De stad wil een prestigegebouw op het Zand
In augustus 1838 werd het station op het Zand ingehuldigd en het stadsbestuur vatte het idee op er tegenover, aan de oostzijde, een nieuw en homogeen complex tot stand te doen komen. Men wou de reizigers, die het station verlieten, meteen een indrukwekkende gevelontwikkeling laten ontdekken in vervanging van wat men klaarblijkelijk een te rommelig allegaartje vond, Brugge niet waardig.
Het Schepencollege gaf op 15 april 1839 opdracht aan stadsarchitect J B. Rudd een plan op te maken Reeds op 6 juli werd zijn ontwerp aan de gemeenteraad voorgelegd. Het complex in dezelfde neo-classisistische stijl ontworpen als het stationsgebouw, zou zich uitstrekken van Noordzandstraat tot Zuidzandstraat, 107 meter lang worden en 44 traveeën tellen: een nogal drukke opeenvolging van vensters en deuren, teneinde aan iedere eigenaar van de bestaande percelen toegang en licht te geven. Het gebouw zou twee verdiepingen hoog zijn, behalve op de twee uithoeken waar er een halve verdieping bovenop zou komen met daarop een schilddak dat zou uitlopen op een rechthoekige bekroning bedoeld als belvédère om van daarboven de bewegingen van de treinen te kunnen gadeslaan.
De gemeenteraad zag weinig heil in het plan. Het was Paul Devaux die de algemene opinie van de raadsleden vertolkte. Het gebouw leek meer op een kazerne of op een fabriek, vond hij en zou de vreemdelingen die te Brugge arriveerden zeker niet aanmoedigen om de stad te bezoeken.
Architect Rudd had zijn ontwerp verdedigd, zeggend dat het ook nog grandioser kon, maar dat dit betekende dat de stad een aanzienlijk deel van de uitgaven voor eigen rekening zou moeten nemen. Zelfs voor de uitvoering van het voorliggende plan meende hij dat de stad reeds met enig geld over de brug zou moeten komen, wilde men de uitvoering realiseren.
Het hoefde echter niet, vond de gemeenteraad die het plan met 11 stemmen tegen 4 afkeurde. Maar architect Rudd - die niet zonder invloed was - gaf zich niet gewonnen, en kreeg wat later tóch het groene licht van het schepencollege: bij iedere bouwaanvraag mocht hij er op aansturen zijn plan te doen uitvoeren. Het bleef geduld oefenen tot iemand wou bouwen.