Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
MengelmarenBrugge in de geuzentijdEen bijzonder gelukkig initiatief werd zowel de gelijknamige bundel studies (239 blz., ill.) als de bijhorende tentoonstelling, die als initiële bedoeling had de Brugse Synode 8-9 mei 1582 - de laatste provinciale Synode in de Zuidelijke Nederlanden gehouden - te herdenken. Het geheel werd niet alleen een publiek eerherstel aan deze zolang in het Zuiden vergeten christenen, maar ook aan de 19e-eeuwse historicus Hendrik Quirinus Janssen die met zijn werkstukken uit 1856 (De Kerkhervorming te Brugge) en 1868 (De Kerkhervorming in Vlaanderen) zoveel heilige toorn had opgewekt bij vaderlandse geleerden als C. Carton, E. de Coussemaker, Th.I.J. Arnold, A.C. De Schrevel. Concreet brengt de bundel Brugge in de Geuzentijd, gepresenteerd door de ‘Werkgroep voor de Geschiedenis van het Protestantisme in Brugge en het Brugse Vrije’, een behoorlijke inleiding op het thema Brugge in de Geuzentijd, met vernieuwende bijdragen van Ludo Vandamme over de periode 1560-66 te Brugge en van pastoor J. Geldhof over de periode 1578-84 in het Vrije. J. Decavele, Gents stadsarchivaris, behandelt de aanloop 1577-1578, geleid vanuit Gent en met de nadruk op de alomaanwezige Peter Datheen. Hij stelt nog eens heel duidelijk de tegenstelling Oranje-Datheen, Hembyze en wijst op de revolutionaire élan die van Gent het tweede Genève wilde maken. J.V. Van Dooren brengt een tekstuitgave van de acta van de Kerkeraad van Sluis over de periode 1578-82, terwijl G.A.C. Van Vooren vernieuwd materiaal aanbrengt over Aardenburg in de periode 1578-83. A.M. Koldewey brengt vnlk. een remake van de vroegere bevindingen van Janssen t.a.v. Capito. D. vander Bauwhede brengt in dezelfde zin een heruitgave, doch met uitgebreid commentaar op de notulen van de Brugse Synode 1582. Niet rechtstreeks politiek gericht zijn de teksten resp. van N. Geirnaert, die Jan van Gheldere meent te kunnen aanwijzen als initiatiefnemer voor een openbare bibliotheek te Brugge in de jaren 1578-84, en het overzicht van A. Dewitte van zowat honderd jaar reformatorische strekkingen in het Brugse. M. Rijckaert brengt bericht over de publicaties sinds het verschijnen van de studie van J. Decavele, De Dageraad van de Reformatie in Vlaanderen, 1975. Dit alles betekent dat er redenen te over zijn de Werkgroep in stand te houden. Inderdaad beschikt men technisch nauwelijks over valabele studies ten aanzien van de door Brugge en het Vrije gevoerde politiek vanaf Cornelis de Baersdorp om met goed gevolg conclusies te kunnen trekken. Wellicht is hier hoofdoorzaak van de quasi onleesbaarheid van de Brugse Secrete Resolutieboeken, zeker voor kersverse studenten, doch evengoed voor getrainde historici. De idee alleen al dat een werkcomité een transcript zou brengen dat na interne discussie aanvaardbaar is, zou een reeks problemen oplossen die op vandaag nog steeds laten teruggrijpen naar de publicaties van de voorgangers uit de 19e en de beginjaren der 20e eeuw. | |
[pagina 192]
| |
