Te IJzendijke. Zeeuws-Vlaanderen
Het vroeger gemeentehuis van IJzendijke, nu onder Oostburg, vervult als streekmuseum voor West-Zeeuws-Vlaanderen een nieuwe en bijzonder nuttige functie. Niet altijd is na de fusies van gemeenten voor vrijgekomen gebouwen een zo zinvolle bestemming bedacht. Tot half-oogst kan men daar, in de bovenzaal van de gast-exposities, een keuze bekijken van kantkloswerk uit de streek en ook van bodebussen. Over de bodebus hadden wij het reeds vroeger. (Biekorf, 1982, blz. 107). De inventor van het expositie-thema M. Agterberg, gemeentebode te Schipluiden en ambtshalve vertrouwd met de eretekenen van zijn beroep, is al aan zijn derde inventaris toe. Na die over de bodebussen in Noord- en Zuid-Holland (1980) en in Zeeland, Noord-Brabant, Limburg en een stukje België (1981) heeft hij nu ook een aantal ambtsversierselen van gemeenten, waterschappen en ambachtsgilden in Gelderland, Utrecht en Overijssel geïnventariseerd. Nog meer dan in zijn eerste twee albums heeft hij in dat derde deel werk gemaakt van gegevens uit het archief. Het illustratiemateriaal is weer overvloedig.
Officiële kentekenen als deze zijn moeilijk te situeren buiten hun bestaansredenen. Zij hadden en hebben nog een functie van herkenbaarheid, en men moet er meer in zien dan alleen maar een statussymbool. Bij ons is het verschijnsel nog maar bij enkele steden in zwang gebleven. Brugge en Gent zijn goede voorbeelden. Elders zijn ze met de laatste ambtskledij verdwenen. In Engeland denkt men daar duidelijk anders over, en ook in Nederland lijkt de traditie iets hardnekkiger. Zo heeft het museum te IJzendijke gepoogd een expositie op te zetten van ambtsketenen van Nederlandse burgemeesters, doch de heren konden hun sieraad zolang niet missen.
De betrokken voorwerpen verwijzen niet altijd meteen naar de functie die zij oorspronkelijk hebben vervuld, en die voortleeft in de benaming. Wat de bodebus betreft is dat duidelijk het geval. Daarvan blijven immers het meestal schildvormig teken en de ketting over, niet meer de bus die voor het opbergen van ambtelijke stukken heeft gediend. Nog maar eens een voorbeeld van hoe de benaming de praktijk heeft overleefd. Naast het historisch en functioneel aspect moet men ook het artistieke in het oog houden. Ambtstekenen als deze waren niet zelden het werk van zilver- of edelsmeden die ook met andere kunstvoorwerpen naam en faam verworven hebben. Er mag dus herhaald worden dat M. Agterberg ook op deze tentoonstelling juist over de grens een spoor heeft aangeduid dat bij verdere studie te volgen is. Het Streekmuseum te IJzendijke is, mede daarom, beslist een vrije middag waard.
G. GYSELEN