Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
Een proces tussen twee Brugse drukkers Karel de Clerck tegen Pieter de Sloovere
| |
[pagina 380]
| |
duidelijk blijkt of dit een uitbetaald uurloon betrof of een verdeling van winsten over uitgevoerd werk.
Er was nochtans één activiteit waarvoor De Clerck beter uitgerust was dan De Sloovere, namelijk het drukken van kopergravures. Zo komt het dat hij in werkelijkheid de drukker was van de stadsplannen die in 1751 en in 1762 werden uitgegeven onder de naam van Pieter De SloovereGa naar voetnoot(3).
Op de vraag van de stadsmagistraat had De Sloovere in 1751 76 afdrukken gemaakt van het stadsplan van Marcus Gerards: 52 werden hem door de stad betaald à 10 schellingen per stuk en de overige 24 mocht de drukken voor eigen rekening verkopen.
Het proces van 1763 leert ons dat het De Clerck was die de koperen platen reinigde, de plannen afdrukte op papier hem door De Sloovere geleverd, en ze ook opplakte.
Voor zijn werk had hij 5 schellingen per stuk ontvangen.
Vanaf 1751 werd de samenwerking tussen beide drukkers intenser en drukten zij voortaan regelmatig voor mekaar of op elkanders persen, waarover in een apart boekje de afrekening werd bijgehouden.
Toen Pieter De Sloovere in augustus 1762 (ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van het plan?) graag een nieuwe voorraad stadsplannen wou aanleggen, en hiervoor weer de beschikking kreeg over de tien originele koperen platen, deed hij opnieuw een beroep op zijn collega De Clerck die voor hem vijftig exemplaren zou afdrukken.
Maar toen kwam de ruzie: De Sloovere weigerde achteraf de overeengekomen 5 schellingen per exemplaar te vereffenen en De Clerck trok naar de rechtbank.
Bij dezelfde gelegenheid eiste hij ook nog de betaling voor aanplakbrieven die hij in opdracht van De Sloovere had gedrukt.
De Sloovere betwistte de goede uitvoering van het werk voor wat betreft de Marcus Gerards plannen: vijf kaarten waren zó slecht afgedrukt dat ze onverkoopbaar waren, vijf | |
[pagina 381]
| |
exemplaren van één der bladen en vier van een ander ontbraken, De Clerck had de gedrukte bladen niet samengeplakt, zoals hij behoorde te doen en tenslotte had hij zonder toelating een aantal supplementaire exemplaren gedrukt en voor eigen rekening verkocht.
Rond dit meningsverschil werd dan gedurende drie jaar geredetwist. Na de klacht en de ‘replique’, kwam een ‘duplique’ en een ‘triplique’, waarop dan een ‘quadruplique’, een ‘quintuplique’ en een ‘sextuplique’ volgden. Handboeken en afrekeningen werden ter griffie neergelegd, eden werden gezworen of van de tegenpartij geëist: de twaalfjarenlange samenwerking tussen beide drukkers liep uit op een kletterende ruzie.
Welke argumenten door beide partijen aangevoerd werden, of wie er uiteindelijk gelijk had is voor ons verhaal niet zo belangrijk.
Wél leert ons dit proces iets méér over de dagelijkse praktijk van het drukken in het 18de-eeuwse Brugge. Specialisatie en het wederzijds doorgeven van opdrachten behoorden tot de gewone geplogenheden zoals het evenmin ongewoon was elkaars letterkasten en persen te gebruiken.
Tevens leert het ons dat Pieter De Sloovere slechts nominaal de Brugse stadsplannen van Marcus Gerards in 1751 en 1762 herdrukte: het werk werd in onderaanneming door zijn gespecialiseerde collega Karel De Clerck uitgevoerd.
a. van den abeele |
|