Biekorf. Jaargang 81
(1981)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
Ersnaert uwe lier
| |
[pagina 283]
| |
1791: Heil Leopold IIOp 9 december 1790 is de Brabantse omwenteling te Brugge afgelopen: de Oostenrijkse troepen hebben de stad opnieuw ingenomen. Tegen 27 februari 1791 wordt van de leden van Rhetorica een huldedicht verwacht op keizer Leopold II. Dat het niet voor de hand ligt om zo plots weer vele gaven te vinden in een Oostenrijkse vorst, na enkele maanden ‘onafhankelijkheid’, beseft de Eed van de Rederijkerskamer zeer goed; maar wat doe je er aan? ‘Ersnaert uwe lier’, confraters!
Een nieuw gekozen vorst die met menschlieventheyd al
d'herten tot zig trekt door alles te vergeven...Ga naar voetnoot(1)
Ersnaert dan uwe lier en zingt in blij gezang:
't geluk dat men geniet van met een Vorst te leven
die zijn medoogentheyd betoond heeft over lang,
en waer van dat hij nu de blijkens komt te geven.
| |
1792: Nogmaals Heil LeopoldusEen jaar later is de grote liefde voor de Oostenrijkse keizer nog niet afgezwakt. Tegen 8 januari 1792 wordt een lofdicht op hem ingewacht:
Spoort aan uw ‘vluggen geest, om op verheven stoff’
te melden in een dicht den noyt volprezen lof
van Leopoldus, die het Keyzerrijk op heden
als Vrede-Vorst bestiert, nae 't regtsnoer van de reden.
De prijsvraag werd gedrukt bij Joseph Bogaert, belangrijk lid en steunpilaar van de Kamer van het H. Kruis, die men enkele maanden later als de quasi offiële drukker van de Jacobijnse club zal terugvinden. Acht januari 1792 was wel de uiterste datum waarop te Brugge nog een heilwens op Leopold II kon worden verwacht. Zes dagen later zou de aanstelling van een nieuwe ‘Wet’, waarbij de ambachten volledig genegeerd werden, het beginsignaal zijn van een snelle evolutie die zich opnieuw tegen de Oostenrijkers zou keren, vooral in de burgerlijke middens van de Rhetorica-leden. Wanneer kort daarop 2 maart 1792, de keizer op 43-jarige leeftijd sterft, wordt geen prijsvraag voor een rouwdicht uitgeschreven: de ‘Vrede-Vorst’ is reeds vergeten, geen ‘lijk-traenen’ meer voor hem. | |
[pagina 284]
| |
1805: Napoleon den GrootenTussen 1792 en 1805 is geen enkele prominente figuur bron van inspiratie geweest voor onze H. Kruis-rederijkers, althans niet bij nazicht van de talrijke bewaarde prijsvragen. Het wordt natuurlijk anders met de man die de verbeelding der volkeren treffen zal als geen ander: Napoleon. Pas heeft hij zich op 2 december 1804 tot keizer gekroond of onze Brugse rederijkers worden verzocht bij middel van een ‘prijs-kaert’, gedrukt bij Joseph Bogaert en zoon, alle beschikbare superlatieven boven te halen en tegen 17 februari 1805 een huldedicht te schrijven: ... Zeg dat gij zingen moet, den grootsten Held der Helden,
Die door het Opper-Al gebracht is voor het licht.
Zeg dat gij zingen moet NAPOLEON den Grooten,
Uytgalmen zijnen Lof, verbreyden zijnen Naem.
| |
1806: De ‘vroome held’ NapoleonOp 2 december 1805 wint Napoleon te Austerlitz de beslissende veldslag die de tsaar en de keizer van Oostenrijk doen capituleren. De roem van de Franse keizer stijgt naar een hoogtepunt, en onze Brugse rederijkers grijpen naar de pen om vóór 2 februari 1806 een lofdicht klaar te krijgen: ... Men zag ook plotseling NAPOLEON den Grooten,
als eene woeste stroom die van de rotsen vliet
of als het blixem-vuer dat uyt de wolken schiet,
Ten hoofde van zijn heir en guldene Adelaeren,
Zig werpen onvoorziens, op 's vijartds legerschaeren.
