Quellijnghe van Gheesten
Westkapelle, 1538
Kathelijne Onbaert, weduwe van Boudin Beernaert. handwerckere, proostlaat in Westkapelle, bekende op 26 augustus 1538 te Brugge dat zij sinds lange tijd, en spijts de vermaningen van de Proostse Wet..
zou haar gheneert heift (met elckerlic diet an huer begheerde) Raet te ghevene jeghens quellijnghe van gheesten ende alle manieren van andere ziecten, ende ooc de lijeden te helpen wijsene ende weder te doen hebbene ghestolen of verloren goedt, ende meer andere zaken;
daerinne zou gheuseirt ende ghebezicht heeft diverssche ongheoorloofde ende supersticieuse middelen ende manieren, al in vercleenijnghe van gode al machtich, contrarie zijnen gheboden ende vander helegher kercke.
Zij wordt, midden een geheel van ter dood veroordelingen wegens anabaptisme, veroordeeld
ghestelt te wordene openbaerlic up een scavot inden burch (te Brugge), met een ghelen scoof, zes bonden rijs, ende een panne met viere voor huer staende. Voort met een huve of paeruucke van vlasse up huer hooft (mids dat zoe geen haer en heift), die men up tzelve huer hooft verbarnen zal. Ende boven dien ghebannen te wordene vichtich jaren uten lande van Vlaendren.
S.A.B., Verlijdboeken 1537-1555, fol. 11-11v, 26 aug. 1538.
A.D.