baar wordt bij de Euclidische meetkunde (waar twee parallelle lijnen niet kunnen convergeren). Een vierde hoofdstuk tenslotte benadert de stijl van Pourbus op een bijzondere minutieuze manier, waarbij het duidelijk wordt dat hij in zijn kleine portretten een bijzonder begaafd fysionomist was ‘met de eenvoud van a-capella-zang’. In Bijlage volgen dan (1) reeksen documenten over zijn professioneel leven, (2) een oeuvre-cataloog ingedeeld in 40 gesigneerde en gedateerde werken en 24 nummers, die op stylistische gronden aan Pourbus worden toegeschreven, en (3) een catalogus van zijn cartografisch werk.
De bijzonder begaafde figuur van Pourbus (schilder, cartograaf, ingeniaris etc.) arriveerde te Brugge in 1543 en reeds 3 à 4 jaar later duikt hij met zijn allegorie op de Liefde (1547, Wallace Collection) als Renaissance-schilder op. Puur stylistisch blijkt dit werk dicht bij Jan Scorel te kunnen worden gebracht. - Van Scorel is overigens bekend dat hij samen met Lanceloot Blondeel het Lam Gods restaureerde. -
De gedateerde panelen beginnen dan vanaf 1551 met het Laatste Oordeel en Jan van Eyewerve en Jacquemyne Buuck, alle uit het Groeningemuseum. Deze laatste nog met het environnement van de handelszaak achter zich, wat daarna - analoog met Vanderweyden - een egale achtergrond zal worden.
De auteur wijdt overvloedig commentaar aan de Allegorie uit 1547 wat meteen de rederijkerij binnen de reële leefcontext van de schilder brengt, en de gelegenheid geeft nadruk te leggen op de opbouw van een schilderstuk, geheel naar analogie met de regels van de retoriek. Of hoe het heterogene van het iconografisch materiaal naar de afwerking toe inventio en elocutio wordt.
Pourbus zou zowat 40 jaar te Brugge werkzaam blijven. Auteur rekent als zijn grote verdienste het consolideren van de Renaissanceopvattingen, ook in het ideeëngoed van de kunstenaar; het verder zetten, mits adaptatie, van het erfgoed der primitieven; zijn veelzijdigheid, ook als togen-maker in 1549 bij de intocht van Filips II, als cartograaf met volkomen nieuwe oplossingen; als leermeester tenslotte voor zijn kleinzoon Frans (1569-1622). Deze zou eerst bij de aartshertogen te Mantua bij Vincenzo Gonzaga, uiteindelijk te Parijs bij Catharina de Medici, een type portretten ontwikkelen dat duidelijk aan de basis ligt van de eerste vorstenportretten van Rubens.
Uit deze schitterende doctoraatsstudie werd de Catalogus afgeleid die vanaf 28 juni de bezoeker van de Pourbus-tentoonstelling, in de Hospitaalzalen te Brugge, zal begeleiden.
A. DE WITTE