Keren wij nu naar de tentoonstelling, een opzet van M. Goetinck, L. Vandamme en J. Vanden Heuvel. De begrijpelijke weigering, zowel door Brugge als op het kasteel te Amerongen, de panelen ter beschikking te stellen met de portretten van resp. de minderbroeder Cornelis en de augustijn Rogierius de Jonghe, beide inquisiteurs vanaf 1572; van politici als Jan Wijts (met echtgenote Margareta van Lichtervelde) en Adolf van Meetkerke; bracht lacunes die fotografische weergave niet kon goedmaken. Evenmin kon de confrontatie gebeuren tussen de Protestantse familie aan tafel. uit de collectie van Groeninge, en het voogdenportret van Joris van Brakele, om de hypothese van M. Goetinck te illustreren. Wél waren aanwezig de gravures van Fr. Hoghenberg met de terechtstelling van de Brugse minderbroeders en de uitdrijving uit hun klooster van de overigen in 1578 en de realistische notulen van de ondervraging van Fransois Voughenaere; ook de arrestatie van de Brugse en Ieperse bisschop mét Ph. de Croy in het Hof van St.-Baafs, okt. 1577; nochtans ontbrak bv. het portret van zowel C. De Baersdorp als Peter de Corte (van deze laatste bestaat een prachtig humanistenportret op het Bisdom Brugge). Wél waren aanwezig, fotografisch opnieuw, een uitvergroting van het te Wenen bewaarde portret van Hembyze, naast 18e-eeuwse gravures van Gomarus, Datheen, M. Lambrecht; doch niet J. Lernout, niet B. Vulcanius, niet R. Drieux. Het kaartenmateriaal was dubbel. Vooreerst een reeks kaarten i.v.m. de Beeldenstorm, vanuit de Nieuwkerkse tentoonstelling overgenomen; een tweede, dan uitgebreide, kaart van het Calvinisme in het Brugse Vrije, opgemaakt naar Hs. 16638-16646 van de K.B. Brussel. Wellicht had hier duidelijker moeten gesteld worden dat de arceringen alleen op de gegevens uit de bundel betrekking hadden. (Zowel Schore West, als Watervliet Oost waren eind 1579 Calvinistisch bv. met te Schore wijlen de pastoor Pieter Baudens als predikant). Wat de gepresenteerde archivalia betreft - één van de hoofddoelen van de inrichters was het publiek met de originelen in contact te brengen - bleek heel duidelijk dat het studieveld van L. Vandamme in grote mate verantwoordelijk was voor de aanwezigheid van de Crimboeken, Examinatie-boeken, Informatieboeken uit RABrugge; voor de Confiscatieregisters uit SABrugge en ARABrussel - vb. de confiscatie van de goederen van de familie Chantraines-, en de Inventaris vanden goedinghen van Maercke Gheeraerts met o.m. drije taeffereelen ende een quaerte; de Belastingscohieren - zo deze slaand op de ouders van Gomarus. Zoals de Crimboeken van het Vrije de verhoren van Jacob de Rore illustreren, zo kwam uit RAKortrijk de procesbundel Jan Camerlinck. Losse portefeuilles boden dan handtekeningen van Alva, Hembyze, Oranje e.d.m. Uit het Brugse SA kwamen ook de Rekeningen van de Waalse (onder Jan Haren) en Vlaamse (onder Capito) Gereformeerde Kerk te Brugge 1578. Het Archief van het bisdom Brugge was ten onrechte niet aanwezig. Naast dit ‘kleingoed’ stonden duidelijk centraal het hogergenoemd Brussels Hs met Verslagen van de conferenties der predikanten (het exemplaar van Tilman Cupo, van de Kerk van Westkapelle), waaruit o.m. de verslagen der Brugse 1582 Synode stammen, en een item uit | |
[pagina 193]
| |
RAMiddelburg, waarin de Brugse Synode, nov. 79 voorkomt. Uit Middelburg waren verder ontleend de Acta van de classis Zuid-Beveland, en deze van de Kerkeraad van Vlissingen en Sluis (1579-87). Uit het Brussels ARA kwamen de boedelbeschrijving van de uitgeweken Marcus Gheeraerts; uit de parochie Meetkerke de Antwerpse Bijbel 1556 die in de Calvinistische periode bij de woorddienst werd gebruikt. Zo komen we aan de laatste afdeling: de bibliofiele inbreng. Deze kon, dank zij medewerking zowel van de Brugse Seminariebibliotheek als de UBGent bijzonder verzorgd worden. Zo trof men (naast postincunabels met Luther-stellingen, uit de aankopen van Malou) hier vier edities van de Historiën van Broeder Cornelis (deze uit 1569; 1625-35; 1640; 1714), naast zijn Seven