Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Het Katholiek Documentie- en Onderzoekscentrum (KADOC)Bron voor de religieuze volkskunde en sociale geschiedenisMet de steun van de Vlaamse bisschoppen en de Academische Raad van de K.U.L. werd in 1975 besloten tot de oprichting van een Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum (KADOC). Dit centrum werd ondergebracht in het Maria-Theresiacollege, Sint-Michielsstraat 6, te Leuven. KADOC wil documentatie bijeenbrengen over leven, denken, handelen en ijveren (vanuit christelijke inspiratie) van mensen en instellingen in Vlaanderen. Als chronologische begrenzing, d.w.z. als vertrekpunt, wordt de datum 1794 gehanteerd, het begin van de Franse Tijd, toen het katholieke leven in Vlaanderen zich begon te institutionaliseren. Wat de documentatie betreft denkt men aan het bijeenbrengen van teksten en drukwerk als vroomheidsliteratuur, volksdevotie, liturgisch materiaal als missalen, brevieren, gebedenboeken; werken over en uitgaande van Belgische, kerkelijke instellingen, instituten, orden en congregaties; publicaties en richtlijnen voor maatschappelijke organisaties als C.V.P., A.C.W., Caritas Catholica, e.d. Daarnaast verzamelt men ook archieven en handschriften (rekeningboeken, circulaires, bouwplannen, notulen). Verder gaat de belangstelling uit naar allerhande beeldmateriaal zoals foto's, prentbriefkaarten, bidprentjes, devotieprentjes, affiches, portretten, evengoed als naar voorwerpen met iconografische waarde zoals speldjes, vaandels, medailles, borstbeelden. Ook voor audiovisuele documentatie heeft men belangstelling: grammofoonplaten, geluidsbanden, films. Het KADOC wil niet alleen een documentatiecentrum zijn, maar ook een onderzoekscentrum. Zo ging men in 1978 van start met een onderzoeksproject getiteld: Inleiding tot de geschiedenis van de vrouwelijke religieuze congregaties in België sedert de Franse Revolutie. Dit jonge centrum functioneert kennelijk zeer goedGa naar voetnoot(1), en voorziet in een behoefte. Concurrentie voor de volkskundige musea vrezen wij niet; het verspreid, vooral los beeldmateriaal, vindt toch zijn weg naar het lokaal museum, annex documentatiecentrum. De verzamelactiviteit van de volkskundemusea dient trouwens samen te vallen met de eigen regio, dient de afspiegeling te zijn van het volksleven in een bepaald, wel-omschreven geografisch gebied. Indien de volkskunde, als cultuursociologie, een bij uitstek vergelijkende wetenschap is, dan is de oprichting van KADOC des te meer toe te juichen omdat een Nationaal Centrum (Vlaanderen in zijn Belgische verbondenheid) meer perspectieven biedt. Wij kunnen dit illustreren aan de hand van een Nederlands voorbeeld. | |
Nederlandse kerkboeken in de negentiende eeuwHet KADOC is zowat de Belgische tegenhanger van het Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen. Daar begon D. de Graaf een | |
[pagina 120]
| |
onderzoek over Nederlandstalige 19de-eeuwse kerkboeken, bestemd voor leken. Na haar overlijden (1977) werd dit project voortgezet door J. van Laarhoven, op basis van meer dan 4.000 steekkaarten. Het betreft hier 144[...] titels met 3633 edities. Zowat al deze kerkboeken werden geschreven door vooral reguliere geestelijkenGa naar voetnoot(2). De onderzochte titels betreffen niet alleen misboeken, ook devotieboekjes over Maria en de Heiligen. Wat men in Nederland een kerkboek noemt staat bij ons beter bekend onder de naam religieuze volksboeken, zeker wanneer ze uit de 18de eeuw dateren, wat hier voor een kwart het geval is. Tweederde van het aantal edities heeft een buitenlands auteur, vooral afkomstig uit België, Frankrijk en Duitsland. Dit materiaal vormt een basis voor een diepgaander onderzoek naar het geloofsleven en de vroomheid van de Nederlandse katholieken in de 19de eeuw. In de toekomst kan het mogelijk worden, op basis van het te Leuven verzameld materiaal, gelijkaardige studies te ondernemen voor ons land. | |
Religieuze volkskunde en sociale geschiedenisDe Zwitserse volkskundige Edward Hoffmann-Krayer (1864-1936) stelde in 1902 een volkskundig classificatiesysteem in (laatst herzien in 1970), sindsdien bekend als het Plan Hoffmann-Krayer. In de rubriek XII, die over het volksgeloof handelt, neemt de christelijke volksdevotie en heiligenverering een belangrijke plaats in. De studie van de volksheiligen, bedevaarten en processies genoot steeds grote belangstelling bij de volkskundigen in binnen-en buitenland. Met de in totaal tweeëntwintig rubrieken van het Plan Hoffmann-Krayer heeft men meteen een overzicht van het materieel object van de volkskunde als wetenschappelijke discipline, nl. de studie van de menselijke cultuuruitingen in historisch en sociologisch verband, binnen een welomschreven geografisch kader. Reeds in 1973 toonden wij aan hoe het herziene Plan Hoffmann-Krayer een rijke keuze biedt; iedere vorser kan voor zichzelf uitmaken, volgens persoonlijke interesse en bekwaamheden, wat hij als studieobject wenst aan te pakkenGa naar voetnoot(3). De benaderingswijze van het onderwerp en de gebruikte onderzoeksmethodes zijn daarentegen van veel groter belang. Het mag niet blijven bij de inventarisatie en materiële beschrijving van de devotieprentjes alleen. De studie van het produktiecentrum moet gebeuren, de spreiding en afnemers dienen onderzocht, en dit tegen de achtergrond van de sociaal-economische en politieke toestand van het ogenblik. Pas in de 19de eeuw b.vb., werd de H. Jozef, middels een kerkelijk schrijven van 1871, officieel patroon der werklieden. Te Brugge werd in 1877 de Katholieke Burgergilde gesticht met de bedoeling middenstand en arbeiders te sensibiliseren voor de politieke strijd, in casu de schoolstrijd. J. Geldhof heeft aangetoond hoe in dezelfde periode de zaligverklaring van Karel de Goede te situeren is tegen de achtergrond van de schoolstrijd. Karel de Goede, eens de Kruisridder tegen de Saracenen, | |
[pagina 121]
| |
wordt de patroon van de 19de-eeuwse kruisvaart tegen de VrijmetselarijGa naar voetnoot(4). Men dient niet alleen voorwerpen te bestuderen, zoals bedevaartvaantjes, maar men dient vooral de sociale vraagstukken aan te pakken schreven wij in 1975Ga naar voetnoot(5) onder verwijzing naar de bijdrage van Gottfried Korff over Heiligenverehrung und soziale FrageGa naar voetnoot(6). G. Korff heeft het verschijnsel van de politisering van de heiligenverering in de 19de en 20ste eeuw doorgelicht en kwam tot de bevinding dat de verering van de H. Jozef, Maria en Antonius van Padua speciaal werden gopropageerd om de arbeiders te behoeden voor het socialismeGa naar voetnoot(7). De meeste volkskundigen weten alles over het leven en entourage van de heiligen; de wisselwerking religie en maatschappij bleef onbestudeerd. Het pas opgerichte KADOC, uitgangspunt van deze bijdrage, zal zeker het materiaal leveren voor volkskundigen en godsdienstsociologen om overzicht en inzicht te krijgen in deze complexe materie. W.P. Dezutter |
|