Biekorf. Jaargang 81
(1981)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
Kostschoolhouder F.D. Hans
| |
[pagina 374]
| |
Concrete details biedt de Gazette van Gend van 4 oktober 1790Ga naar voetnoot(3). Hans wordt door zijn Corps Volontairen met kolonel aangesproken. Op 3 oktober legde deze eenheid de eed van getrouwigheyd aen de Staten van Vlaenderen af, in aanwezigheid van een aantal gedeputeerde leden dier Staten. Een gezelschap Vrouwen en Jonge Dochters der Stad Gistel schonk een vaderlandsche Gifte met een schoon Rym-Dicht. Vervolgens defileerden de jonge Opvoedelingen van de vermaerde Academie van den Heer Hans, alle in schoone Uniforme met Trommel en Vaendels. Eén van die opvoedelingen declameerde het stuk L'Académie à Nos Seigneurs les Députés des Etats de Flandre:
Elèves d'une Académie,
Dont le but principal est de nous inspirer
Les bonnes Moeurs, l'Amour de la Patrie,
Pourquoi notre âge encor trop tendre
Nous empêche-t-il de jurer,
Que nous sommes prêts à défendre
Jusqu'à la mort notre Pays
Contre ses Traitres Ennemis;
Mais puisque le défaut des ans,
Tient enchainé notre courage
Du moins à la Patrie offrons un juste hommage
Dans ses dignes Représentants.
Na afloop van deze patriottische plechtigheid bezochten de Gedeputeerden der Staten van Vlaanderen, waarvan de zetel te Gent was, het schoolgebouw. Graaf de Lichtervelde uit Gent kwam zo diep onder de indruk van de pedagogische kwaliteiten of van het politiek engagement van de directeur dat hij enkele weken later terugkeerde met twee zoontjes, om ze toe te vertrouwen aan zijn goede zorgen. Het spreekt vanzelf dat de hooggeplaatste bezoeker toen opnieuw de Gistelse Volontaireneenheid schouwdeGa naar voetnoot(4). Na de roemloze afgang van de patriottische troepen en na de Oostenrijkse restauratie (einde van 1790) hernam het schoolleven zijn stille gang. De leerlingen vierden de verjaardag van hun directeur op 31 januari 1791. Er verschenen uitvoerige examenuitslagen, die o.m. lieten blijken dat de jongeheer François de Lichtervelde nogal goed was in Frans en wiskunde, met de Bruggelingen Anselme van Caloen, Antoine de Stoop en Frederic-Constantin de Beir als rivalen. De leerling Jacques Hans uit Wallingford, Engeland (zijn geboorteplaats?) moet een zoontje van de directeur geweest zijn. Waarschijnlijk roomde de Gistelse Academie nogal sterk de gevestigde kostscholen van steden als Brugge af. Plots verschenen in de Gentse Gazette advertenties voor de Académie, tenue à Bruges par Simonau. F. Simon(e)au pakte uit met de ervaring van twintig jaar leraarschap in de Engelse colleges van Brugge en BornemGa naar voetnoot(5). Ook de Brugse kostschoolhouder L. van Boterdael vroeg dezelfde maand de aandacht voor zijn school via hetzelfde mediumGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 375]
| |
Vanaf aanvang 1792 waren in de Gistelse kostschool een aantal uit Frankrijk uitgeweken Broeders van de Kristelijke Scholen aan het werkGa naar voetnoot(7). François Dominique Hans verliet om ons niet bekende redenen de instelling, die eigendom was (blijkbaar zijn hier de gebouwen bedoeld) van de heer P.J. Muuls, baljuw van stad en graafschap GistelGa naar voetnoot(8). We verliezen hem hierna een tijd uit het oog. Voortgaande op zijn militante rol gedurende de Brabantse Omwenteling stellen we wel de vraag of hij zich niet elders op één of andere manier heeft ingezet gedurende de woelige periode die in 1792 begon met de eerste Franse inval, het daaropvolgend jaar weer het Oostenrijkse bewind zag herstellen, en in 1794 uitliep op de tweede bezetting door de Franse republikeinen. We volgen nog even het wel en wee