Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 404]
| |
Drukker Pieter de Sloovere versus deken en hoofdmannen van de kamer van koophandel te Brugge
| |
[pagina 405]
| |
was het duidelijk: ‘by peuren spot ende schimp van die van hun neiringhe ofte ten minste met insighte van de voordere suppoosten daardoor te prejudicieren’. Immers, wat zou men van een aantal commissionarissen en makelaars buiten Brugge wel denken, wanneer men zou vaststellen dat ze niet eens voorkwamen op de lijst van de ‘actuele bedienende geswooren vrije makelaars ende commissionarissen residerende binnen Brugge’ zoals ze afgedrukt stond in de almanak gepubliceerd door de beëdigde drukker van de stad Brugge?
De aldus toegebrachte schade achtten de makelaars ‘irreparabel’ en eisten dan ook een passende boete waarvan zij het bedrag aan de wijsheid van de rechter overlieten, terwijl zij tevens eisten dat voortaan geen andere lijst meer door De Sloovere zou gedrukt worden dan die welke hem door het makelaarsgild zelf zou ter hand gesteld worden.
Tevens eisten zij dat hij ter greffie de ledenlijst zou neerleggen zoals ze hem door de secretaris van het makelaarsgild was overhandigd (om aldus te kunnen aantonen dat hij niet de officiële lijst had afgedrukt) evenals een kopje van het uitgeversoctrooi dat hem was verleend, teneinde na te gaan of hij zijn boekje te buiten was gegaan door zo maar naar eigen goeddunken te drukken. | |
De Sloovere bekent en ontkentPieter De Sloovere bracht in zijn verweerschrift de hele zaak tot bescheidener proporties terug. Tot hiertoe drukte ik alleen telken jare de lijst van deken en hoofdmannen, antwoordde hij, tot ik op de gedachte kwam een aantal gewone leden erbij te voegen ‘tot gerief van de vreemden die hier in de stad geen correspondenten hebben’. Zo voegde hij er 20 namen en adressen bij, maar terwijl hij aan het drukken was bedacht hij zich, verminderde de lijst tot 14 namen en voegde onderaan een aankondiging, vermeldend dat hij vanaf volgend jaar de volledige ledenlijst zou publiceren.
Waar lag hierin schimp of spot? Wie kon het hem euvel duiden dat hij in afwachting van die volledige lijst, aan veertien of twintig leden de gelegenheid gaf, zoals hij het kleurrijk uitdrukte, ‘het hooft van onder de presse te laeten uytsteken’? | |
[pagina 406]
| |
Missen is menselijkDe Sloovere gaf grif toe dat hij wellicht één of andere naam verkeerd had afgedrukt, en wellicht een vader die geen makelaar was, genomen had voor de zoon die lid was.
Maar ‘erreuren zijn lichtelijk begaen’ en telken jare beval hij zich trouwens bij de lezer aan om hem mogelijke vergissingen te signaleren, zodat hij ze kon verbeteren.
Maar wie zou er op grond van een paar van die vergissingen enig ‘prejudicie’ of schade kunnen bewijzen?
Al goed dat ik geen weersvoorspellingen meer druk, vond De Sloovere. Had ik moeten pronosticeren dat we in januari geen vorst zouden hebben, hetgeen anders is uitgevallen, dan zouden de heren van de Handelskamer wellicht ook kunnen gaan beweren dat ze hierdoor schade hadden geleden!
Belachelijk voorbeeld? Ja zeker, maar niet minder dan uw eis, zo vond De Sloovere, en, schreef hij, ‘gans de stad Brugge [vindt het] met mij’. | |
Ik ben een vrij manHet was de kamer van makelaars erg zwaar gevallen dat De Sloovere in een eerste verweerschrift geweigerd had een authentiek afschrift van het hem verleende octrooi ter greffie te deponeren en tevens verklaard had dat hij zelf besliste wat er in zijn almanak al dan niet gedrukt zou worden. De Kamer eiste dan ook nogmaals inzage van het octrooi en uitspraak van de rechtbank dat De Sloovere de lijst moest afdrukken zoals hij ze van hun greffier had ontvangen.
Het antwoord hierop van De Sloovere was uitermate strijdlustig.
Wat het octrooi betrof, dacht hij er niet aan het te exhiberen. Trouwens, dit octrooi had niets te maken met de inhoud van de almanak, maar regelde alleen de exclusiviteit ten gunste van De Sloovere. Waarom zou ik dit trouwens ter greffie deponeren, voegde hij er aan toe. Doet U even de moeite, mijne heren, de almanak open te slaan op het blad achter de frontispice: de tekst van het octrooi zoals het bij de vernieuwing op 10 juli 1762 werd verleend, staat er afgedrukt! | |
[pagina 407]
| |
Ik druk dus de namen die ik wil, vond hij en het is zeker de Kamer niet die zich tot censor mag opwerpen. Met welk recht? Waar was hun opdracht hiertoe?
Moest hij wellicht veronderstellen dat de zaken bij die heren zo slecht gingen dat ze er zouden aan denken zich met drukwerk te gaan bezighouden? Dat ze maar erg oppasten om aan zijn exclusiviteit te tomen: 's anderendaags zouden ze zich reeds voor de rechtbank bevinden.
