
In West-Vlaanderen was er rond 1700-1725 nog een gewest waar meer dan elders tabak werd geteeld, de omgeving van Diksmuide. Het is ons niet bekend hoe lang de teelt er stand hield, maar zeker in de eerste helft der jaren 1700 was Diksmuide in zekere zin een centrum van tabaksteelt, wel niet te vergelijken met het Wervikse of met Harelbeke, maar toch was tabak er toen heel wat belangrijker dan in de overige gebieden van West-Vlaanderen.
In 1721-24 werden door het bestuur van het Brugse Vrije enkele enkwesten uitgevoerd nopens tienden op tabak die geëist werden door het kapittel van Sint-Donaas in Brugge, de abdij van Anchin en enkele andere tiendheffers in de gemeenten Woumen, Klerken, Zarren, Merkem en omliggende. De eis om tienden betrof ook aardappelen, hop en koolzaad. Dezelfde eis werd gelijktijdig gesteld in de streek van Kanegem en Lotenhulle, maar daar was geen spoor van tabak te vinden, een vermoeden dat de tabaksteelt er toen in het geheel niet voorkwamGa naar voetnoot(5).
Het Vrije steunde zijn onderhorige tiendplichtigen in die gemeenten en won vooraf uitvoerig inlichtingen in, liefst bij oudere landbouwers en vooraanstaanden zoals hoofdmannen en berijders, om na te gaan sinds hoelang de teelt er al op de akkers kwam en of er ooit tiend voor werd betaald. Het proces werd nadien nog verder gepleit in de Raad van Vlaanderen te Gent, maar wij weten niet hoe de zaak eindigde.
In 1721 werd een algemene petitie ingediend waarbij een aantal ouderen met hun handtekening bevestigden dat tabak sinds meer dan 40 jaar in Klerken, Zarren en Esen werd geteeld zonder ooit tiend te moeten betalen. Het Vrije wenste echter betere en meer concrete informatie en liet in 1723 en 1724 een 50-tal getuigen oproepen in het wethuis te Diksmuide. De ondervraagden moesten onder eed verklaren wat zij over het begin van de tabaksteelt wisten.
In 1723 was de tabaksteelt wel algemeen verspreid, maar enkel 35 van de 50 opgeroepen boeren verstrekten nauwkeurige details over de tabakscultuur in de omgeving van Diksmuide. Getuigenissen over de aardappelen werden door | |
[pagina 271]
| |
alle 50 getuigen afgelegd, een bewijs dat de aardappel toen reeds in alle lagen van de bevolking en zeker bij alle landbouwers was doorgedrongen. De tabaksteelt kende blijkbaar minder bijval want tabak kwam niet bij alle landbouwers op het veld.
Volgende getuigenissen, gemeente per gemeente, zijn het vermelden waard, omdat zij ofwel afkomstig zijn van de oudste getuigen, of van personen die door een of andere omstandigheid (in hun jeugd zelf meegeholpen op het veld), of door hun functie (hoofdman, pointer) beter geinformeerd waren dan de overigen, die meestal in hun getuigenis maar konden zeggen sinds wanneer zij zelf persoonlijk op hun hoeve met tabak waren begonnen.
