Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Cornelis Kiliaan, dit special
| |
[pagina 111]
| |
dusdanig niet gepubliceerd wordt. Het ligt dan ook voor de hand dat men - in het spoor van Max RoosesGa naar voetnoot(56) - lange tijd gemeend heeft dat materiaal te moeten vinden in Kiliaans eigen publicatie van het jaar daarop: het Dictionarium Teutonico-Latinum van 1574. F. Claes heeft aan dit verhaal een einde gemaakt in zijn dissertatie, waar hij, op grond van een gedetailleerd bronnenonderzoek, aantoonde dat Kiliaan alle bronnen van de Thesaurus opnieuw nakeek en eigenhandig verwerkteGa naar voetnoot(57). Kiliaan schrijft in zijn voorrede dat hij een totaal nieuwe methode wil aanwenden. Hij neemt nl. de Duytse taalschat op, daarin zowel de vreemde als de eigen woorden, die in Neder-Germanië vooral gebruikt werden. Vele Hoogduitse termen waren onder invloed van een puristische reflex bij tijdgenoten-humanisten het Nederlands binnengedrongen. Dat alles wordt door Kiliaan alfabetisch gerangschikt in één lijst, gevolgd door het Latijns equivalent. Hij voegt wel duidingen aan zijn trefwoorden toe: de vermelding ger. wijst op woorden die hij opdiept e Germanico fonte Etymorum Woorden uit het Frans afkomstig, of eraan verwant, krijgen de aanduiding gal.; hierbij horen ook Latijnse, Italiaanse, Spaanse en andere termen. Zijn verzamelwoede is vrij breed: er steken zowel vreemde woorden in, als bastaardwoorden, of in het Teutoons reeds geïntegreerde begrippen: hij heeft alles bijeengebracht wat kon verlangd worden met het oog op de kennis van het Duyts, zijn verwantschap met het Duits en het Frans en de verklaring in het Latijn. Op die manier wil hij werk leveren voor de landgenoten, die door hun moedertaal Latijn, en voor de vreemdelingen van het even welke streek, die door het Latijns Duyts willen lerenGa naar voetnoot(58). Met deze idee van taalvergelijking binnen het bestek van een woordenboek is hij de eerste in EuropaGa naar voetnoot(59), en zal de klemtoon meteen al verlegd worden van het nog maar pas ontstane vertaalwoordenboek naar dat met etymologische verklaringen. Toch schuilt in zijn werk ook een duidelijke ten- | |
[pagina 112]
| |
dens tot taalpurisme, eigen aan vele humanisten: Confugite in proprias procul hinc exotica terras; omnia Teutonicus sermo referre potest. De vreemde woorden dus naar huis sturen, het Teutoons kan alles best wel zelf beredderenGa naar voetnoot(60). In 1588 komt een tweede editie, nu 765 blz. groot. In 1574 waren dit er slechts 232. Kiliaan had in de tussentijd ijverig nieuw materiaal genoteerd uit andere woordenboeken, zelfs uit wetenschappelijke werken. Ook hier brengt hij een belangrijke vernieuwing in de lexicografieGa naar voetnoot(61). De titel spreekt voor zichzelf: het is een editio altera, priore auctior & correctior. Kiliaan neemt nu ook oude woordenschat op, aangegeven met de vermelding: vetus of vetGa naar voetnoot(62). Hij gaat in zijn vernieuwing verder, en vermeldt bij vele woorden ook uit welke dialectstreek ze afkomstig zijn. Hij speurde bij de Vlamingen, de Hollanders, de Friezen, de Sicambren, zelfs de Saksen en de Hoogduitsers. Op die manier moest de editio altera niet alleen de Brabanders maar ook de andere bewoners van Germanië, vooral die van Neder-Germanië, dienst kunnen bewijzen, al blijven Brabants dialect en Brabantse spelling op de voorgrond. Nieuw is ook zijn poging tot etymologische verklaring bij talrijke woorden, een poging die strikt-wetenschappelijk wil zijn. Is die niet overal juist, zo merkte L. van den Branden op, ze is op zijn minst waarschijnlijk. Hier leren we in de praktijk iets méér over Kiliaans purisme. Uit een werk van Conrad Gessner, de Mithridates, neemt hij een getuigenis over de voortreffelijkheid van het Brabants over, en ook een lofdicht van F. Van RavelingenGa naar voetnoot(63). Achteraan volgt bovendien een lijst van ongeveer 2000 vreemde woorden - duidelijk gericht tegen de Bourgondische rijmwoorden van de rederijkers en de vloed aan uitheems taalmateriaal, dat met de buitenlandse soldaten de Nederlanden is binnengespoeld. We stellen vast dat in deze lijst zich de meeste woorden bevinden die in 1574 de vermelding gal. kregen; ze zijn dus ‘vreemd’, oneigen, en moeten als dusdanig geweerd worden. Ook hierin blijft Kiliaan | |
[pagina 113]
| |
