De Brugse Goltzius-tentoonstelling
dec. 83 - jan. 84
Deze herdenkingstentoonstelling gewijd aan Hubrecht Goltzius, schilder, graveur, muntenkundige, antikwaar, geboren te Venlo in 1526 en overleden 1583, was een uitstekende gelegenheid de vernieuwde studie omheen H. Goltz in de openbaarheid te brengen.
Dit gebeurde dan op schitterende wijze door conservator W. Le Loup die o.m. met een 210 blz. grote Catalogus, via bijzonder frisse didactische duidingen een vrij moeilijke materie spreidde over 6 zalen van het Brugse Gruuthusemuseum.
In de eerste zaal worden de tijdgenoten-vrienden en Goltz mét zijn familie (hij was zowel met P. Coecke als P. Breughel geparenteerd) en de reizen van Goltz doorheen Europa, op zoek naar munten, voorbeeldig voorgesteld. Hier is bijzonder belangwekkend zowel de presentatie van de Laurin-banden als deze van J. Pamelius, de voorstelling van Goltz' Dagboek met het zo eigene haarspeldengeschrift van de graveur Goltz, de referentie naar de Sermoenen van Broeder Cornelis e.a.m. Wat ons wel fout overkomt is de redenering van C.E. Dekesel (Catalogus, blz. 64 e.v.) waarbij hij, na onderzoek van de relaties in Douai die Goltz zou hebben bezocht in 1560, besluit dat Goltz reeksen namen toevoegde, in de inventaris achterin zijn Julius Caesar van 1563, zonder dat hij deze personen heeft gecontacteerd. Of dat het fichenmateriaal van Goltz gewoon niet exact was. Het lijkt ons aannemelijker dat Goltz nét voor de publicatie de adressen op punt stelde van de verzamelaars van munten die hij had gecontacteerd. Wanneer hij hiervoor de data in de inventaris moest geweld aandoen was dit een mindere kwaal dan dat hij een niet exact adres in 1563 opgaf.
Het prachtige Goltzportret in deze zaal, een gravure van Ph. Galle meent W. Le Loup, kreeg een epigram mee van G. de Marivorda, dat in Catalogus, blz. 22-23 niet wordt vermeld.
De tweede zaal biedt centraal de 5 in folio-uitgaven van Aeg. Coppens van Diest, Antwerpen, 1557-60: de Vivae imperatorum imagines, waardoor Goltz bekend werd aan de geleerdenwereld, en aan M. Laurin, die hem daarna naar Brugge haalde.
Daar omheen werden Brugse drukken gegroepeerd: in-quarto's van H. De Croock, P. De Clerck en J. Janssuene (een ontdekking van A. Vandewalle), een opvallend contrast zowel in lay-out als in afmeting en zelfs lettertype, al betreft het bij De Croock nog werk voor Vives en De Meyere. Hier wordt ook de relatie gelegd tussen Goltz en de gereformeerd gerichte M. Gheeraerts, Lucas de Heere en E. De Dene. Diens Fabulen verschenen net toen het atelier van Goltz niet meer functioneerde. Bovendien wordt hier ook duidelijk dat in deze kleine werkplaatsen ev. de drukker van de Sermoenen van broeder Cornelis moet worden gezocht (wellicht ook de Scriptor).
Een volgende zaal groepeert de vier in-folio's (1563, 66, 74, 76) naast de 12 in-8o en 2(+ 1) in-4o uitgaven, die in het Goltz-atelier te Brugge werden gedrukt in de periode 1563-66 en 1574-76. Alleen van het werk uit 1576 wordt Aeg. vanden Rade als atelierleider-technicus bij het drukken vernoemd. Bij de Goltz-publicaties is telkens het frontispies opengelegd om zowel compositie als thematiek van het werk binnenin duidelijk te maken. Bij de overige groeperingen is