In ieder geval zouden zij hem niet dwingen om naar hun pijpen te dansen. Hij stond niet onder de ‘ferule’ noch onder de orders van de eisers en trok van hen geen pensioen.
Hoe dan ook zou hij hun mooi bewijzen dat hij een vrij man was: vanaf het volgende jaar beloofde hij ‘heel de wet van de camere met appendentie en dependentie’ uit zijn almanak te schrappen. Dat zou ze leren. | |
Alle makelaars zijn gelijk voor de wetWaar De Sloovere het zeer uitgebreid over had was het verwijt dat hij ‘enige van de principaelste’ makelaars niet had vermeld. Hier kwam de aap echt uit de mouw vond hij: de klacht was geïnspireerd door een paar grote heren uit de confrerie, die zich hoger achtten dan de anderen. De Sloovere kloeg dit gebrek aan collegialiteit en democratie aan. ‘Eene slechte casake ofte eene goede casake aan 't lijf moet met gelijke oog aansien worden’ en de eisers ‘mogen geen distinctie maken van persoons, den eenen betaelt juist soo veel als den anderen voor zijn vrydom en is makelaar gelijk als den anderen’. ‘Heeft den eenen meer bequaemheyt? Is hij in meerder bedieninge? Heeft hij meerder correspondentien en commissien? Het staet de heesschers niet toe dat sij het doen blijken: sij en mogen geen distinctie maken van persoons’. Grote democratische principes kwamen hier dus te pas. | |
Waar bleef de oorspronkelijke lijst?Het ganse dispuut draaide uiteindelijk rond de vraag: had De Sloovere een volledige lijst van leden ontvangen van de greffier van de makelaars of niet en was het die lijst die | |
[pagina 408]
| |
hij gepubliceerd had? De Handelskamer eiste neerlegging van die lijst ter greffie en verzocht tevens de rechtbank om De Sloovere bij eed te doen verklaren dat het wel om de authentieke lijst ging.
De Sloovere weigerde kordaat de eed af te leggen en bracht er citaten bij te pas uit de boeken Exodus en Deuteronomium om aan te tonen dat men de naam Gods niet ijdel mocht gebruiken.
De Kamer vond dat die citaten hierbij te pas kwamen ‘gelijk het vijfde wiel aan eenen wagen’ maar De Sloovere vond integendeel dat hij meer dan redenen had om een eed te weigeren, ten aanzien van hun irrelevante, frivole en ongegronde eis.
Of het de lijst was die hij inderdaad van de greffier had gekregen of een door hemzelf samengestelde lijst, bleef hierbij onduidelijk. | |
EpiloogIn de verweerschriften voor het proces met de makelaars, leert men een strijdlustige en onafhankelijke Pieter De Sloovere kennen. Meteen ook een sarcastische en humoristische De Sloovere, die met zijn argumenten ongetwijfeld de lachers aan zijn kant moest hebben. Zonder veel risico van vergissing mag men aannemen dat hijzelf die verweerschriften opstelde, ook al kreeg hij wellicht juridisch advies van zijn raadsman. De inhoud was te bewogen en de taal te volks om uit de pen van een advokaat te komen.
De Sloovere was trouwens niet alleen beroepshalve een belezen man, maar had ook literaire vaardigheid. Het lofdicht dat hij schreef ter ere van Patrice Beaucourt de Noortvelde bewijst hetGa naar voetnoot(3).
Achter het geschil zoals het voor de rechtbank kwam, kan men een kleine wereld van persoonlijke tegenstellingen vermoeden: inwendige strijd en naijver binnen de kamer van koophandel, eigengereidheid of wellicht persoonlijke animositeit tegen bepaalde handelaars vanwege de drukker. | |
[pagina 409]
| |
Vermoedelijk ging het hier om een dieper conflict dan wat in de processtukken tot uiting kwam.
Jammer dat het dossier niet vermeldt welke uitspraak de Brugse magistraat in deze zaak deed. Het is niet uitgesloten dat er gewoon geen uitspraak kwam en dat de ruzie langzamerhand luwde.
In de ‘Grooten Brugschen Comptoir Almanack’ voor 1767 verscheen de traditionele lijst van deken en hoofdmannen van de makelaars. De Sloovere had dus geen gevolg gegeven aan zijn oorspronkelijk voornemen alle leden te vermelden en evenmin aan zijn bedreiging iedere referencie naar de Camere te schrappen.
Had het iets met het geding te maken dat De Sloovere tijdens 1767 de cliënteel van de stad Brugge verloor? Hij was voortaan geen officieel stadsdrukker meer en werd opgevolgd door de dynamische Joseph Van Praet, die ook reeds de exclusieve drukker van het Brugse Vrije wasGa naar voetnoot(4).
Eind december 1767 verscheen de ‘Grooten Brugschen Comptoir Almanack’ voor 1768: het was de laatste die onder de naam van Pieter De Sloovere verscheen. Hij was korts voordien, op 7 december 1767 overleden.
A. VAN DEN ABEELE |
|