De dood vloog hem vooruyt; maar flukx, de zegeprael
zeeg, met de Vrede aan d'hand, uyt d'Allerhoogstens Zael
en kwam de vroome Held en gantsch zijn heir begroeten.
| |
1815: Weg met de Korsikaen!In 1810, bij zijn bezoek aan Brugge, is Napoleon nog op het zenith van zijn populariteit, alhoewel onze rederijkers er geen prijsvraag aan wijden. Het rad van fortuin draait echter snel. Op 15 juni 1815 heeft Napoleon te Waterloo de definitieve nederlaag geleden; terwijl hij op de ‘Northumberland’ naar Sint-Helena vaart (op 11 augustus vertrokken uit Plymouth en op 15 oktober ter bestemming aangekomen), zul- | |
[pagina 285]
| |
len de Brugse verzenmakers tegen 10 september in dichtvorm antwoorden op de prijsvraag die hun wordt voorgelegd:
De Vorsten reeds verheugd, de volkeren verblijd
Verbeelden zig 't genot van eenen gulden tijd;
Maer laes! den Hoogmoed, pas van 't vaste land verdreven,
Door schandelijk verraed aan zijnen val ontheven,
Beurde onverwachts het hoofd uyt Elbas groeven op
En dreygde, als eene vloed van zwavel die den top
Eens vuerbergs nederstort, de vrugtbare Nederlanden
Door 't alverslindend vuer des oorlogs aen te randen;
't Scheen met het Vaderland en 's werelds heyl gedaen,
De zege kroonde reeds den trotschen Korsikaen,
als hij zijn eerloos heyr zag plotselings verdelgen,
door Pruys en Brit en Schot en Batavier en Belgen...
| |
1815: Oranje bovenEen vorst verdwenen, een nieuwe prins komt aan. Op dezelfde 10e september 1815 zullen de rederijkers ook nog hun dichterstalent besteden aan huldeliederen aan het adres van de 23-jarige prins van Oranje, de latere Willem II. die zich te Waterloo heeft onderscheiden:
... Als gij Oranjes jongen Held
Die in het bloedig oorlogs-veld
Den Belg, met moet en dapperheyd
Ten zegeprael heeft opgeleyd.
| |
1820: Wij willen Willem!Juicht rederijkers, juicht! Op 15 december 1819 heeft Willem I bij Koninklijk Besluit de titel ‘Koninklijk’ verleend aan de Kamer van Rhetorica van het H. Kruis. Dit situeert zich in de periode van volle aanhankelijkheid aan het huis van Oranje. Sinds 1817 is de verzoening tussen de koning en de katholieken een feit; in 1819 is de gezamenlijke wetgeving voor Zuid en Noord aanvaard. We zijn nog ver van de problemen die vanaf 1825 de Zuidelijke Nederlanden tegen Willem in het harnas zullen jagen en tot de scheuring van 1830 zullen leiden. De prijsvraag (nog altijd bij J. Bogaert en Zoon gedrukt) vraagt een onvoorwaardelijk huldelied:
Zingt dan dat WILLEM niet, voor trotsche Lodewijken,
nog wijze Augusten zelfs, moet vlag noch wimpel strijken.
| |
[pagina 286]
| |
1824: Louis, den grooten HendryckszoonOok buitenlandse vorsten bleken soms populair. Dit was het geval met de rondborstige en corpulente Louis XVIII, door de Gentenaars bijgenaamd Louis ‘die zwiet’, en die ook te Brugge een sympathieke herinnering had nagelaten, toen hij er, vluchtend voor de uit Elba teruggekeerde Napoleon, was aangeland en er godvruchtig de kerkdiensten had bijgewoond. Zijn overlijden op 16 september 1824 wordt onmiddellijk aangegrepen, want reeds op 17 oktober zullen de dichtwerken van de Brugse rederijkers klaar moeten zijn voor de prijsvraag ter ere van de onfortuinlijke koning, die zelf ook dichter en vooral madrigalen-schrijver was geweest.
Den goeden LODEWIJK, die Vrankrijks diepe wonden
geheeld heeft, en zijn volk door liefde aan zich verbonden,
die het zijn luyster gaf en voorspoed van weleer,
dien grooten Hendrykszoon, eylaas! hij is niet meer!
Wat wij aan teksten van de Rederijkerskamer van het H. Kruis over de periode 1790-1830 kennen zijn enkel de ‘prijs-vraegen’, m.a.w. het officieel door de Eed gemaakte dichtwerkje waarbij aan de leden het thema werd meegedeeld waarover zij een gedicht dienden te maken. Het zou ongetwijfeld nog belangrijker geweest zijn na te gaan hoe de verschillende leden van het gezelschap op de voorgestelde thema's reageerden. Deze in handschrift gebleven teksten zijn blijkbaar niet tot ons gekomen. A. VAN DEN ABEELE Bron en Lit.: SBB, B508A, Prijsvragen voor dichtkunst, bundel H. Kruisgilde; A. SCHOUTEET, Het Rederijkersgilde van het Heilig Kruis te Sint-Michiels en te Brugge, in Verslagen en Mededelingen, K. Vl. Acad. voor Taal- en Letterkunde, 1969, aflevering 2, blz. 257-285; A. SCHOUTEET, Inventaris van het archief van de Brugse rederijkersgilden van de H. Geest, van de Drie Santinnen en van het H. Kruis op het stadsarchief van Brugge, in HEmul., CXIV (1977), blz. 361-385. |
|