De verklaringen van deze laatste reeks zegslieden laten wij onbesproken. Het gaat hier om tabaksplanters die sinds een 20-tal jaren voordien met de teelt begonnen waren. Rond 1700 was de tabak dus nog gestadig in uitbreiding. Er zijn evenwel geen gegevens beschikbaar over de omvang van de teelt, maar het tabaksareaal kan slechts een kleine minderheid van de cultuurgrond hebben ingenomen. | |
EsenMarcus de Vloo, 87 jaar oud, geboren in Hooglede, maar sinds 40 jaar te Esen, wist al ongeveer 40 jaar geleden tabak in Esen staan. Dit was dus rond 1683. Jan Roseeuw, 77 jaar oud uit Esen, getuigt dat hij 50 jaar geleden in Esen tabak wist planten, circa 1673. Eveneens tot 1673 loopt de getuigenis van Pieter de Vos, 80 jaar, gewezen berijder van Zarren, Esen, Woumenambacht, Klerken, Woumen. Merkem, Werken en omliggende. Jacques Bogaert, 72 jaar oud, uit Klerken, maar lang wonend in Esen, wist meer dan 40 jaar terug tabak staan, dus vóór 1683. Niclaes Maes, 63 jaar oud, gewezen hoofdman der prochie van Esen, heeft ‘weten planten den toeback’ in 1688. | |
KlerkenJacques vande Walle, 50 jaar oud wist sinds 40 jaar tabak staan en bij wie die verbouwd werd. Toen hij nog een kind was in 1683 had hij met zijn ouders bij de aanplanting geholpen. Zijn gebuur Mattheus Thevel. 60 jaar oud. haalt herinneringen aan die teruggaan tot 1683. Jan Vlaminck, pas 48 jaar oud, wist reeds 38 jaar tabak staan in Klerken, dus circa 1685. | |
[pagina 272]
| |
MerkemUit Merkem kwamen maar twee eerder jeugdige getuigen een verklaring over tabak afleggen. De tabaksteelt gaat er terug tot 1683. Andrie Melis, 50 jaar oud, heeft 40 jaar geleden zelf geholpen op het tabaksveld bij zijn ouders. Robert Trenson, 63 jaar oud, hielp 40 jaar geleden, dus ook in 1683, zijn vader bij de tabaksteelt op het veld. | |
ZarrenAlbertus vanden Driessche, 54 jaar oud, hielp tabak planten op het veld in 1686. Maryn de Waele, 65 jaar oud en Jacob de Secq, 72 jaar oud, sinds 1693 hoofdman van Zarren, gaan terug tot het jaar 1680, nl. 43 jaar geleden zag deze laatste verscheidene tabaksvelden in Zarren. Jan Ussele, 70 jaar oud, weet dat er in het jaar 1683 tabak stond te Zarren. Tot 1680 loopt de verklaring van Gillis Gheysen, 75 jaar oud, die als knaap in dit jaar te Zarren enkele tabaksvelden had gezien.
Uit al deze verklaringen kunnen we besluiten dat omstreeks 1680 vele tabaksvelden te zien waren in enkele aaneenpalende gemeenten rond Diksmuide. Aangezien de oudste getuigen de eerste tabaksplanters uit hun dorp niet meer bij naam kunnen aanwijzen, moet de teelt er minstens enkele jaren vóór de vroegst vermelde aanplantingen (Esen 1673) zijn verschenen, zodat de datering van de eerste partijen tabak in het Diksmuidse rond 1665-1670 moet vallen. De verspreiding gebeurde niet vlug en nogal tamelijk onregelmatig; tabak zal dus nooit een eersterangsplaats in het teeltplan hebben ingenomen.
In die tijd was Diksmuide, weliswaar in veel mindere mate dan Wervik, een centrum van tabakshandel geworden. In de jaren 1680-82 werd in de Raad van Vlaanderen te Gent een proces in beroep gepleit, dat in eerste aanleg al afgehandeld was voor de stadsschepenen van Diksmuide, tussen Jan du Chatelle en Jan Six, wegens het niet betalen van geleverde partijen tabakGa naar voetnoot(6), een aanwijzing dat er toen, en zelfs al vóór 1680, in Diksmuide tabak in grotere hoeveelheden werd verhandeld. Een min of meer uitgebreide tabakshandel in Diksmuide veronderstelt de aanwezigheid van een teelt in de omgeving die enkele jaren vroeger moet gestart zijn. | |
[pagina 273]
| |
Later zijn de tabaksteelt en de tabakshandel in de streek van Diksmuide fel achteruit gegaan. Wanneer dit gebeurde en welke de oorzaken hiervan waren, is niet te achterhalen.
In 1723-24 was de teelt er nog betrekkelijk ruim verspreid. In de getuigenissen komt niets voor wat op een achteruitgang wijst, maar in de tijd van Maria-Theresia, enkele decennia later, wordt geen melding meer gemaakt van tabakverwerkende manufacturen of tabakshandel in Diksmuide, wat laat vermoeden dat ook de teelt in de omgeving sterk verminderd was.
Rond 1760 was tabak een veel voorkomende smokkelwaar naar Frankrijk. Misschien lag Diksmuide wel te veraf van de Franse grens en wilden de smokkelaars zich dichterbij (Wervik, Komen, Harelbeke) bevoorraden?Ga naar voetnoot(7).
In de jaren 1800 vertoonde het Diksmuidse in zijn teeltplan hetzelfde beeld als de andere streken van West-Vlaanderen en was tabak er eerder zeldzaam.
Alleen Wervik en in mindere mate Harelbeke hebben tot in onze dagen inzake tabak een cultuur en een nijverheid gekend die het vermelden waard zijn. In Diksmuide en omgeving zal de teelt na een kortstondige opbloei een definitief verval hebben ondergaan. l. van acker |
|