Sacramenten (1556) en Speghel der thien geboden (1554, te coopen bij Jan Verbuere op den Burch an sinte Donaeskercke, inden gulden ABC); van Jacob vande Velde, evengoed inquisiteur, doch augustijn, een Cort betooch der vvarachtigheyt des lichaems jesu christi uit 1580!, naast zijn vertaling, P. de Clerck 1567, van Lindanus' Een claer betoogh vanden oorspronck der Lutherie. Wat de inname van de stad betreft waren 2 drukken uit 1578 uit de VBGent aanwezig. Van de moordpoging op de prins van Oranje te Brugge, 1582, lagen niet minder dan zeven drukken, waaronder twee Plantijns en één Brugse (Thomas Moerman); van de geslaagde moordpoging, 1584: één Plantijn en één uit Parijs (Pierre Jobert). Er lag overigens ook een Moerman-uitgave 1582 van de intrede van Anjou, en een Jansseunedruk, 1584, over de vrede van Brugge en het Vrije met Parma. Van De Clerck was er overigens ook, uit 1571, een druk over de (katholieke) Synode te Brugge gehouden. Er lag tenslotte ook het anonieme Histoire veritable des choses les plus signales et memorables qui se sont passées en la ville de Bruges uit 1588, waarin de prins Ch. de Croy op een duidelijke wijze wordt bijgetreden. Verder waren nog pogingen aanwezig om via drukken van Erasmus, Cassander en Vives - van Cassander twee Keulse edities omheen de misviering - een inleiding te brengen op de bijdrage van het Humanisme tot de reformatie te Brugge. Dit thema kon wegens plaatsgebrek nauwelijks worden geduid. Als handschriften waren natuurlijk aanwezig Zeghere van Male met zijn Lamentatie; Guillaume Weyts met zijn Kroniek 1571-84 (alleen in 18e-eeuwse versie uit UBGent, Hs 460, niet deze van Melle) en het fraaie handschrift van Van Vaernewijck, UBGent, Hs 2469; niet het Diarium van Ph. Van Campene, KBBrussel 16.892-16.893. Vanuit Middelburg was zelfs een fragment van 15e-eeuwse handgeschreven Bijbel opgestuurd (I Samuel 7), die omheen de Acta van de classis van Zuid-Beveland was gevonden. Al met al een boeiende en vrij gevulde tentoonstelling, waarvoor wel enige vertrouwdheid met het onderwerp van node was en waarvan ook de nageschiedenis niet bestaat zoals blijkt uit een overzicht der vnlk. Calvinisten in het Noordvrije nog in 1610 (Westvlaamsch Archief, 1939-1940, blz. 17-19). Wellicht kunnen dergelijke aanlopen naar ooit uitmonden in een blijvende opzet: de realisatie van een Museum van de Geschiedenis van de stad Brugge, waar panelen, litteraire naast archivalische stukken een blijvende plaats en een definitieve catalogus kunnen krijgen. A. DEWITTE | |
[pagina 194]
| |
BijlageHieronder brengen wij in aansluiting bij de tentoonstelling een bijlage die te belangrijk is om niet speciaal te worden onderstreept. Het betreft de kopie die Ch. Custis zou hebben gemaakt van het Hs. van Guillame Weyts, nu bewaard in het College der Jozefieten te Melle. De tekst van Custis, Cort begrijp van alles het gone binnen brughe ofte daer ontrent geschiedt is sedert het jaer 1571 tot 1583, is nu Hs. 460 van UBGent. Dit laatste Hs., 136 pag. groot, heeft over het jaar 1571 één pag. tekst; over de jaren 1572-77 niets, behalve over 1576 een halve bladz. Reëel begint het, dagboek, pas op 1578, met bijna 50 pag. over 1583, en de pag. 107-131 over 1584, jaar in de titel niet vermeld. Er is nog meer. Het Hs. berustend te Melle werd in 1869 door E. Varenbergh gedeeltelijk uitgegeven als Chronique Flamande; een tweede stuk ervan in 1969 door R. Willemijns onder de titel Een teruggevonden Hs. van de 16e eeuwse Kroniekschrijver en ‘Poëet’ Willem Weydts. Beide auteurs spreken