Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Het verleden van Egem en van Aartrijke uitgegevenTwee medewerkers van Biekorf lieten onlangs een dorpsmonografie verschijnen Deze werken zijn o.i. zo merkwaardig dat ze, in het koor van de steeds talrijker wordende dorpsgeschiedenissen, een aparte vermelding verdienen. Vooreerst en vooral VALERE ARICKX met zijn Geschiedenis van Egem (2 dln., 598 + 598 blz., krtn.). V. Arickx is niet aan zijn proefstuk. In 1951 schreef hij een eerder beknopte maar zeer goede Geschiedenis van Pittem, zijn geboortedorp, die nog steeds als model staat voor alwie een lokale monografie op het getouw zet. Zijn werk over Egem, dat sinds 1977 met Pittem werd gefusioneerd, is nog beter, nog omvangrijker, ja, behaalt het bereikbare summum! Egem is een dorp van amper 1.000 inwoners, in de streek betiteld als het kakkernest, een dorp zogezegd zonder geschiedenis. Er stond een kasteel, geportretteerd door Sanderus, verdwenen kort na de eerste wereldoorlog, maar meer scheen er over het oude Egem niet te vertellen. Un peuple heureux sans histoire! Nu springt Egem ineens boven het hoofd van iedereen en kan fier gaan op de omvangrijkste Westvlaamse dorpsmonografie. Het eerste deel gaat tot de Franse tijd en steunt volledig op archief. Gelukkig kon de hand worden gelegd op o.m. een aantal kerkrekeningen van vóór 1600 en op ander oud archief, zodat het middeleeuwse Egem, gelegen in de kasselrij Kortrijk (roede van Tielt) enigszins aan bod kon komen. Bijzondere aandacht krijgt de feodaliteit. De bodem was versnipperd in een ongelooflijk aantal lenen en heerlijkheden, maar een exacte kaart hiervan kon niet worden samengesteld. Het tweede deel, even accuraat en uitvoerig opgesteld, behandelt het moderne Egem. Belangrijk is hier o.m. een hoofdstuk ‘Sparen in armoede’, dat aandacht geeft aan de eigenaardige sociale werker onderpastoor Henri Vandendriessche, die te Egem stond van 1878 tot 1891. Deze uitzonderlijke figuur (Otegem 1839 - Aalbeke 1904), die nog steeds wacht op een meer uitvoerige biografie, voerde in Egem een sociale actie avant la lettre en in het bijzonder zijn pogingen om het spaarwezen in Egem te introduceren worden uitvoerig uiteengezet. Dit deel eindigt met een uitgebreid alfabetisch repertorium van de Egemse families, een ware goudmijn voor alle genealogen. Beide delen lezen lijk een roman met titels en ondertitels die direct aanspreken, en een volmaakt evenwicht scheppen enerzijds tussen het exacte, wetenschappelijk verantwoorde gegeven met bibliografie en al, en anderzijds de onderhoudende toon die de belangstellende Egemnaar, in zijn zetel gezeten, met gemak terugvoert naar de verre tijden waarin zijn voorouders leefden en werkten. In deze monumentale en magistrale Geschiedenis van Egem heeft V Arickx zichzelf overtroffen en zijn faam als historicus blijvend bevestigd. Wie in West-Vlaanderen een lokale monografie opzet, kan de voorbeelden van Pittem en vooral van Egem niet voorbijgaan. | |
[pagina 317]
| |
Even flink gedocumenteerd en met evenveel liefde schreef pastoor JULES POLLET zijn Bijdragen tot de Geschiedenis van Aartrijke 898-1740 1216 biz., ill., krtn.). Ingedeeld in hoofdstukjes rond een bepaald tema behandelt hij nagenoeg alle aspecten van het oude Aartrijke, een middelgrote gemeente uit het Brugse Vrije. Onzes inziens zijn er een tweetal stukken die boven het lokale uitstijgen. Vooraf het hoofdstuk waarin het Gallo-Romeinse Aartrijke wordt besproken. Voor het eerst staan nu alle bereikbare gegevens bijeen over deze periode betreffende Aartrijke en omgeving. Het oude Aartrijke zou voorwerp van opgravingen en verdere (toponymische) studie moeten worden. Hier ligt een opdracht die het kader van deze Bijdragen verre te buiten gaat, maar ongetwijfeld belangrijk moet zijn. In Aartrijke bestond sinds 1669 een broederschap van de vrijwillige slavernij tot O.-L.-Vrouw. Dit komt in onze streken niet zo veelvuldig voor. De vrijwillige slavernij tot O.-L.-Vrouw komt uit Spanje, waar destijds ook de vrijkoping van christenslaven door Trinitariërs en Mercedariers bekend was. Naar deze beweging tot vrijkoping van christenslaven, ontstond de vrijwillige slavernij tot Maria. Via het Hof van Albrecht en Isabella in Brussel waar de augustijnerpater en hofkapelaan Bartholomeus de los Rios er de propagandist van was, geraakte deze speciale devotie bij ons bekend. De grote verspreider was de Waalse minderbroeder pater Maximiliaan Lenglez, die in 1636 over deze godsvrucht tot Maria een boek uitgafGa naar voetnoot(1). De minderbroeders schijnen de devotie blijvend te hebben gepatroneerd. Te Brugge verscheen in 1663 bij Lucas vanden Kerckhove het boek Instellinghe ende Weerdicheyt van het Broederschap van O.L. Vrouw ter Slaven, geschreven door de Brugse minderbroeder Alexis de LannoyGa naar voetnoot(2). Waarschijnlijk naar het voorbeeld van Brugge waar sinds 1638 in de kerk van de H. Magdalena een gelijkaardig broederschap was ingerichtGa naar voetnoot(3), werd er ook te Aartrijke in 1669 een broederschap van O.-L.-Vrouw ter Slaven ingesteld. Het werk van J. Pollet behandelt uitvoerig de geschiedenis van deze broederschap tot haar opheffing door Jozef II in 1787 (blz. 110-115). Bij ons weten is dit een primeurGa naar voetnoot(4). De Geschiedenis van Aartrijke werd vlot geschreven, steunt op archief en de meest recente bibliografie. Waarom 1740 (en bvb. niet de Franse Tijd?) als eindpunt werd genomen is niet duidelijk. Wij verwachten met spanning het deel van 1740 tot onze dagen. Beide werken zijn een belangrijke aanwinst in de nu al druk bezette rij der dorpsmonografieën. De tijd van de minuskule parochieboekjes van kanunnik Tanghe is voor goed voorbij L.V.A. |
|