Zeerelooper
Als prelude op het Gezellenummer een fragment hieronder van de tekst die verscheen in Verslagen en Mededelingen van de K Vl. Acad. van Gent, Gent, 1901, blz. 233. Het is een beschrijving van Gezelle als onderrector van het Engels Seminarie op de Potterierei.
Het heugt mij nog zoo goed, dat ik den dichter in zijne groote voorkamer, die op de Reie uitgaf, dikwijls zag zitten te studeeren en te schrijven, en dat hij vele malen op een dag, door het opgeschoven vensterraam, aan de straatjongens uit de buurt allerlei op kleine bladjes gedrukte, ‘Kleengedichtjes’ uitdeelde, waarvan de meeste menigte voorzeker nu niet meer weêr te vinden is. Iedereen kende welhaast den priester-dichter met zijne golvende haarlokken, zijnen snellen gang en zijnen waaienden mantel, - een echten ‘artist’ zoo men zegt, - die over straten en markten schijverde met eene haast, die hem eenen tijd lang den toenaam van ‘zeerelooper’ gold. Hij was inderdaad een ‘zeerelooper’, immers een man, die zijne tijdgenooten, zinnebeeldig genomen, vooruitliep overal waar het kunst en letteren, volkskunde, oudheden, zoowel als nieuwe denkbeelden betrof...
K. de Flou