van een onmogelijk taalbeeld en kunnen moeilijk de teruggevonden teksten met de auteur zelf laten overeenstemmen. Hieronder brengen wij het fragment bij Weyts over de de valsche leerijnghe der lutheranen (bedoeld wordt de Calvinisten), met de bedoeling de vergelijking mogelijk te maken met de uitgave bij Willemijns (blz. 8-11). Het verschil in zowel taalbeeld als logica is zo groot dat het duidelijk is dat de in 1869 en 1969 gebrachte edities duidelijk niet op een autograaf van Weyts, wel op kopiistenwerk, wellicht van een van beide bezitters van het Hs. (ofwel Vincent de Deyster ofwel Barbara van Beversluys) terug gaat. Waardoor het 18e eeuwse Hs. van de UBGent, voor zoverre dit volledig is, op een betrouwbaar origineel teruggaat en in de plaats moet gelezen worden van de reeds voorhanden teksten. Waardoor bovendien de inhoud alles aan waarheid zal winnen. Want tot nog was het nauwelijks doenbaar Weyts te citeren. Als eigenschappen van het fragment hier moet worden geduid dat Custis wel Z en S door mekaar haalt zoals hij ook scimpen en schimpen schrijft.
UBGent Hs 460, pag. 132-136.
CORT VERMAEN van den valschen sin der lutheranen ende haere valsche leerijnghe teghen haere wercken
door den selven Guillame Weyts
O CATHOLIJCKEN, en wilt noijt gheen ghehoor geven aen de lutheranen, maer de doodt liever sterven dan de lutheranen te ghelooven. Sij commen eerst met een schoone sprake, maer in den steert licht haerlieder fenijn. En wacht hu wel van huerlieden, want sij sijn bedriegers der menschen; ten sijn maer mutmakers, ende het sijn groote diefven, groote lugenaers, ghelijck men verstan can uyt dat hier volght. In den eersten hebben sij geseijt dat het geloove is liber, ende dat | |
[pagina 195]
| |
het is (e)en gave van godt; maer contrarie hebben sij gedaen. Want alle catolijcke lieden, geestelijck ende weerelijck, hebben sij bedwonghen, ja bedroghen de catholijcke religie te laeten, ende de h. daeghen te wercken ende te doen wercken, ende de catholijcke noch seer bedwonghen. Sij seijden dat wij moeten ons vianden lief hebben ende beminnen, ende deucht doen; contrarie hebben sij gedaen, want sij hebben de goede priesters ende de geestelijcke mannen (pag. 133) ende religieusen gedoodt, bespot, verjaeght, ende berooft, ende de goede catholijcke mannen gevanghen, gedoodt, berooft, verjaeght, de wethouders ende het goede gemeente gevangen ende uijt den lande gesonden, met een brieveken, en som heurlieder goederen geconfisqueert; ende buijten de poorte uijtgeseijde lieden berooft ende gepillieert ende ghequest, om te vermoorden. Dit hebben sij gedaen om dat sij alleene souden ghebruijcken heurlieder religie ende valsche leerijnghe ende quade opinien; om datter niemant en soude teghen seggen. Sij hebben de catholijcke kercken versmaet, veracht ende ghebrocken tot den gronde toe, ende de kercken gherooft ende ghepillieert van alle goederen, ghelijck roovers ende dieven. Ende sij seijden dat waeren tempels van afgodisten, ende tempels van sondaeren. Ende als sij catholijcke kercken in heurlieder handen hadden, sij hebben der snoodelijcker in de presse ghehouden; ende van de reste van de kercken hebben sij turfhoecken gemaect, ende noch veel verlooren stinckende hoecken gelaeten; daer de lutheranen in maeckten heurlieder gevoeg, dat schande was om siene. Ende noch van de reste van de kercken hebben sij verheurt de boeren, om daer in te legghen vruchten van het lant, ghelijck of het waeren schuren, daer van te vooren te cleene waeren om de catholijcke persoonen te bidden