wijs: hij wil zuiveren, maar is realist genoeg om in te zien dat men niet alle bastaardwoorden uit de taal kan schrappen; vandaar het restant, in het eigenlijke woordenboek opgenomen. Daarentegen vinden we in deze tweede uitgave ongeveer alle ger-woorden van 1574 als lemma binnen het corpus terug, veelal zelfs zonder de ger-vermelding! De reden hiervoor ligt gedeeltelijk in het gewijzigde doel van het werk. Kiliaan wil voortaan alle woorden van Duytse herkomst verzamelen, nù of vroeger gebruikt in Neder-Germanië. Achtte hij een term niet algemeen aanvaard, dan kon hij die evenmin onderbrengen in het aanhangsel met vreemde woorden. Er bleef hem ten slotte niets anders over, dan al die woorden gewoon op te nemen en ze desnoods te voorzien van een aanduiding als flandr., holl., sax., sicamb. en dergelijke, waaruit dan kon blijken dat ze niet overal werden gebruiktGa naar voetnoot(64). Bovendien is intussen in Nederland de Twespraack van Hendrik Laurenszoon Spiegel verschenen (1584). die ervoor pleitte het Nederlands met Duitse, of ruimer Germaanse woorden te verrijken. En L. van den Branden meent hierin ook de handelsgeest van Plantijn te herkennen, die op een breed publiek mikte en zijn assistent in deze tendens niet tegenwerkteGa naar voetnoot(65). Grootheid bereikt Kiliaan met de derde editie, opnieuw prioribus auctior & correctior: het Etymologicum Teutonicae Linguae van 1599. Voor dit woordenboek bezat Jan Moretus het privilege sinds 16 mei 1591Ga naar voetnoot(66). De nieuwe titel - - Etymologicum - én de inleiding wijzen erop dat de klemtoon verschoven werd: etymologische verklaring krijgt nu uitgesproken de voorrang. Kiliaan haalt er de Alemannen (het Hoogduits dus), het Sicambrisch, Hollands, Vlaams, Fries en Zeeuws bij. Van tijd tot tijd is hij zelfs nog preciezer, en geeft de naam van een stad of gemeente op als herkomstGa naar voetnoot(67). Naast die etymologiae sive origines worden opnieuw vetus-woorden aangeduid, en achteraan | |
[pagina 114]
| |
vinden we ook het aanhangsel met vreemde woorden weer nu vermeerderd met termen uit de wereld van de administratie. Nieuw zijn twee lijsten, de eerste met aardrijkskundige namen, de tweede met voornamen van Goten, Vandalen,
Titelpagina van de derde Kiliaan, 1599.
| |
[pagina 115]
| |
Duitsers, ‘Duytschen’, Saksen en Angelsaksen. Nieuw is ook de lijst met de 99 namen van geraadpleegde auteursGa naar voetnoot(68). Op de precieze betekenis en verantwoording van Kiliaans etymologieën is F. Claes ingegaan in zijn artikel Etymologie in Kiliaans woordenboek. Kiliaan beweert in zijn inleiding dat de Germaanse talen met de Romaanse verwant zijn omdat de Germanen (inz. Franken en Goten) heel Gallië, zelfs Italië en Spanje een tijdlang overheersten. Onder etymologie verstaat Kiliaan volgens hem ook vooral taalvergelijking: samenbrengen van wat tot de kennis van het Nederlands, de verwantschap ervan met het Duits en het Frans en de verklaring ervan in het Latijn vereist kan wordenGa naar voetnoot(69). Het gaat hier dus om het Nederlands zelf, en dat is wel nieuw. Zijn deze etymologische verklaringen van Kiliaan vandaag niet meer zo waardevol, toch getuigt hij van wetenschappelijk inzicht: hij verwijst naar auteurs en licht toe op wiens gezag een woordverklaring steunt, zonder dat hij daarom zelf deze mening deelt. Vaak geeft Kiliaan naast elkaar twee of meer tegenstrijdige verklaringen, in de lijst van persoonsnamen achteraan soms zelfs vijf of zes, telkens met de vermelding van de bron. Hij wil in de geest van het geleerde humanisme zijn lezers zoveel mogelijk wetenschappelijke informatie gevenGa naar voetnoot(70). Alleen al uit het recente van zijn bronnen blijkt de kwaliteit van zijn werkGa naar voetnoot(71). Wellicht wordt zijn wetenschappelijke zin nog het best geïllustreerd aan de hand van talrijke woordenboeken - veelal nog in het Plantijnmuseum bewaard - die in margine aantekeningen van zijn hand bevatten met het oog op volgende, verbeterde edities. Dit geldt even goed voor zijn Etymologicum uit 1599. Den Haag bezit zelfs nog het werkexemplaar van Kiliaan, waarin correcties en aantekeningen op een volgende uitgave wachtten; enkel zijn dood voorkwam deze vierde editieGa naar voetnoot(72). | |
Kiliaans verdiensteReeds in de eigen tijd kreeg Kiliaan lovende brieven, o.m | |
[pagina 116]
| |
een brief met lofdicht op zijn Etymologicum van Justus Lipsius (1 maart 1597). Kiliaans nuttige werk zou meer nut opleveren voor de gemeenschap dan de mooi schijnende, zelfs goed bekende boeken van vele anderen: qui in publicum plus conferet quam multorum speciosi, addam & famosi libriGa naar voetnoot(73). Deze bijdrage heeft de vaak moeilijke omstandigheden en de biografische situatie willen verduidelijken waarin Kiliaan werkte. Op de concrete verdienste van iedere afzonderlijke uitgave zijn we in het vorige gedeelte ingegaan; etymologische verklaringen, verwijzing naar auteurs, nauwkeurige localisatie van dialectwoorden, aandacht voor de groeiende cultuurtaal en de aanzienlijke rol van het Brabants daarin: het vormde een pionierswerk waar weliswaar fouten inslopen, maar dat de weg effende voor al wat volgen zouGa naar voetnoot(74). Kiliaan heeft de woordenschat van het Nederlands voor het eerst om zichzelf bestudeerd, en deze, door een geduldig levenswerk, in nederigheid aan het nageslacht overgeleverd. Op die manier is hij dé basislegger bij uitstek geworden van alle Nederlandse taalstudie, en in feite van geheel de moderne lexicografie. Johan Van Iseghem |
|