Biekorf. Jaargang 83
(1983)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Een ‘lochtbal’ schuilt in ieders hoofdZoals elders in Europa werd de 18de-eeuwse burger ook bij ons gefascineerd door natuurwetenschappelijke proefnemingen. Elektrische instrumenten, microscopen horen vaak bij de persoonlijke bibliotheek, zoals uit de veilingcatalogi blijktGa naar voetnoot(1). Dat de experimenten van de gebroeders Montgolfier, die op 4 juni 1783 hun eerste publieke demonstratie gaven met een luchtballon, in de Zuidelijke Nederlanden vlug tot navolging en deze navolging soms tot poëtische ontboezemingen leidde, is in Biekorf herhaaldelijk ter sprake gekomenGa naar voetnoot(2). Een fervent bewonderaar en beoefenaar van de nieuwe ‘hobby’ was de Gentse drukker-rederijker J.F. vander Schueren, die op 2 september 1784, samen met advocaat Lammens, in St.-Niklaas een miniatuur-luchtballon oplietGa naar voetnoot(3) en in zijn bekende periodiek Den Vlaemschen Indicateur enthousiaste bijdragen en berichten publiceerdeGa naar voetnoot(4). De jaargang van 1785 staat er vol vanGa naar voetnoot(5) en in de niet gepagineerde ‘bijvoegsels’ komen brieven voor over een luchtballon die in Gent op 13-2-1785 ter gelegenheid van carnaval opgelaten werd, een andere die in Constantinopel met drie passagiers de hoogte in ging, een derde die in Boulogne met twee luchtreizigers te pletter stortte, en mededelingen zoals een ‘inschrijving’ op een Luchtbal, met welke J. Eggermont ‘eene Luchtreyze voorstelt te ondernemen’. Regelmatig worden de experimenten aangekondigd en bespro- | |
[pagina 77]
| |
ken van een zekere ‘heer Blanchard’, aan wie Latijnse en Nederlandse verzen (van Vander Schueren?) worden gewijd naar aanleiding van zijn ‘luchtreis’ in Frankrijk (blz. 336) en Franse lofverzen worden toegezonden in het bijvoegsel van 3 december 1785. Diezelfde heer had op 19 november ‘in het Beluyk der Byloke’ te Gent een proefneming met een luchtballon verricht, waarvoor het stadsbestuur speciale verkeersmaatregelen nam, daar ‘het te vreezen is, dat door de groote affluentie van Volk, die deze Experientie ontrent de gezeyde plaetse zal verzaemelen, incoventiën zouden konnen ontstaen’Ga naar voetnoot(6). Ook rederijker Van Hollebeke uit Middelburg, die voor Vander Schueren boeken verkocht, heeft zich met luchtballons bezig gehouden en bij een van zijn proeven de naam van vader Cats mee in de ruimte gestuurdGa naar voetnoot(7).
Naar aanleiding van een mislukte proefneming in Wakken schreef de bekende P.J. de Borchgrave een gedicht dat wat ten onrechte ‘een alleenstaand stukje luchtvaart-poëzie in onze Vlaamse letterkunde’ is genoemdGa naar voetnoot(8). In de Naergelaetene tooneelstukken en rymwerken van de Ieperse rederijker Karel Lodewijk Fournier (1730-1803) is namelijk als ‘mengelgedicht’ Den lochtbal opgenomenGa naar voetnoot(9).
Fournier had in Parijs het schilderen geleerd en er belangstelling voor het theater gekregen. Hij bewerkte Franse blijen zangspelen en schreef ook origineel werk, niet onaardig, vrij vlot en leesbaar. Zijn gedicht over de luchtballon is geen poëtische beschrijving van een concreet experiment, maar een stuk moralisering: ‘luchtballen’ - d.w.z. ijle hoofden, opgeblazen geesten, waanwijze mensen, valse wijzen | |
[pagina 78]
| |
en pseudo-filosofen - zijn er altijd al geweest, ja erger, eigenlijk lopen we allen met een ‘luchtbal’ in het hoofd die als we niet oppassen, steeds kan ‘uitbreken’.
Men leze Fourniers werkstuk niet met het esthetisch aanvoelen van een 20ste-eeuwse criticus, maar met het relativerende besef dat de rederijkers leefden van de genade van de moralisatie. Het blijft alles samen een typisch, alhoewel niet erg geïnspireerd staaltje van de wijze waarop een actueel gegeven direct een symboolkarakter kreeg en getransponeerd werd naar een algemeen-menselijk, zij het daarom nog niet diepzinnig niveau. | |
Den lochtbalWat is heel Vrankryk gek, van dus te blaezekaeken,
Om dat heer Mongolfier een lochtbal wist te maeken;
Om dat dien schrandren geest, zig op de konst verstaet,
Waer door met huid en hair, men regt ten hemel gaet.
'T is waer het is iets vreemd, en ongemein voor dezen;Ga naar voetnoot(10)
Tog schoon dien franschman word met alle recht geprezen,
Het stuk is evenwel van zyne vinding niet,
Hoewel men eerst door hem, daer van 't gezigt geniet.
Voor men zyn lochtbal zag, kon men er duizend tellen.
Die twyffelt luistre toe: ik zal het hem vertellen.
Kend gy wel Dwaes- en Lomp? die altyd over straet,
Met een gefronsde kop, meer dwaes als staetig gaet?
Die zoo hoogmoedig ziet, en zich zoo hoog laet booren,
Of hij sultan was, of nog iets meer gebooren?
Die meind, schoon zot en bot, en zouteloos van praet,
Dat Cicero in hem vind een gelyken maet?
Zegt, kend gy hem? Zeer wel! houd voor gewis dan vrinden,
Dat in zyn narrenkop, een lochtbal is te vinden,
Die hem naer boven praemd; die maekt, dat hy gelyk
Waenzieken Icarus, wilt naer het zonneryk.
Een lochtbal schuild reeds lang, in 't hoofd van Ligtenzinne,
Een grootsche meid, spits, stout, verwaend door eigen minne
Die al de jeugd veragt; en geklyk van den troon
Gepraemt door eigen liefde, verwagt een koningszoonGa naar voetnoot(11)
Een lochtbal, schuild in 't hoofd van Staetgek, die door 't lezen
Van 't nieuwsblad, zig een krygs- en staetsman meind te wezen.
Een lochtbal schuild in 't hoofd van Cleon, die verkeertGa naar voetnoot(12)
| |
[pagina 79]
| |
Door dwerrelschriften, stout, all'heiligdom onteerd,
Die schoon hy niets verstaet, den wysgeer meind te maeken
Met zeegbaarheid, en deugd, en kerk, en staet te laeken.Ga naar voetnoot(13)
Een lochtbal schuild in 't hoofd van Slodder, die zig vry
Waent, om zyn slordigheid, van ydle hovaerdy.
In 't kort, in ieders hoofd is zulk een bal verborgen,
Die schoon hy heden schuild, uitbreken kan eer morgen:
Hier past dan geen verwyt, elk zie hoe hy bestaet,
En dekke met de liefd, zyn evennaestens kwaed.
j. smeyers |
|