ende omme godts dienst daer inne te doene. Sij hebben de pristers veracht ende (pag. 134) versmaet, omdat sij niet en waeren voor den aermen, ghelijck sij waeren voor de rijcke. In contrarie hebben sij de catholijcke kercken beseten; ende als sij de kercken in handen hadden, soo ginghen de ministers ende die van het consistorie wel met de lijcken van de rijcke persoonen. Ende de schamelijcke lijcken lieten sij wel alleene commen, ghelijck al of het beesten waeren. Ende de rijcke lieden hielden sij in groote estime, ende de schamele ende de aerme lieten sij dragen, ende maecten cleene conversatie met de schamele. Ende alsoo bedrijgen sij de lieden met valsche woorden ende schoone sprake. Zij hebben oock ghescimpt met het luijden van de clocken in de catholijcke kercken. Ende sij seijden dat het waeren baes bellen. Ende als sij hebben de kercke ghehadt naer heurlieder sin, sij hebben alsoo seere gheluijt met de clocken dat het een wonder was voor de presse. Ende naer de presse, ende in diversche begravijnghen, men hoorder noch men sagher op sommighe tijden van het luijden. Maer sij staelen veel van de clocken hier te brugghe. Zij schimpten oock seere met het stellen van de kerssen voor de heijlighen ende voor dat h. sacrament, ende inder dienst van de h. misse. Ende zij selve, als duc d'alenson binnen brugghe quam, ter eeren van hem moesten branden vier hondert torssen. Zoo de (pag. 135) lutheranen doen liever de groote eere voor den mensch ofte voor een verrader, ghelijck dat heeft ghebleeken aen hem, dan dan dat sij de eere voor godt doen souden, ofte voor sijn heijligen. | |
[pagina 196]
| |
Hier aen cont ghij wel sien de valscheijt van de snoode lutheranen ofte van dat botte calvijns volck. Zij verboden ende sij schimpten dat de catholijcke vierden de h. daeghen van de apostelen, ende vier evangelisten, en sij seijden dat het al insettijnghe van menschen was; dit maeckte het ghemeente wijs. Ende sij selve hebben geboden met trompilienGa naar voetnoot(1) om de stadt ende met seker gebodt ter hallen uijt dat men soude vieren alle de biddaghen die capito ende de ministers ordonneren sullen, ghelijck den h. paessche dagh te vieren. Niet en waeren dese biddaeghen gheordonneert op sondaeghen ofte h. daeghen maer op wercke daeghen, om dat het ghemeente soude daer in onsticht sijn. Was dit niet insettijnghe van menschen? Ende van de menschen h. daeghen ghemaeckt? Maer niemant en mochter tegenseggen, ende sij schimpen met de h. vergaederinghe, ofte processie te draeghen van de pristers in de kercken; en zij lieden hebben selve processie ghemaeckt ende doen daghvaerden alle de dekens met den eedt op groote boete, dat sij souden commen op den burgh vergaderen om met de wethouders te gaene naer de presse in ordine, twee ende twee saemen (pag. 136) processie wijs, alsoo naer de kercke. Alsoo sijn de lutheranen valsch in huerlieder saecken. FINIS. | |
Memorietafel 1605In het reeds vanaf 1579 bekende cabaret Vlissinghe, Blekersstraat. Brugge, bleef onderstaande tekst bewaard op een houten memorietafel, die, naar de overlevering vertelt, de oudste cabarethouder voorstelt met zijn vrouw, beide in zwart, bruin en wit geschilderde oude mensen. De tekst zelf luidt als volgt:
Jndt Jaer sestijen hondert ende vijf
Stierf den Ouden Teunis en sijn Wijf;
Sij waeren beijde over de hondert Jaren oudt,
en vijfentseventich Jaren tsamen Getroudt.
Sij storven beijde op eenen Dach
Datmen wel met groodt Wonder aensach.
Dits hier gestelt tot een memorije
Godt verleene haer de Eeuwighe Glorije.
A. |
|