van de Academie van Gistel in die tijd. De nieuwe schooldirectie richtte zich in de Gazette van Gend van 9 december 1793 tot de ouders met de mededeling dat een aantal schooldagen, verloren gegaan door onderbreking tijdens het bombardement van Nieuwpoort (van 22 tot 30 oktober 1793), zou gerecupereerd worden door de vakantie, die normaal duurde van 24 december tot 8 januari, pas daags vóór Nieuwjaar te laten beginnen. Uit de verdere geschiedenis van het instituut weze nog aangehaald dat Alexander Rodenbach uit Roeselare daar in 1795 heeft verbleven; hij was toen negen jaar oud, d.i. twee jaar vooraleer hij door een ongeval blind werdGa naar voetnoot(9). Op één of andere wijze keerde F.D. Hans terug naar zijn school te Ieper. Onder het Consulaat werd daar het instituut van François Dominique Hans door een decreet (22 oktober 1802) verheven tot ‘école secondaire’. Hij moest deze onderneming na enkele maanden echter opgeven wegens gebrek aan leerlingenGa naar voetnoot(10). Na opnieuw jaren stilzwijgen trekt hij op 16 november 1809 de aandacht in de Gazette van Gend: tot voor kort directeur van de kostschool op Rooigem (Gent), heeft hij nu de leiding van een dergelijke instelling te Deinze. De leerlingen leren onder andere à lire de manière à être écoutés. Aangezien het Engels een onmisbare taal is geworden, zal Hans een methode volgen die geen enkele moeilijkheid oplevert voor jongens die reeds vertrouwd zijn met Latijn, Frans, Duits, Hollands of Vlaams; want het Engels komt voort uit het Saksisch, het Latijn en het Frans. Voor het welslagen van zijn opzet heeft hij een groep talentrijke mensen om zich heen geschaard. Alleen het Frans en het Engels worden als omgangstaal geduld in het instituutGa naar voetnoot(11). Op 3 mei 1810 kondigt directeur Hans aan, dat hij voor godsdienst, Latijn en andere talen nu kan rekenen op de medewerking van | |
[pagina 376]
| |
priester Frans Lodewijk Norbert Henckel. Deze geestelijke (Veurne 1753 - Brugge 1835), één der betere Vlaamse dichters van die tijd, had even vóór zijn in dienst treden bij Hans enkele maanden les gegeven in het stedelijk college van Aalst, onder het bestuur van de bekende onderwijsman Jean Baptiste Lesbroussart (vader van Philippe). Hoelang hij Hans ter zijde heeft gestaan is ons niet bekendGa naar voetnoot(12). Hans bleef in elk geval slechts kort te Deinze. In de Gazette van Gend van 13 december 1810 deelt hij mee dat hij zijn kostschool heeft overgebracht naar het kasteel van Wakken, terwijl te Deinze P.J. Coppens, voorheen te Lovendegem, nu met een kostschool van start gaat. Wat kostscholen betreft had Wakken een hele traditie. In 1796 werkten er de gebroeders Waelens. Later was Jan Jozef Renier er kostschoolhouder. Deze, vader van de bekende Deerlijkse dichter Pieter Jan Renier, verliet Wakken in 1808, het pensionaat overlatend aan Pieter BehaegelGa naar voetnoot(13). Blijkbaar was François Dominique Hans te Wakken de onmiddellijke opvolger van Behaegel. Ook hier zou hij niet lang blijven. In 1811 is er sprake van Jozef Minne die pensionaat houdt in het (door Hans verlaten) kasteel van WakkenGa naar voetnoot(14). Hier verliezen we Hans uit het oog. De gegevens, die we vooral uit persberichten hebben verzameld, kunnen ongetwijfeld worden aangevuld door onderzoek der bundels van de Centrale Besturen van de Leie- en Scheldedepartementen. In veel kostscholen ging de leiding voortdurend over van de ene persoon op de andere; instellingen werden opgericht en verdwenen vrij snel; in heel dai komenen-gaan verschijnen figuren als Hans, Renier, Behaegel en Henckel die zeker de aandacht waard zijn. J. HUYGHEBAERT |
|