Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Nijverheid te Nieuwpoort in 1797Op 17 vendémiaire jaar VI (8 oktober 1797) der Franse Republiek richtte de Administration Centrale de la Lys zich tot de kantons in het departement om de opgave van manufacturen en fabrieken te vernemen. Onder de ingezonden antwoorden is dit van het kanton Nieuwpoort ongetwijfeld het meest volledige, en ook het enige rapport dat, ongevraagd en onverwacht, enkele korte historische bedenkingen ten beste geeft. Vooral de historische terugblik, gezien door de bril van de Nieuwpoortse municipaliteit, is merkwaardigGa naar voetnoot(1). Men kan zich afvragen uit welke bronnen hier werd geput. Daar de aangifte uitgaat van de municipaliteit en ondertekend is door president Gommers en secretaris De Brauwere, mag geredelijk worden ondersteld dat het stadsarchief, in het onmiddellijk bereik van de inzenders, werd geraadpleegd. De treffende gelijkenis van een paar historische gegevens uit het rapport met een charter uit het stadsarchief, wijst in die richting. In die jaren bestond in Nieuwpoort belangstelling voor het verleden van de stad. In dit verband dient de naam van J.B. Rybens te worden vernoemd, maker van een handschriftelijke kroniek over Nieuwpoort. Alhoewel wordt aangenomen dat Rybens zijn kroniek niet begon vóór 1800Ga naar voetnoot(2), is het toch niet onmogelijk dat hij het stadsbestuur documenteerde in het antwoord dat wij hier samengevat weergeven. | |
De zeevisvangstZowel de verse als de gezouten vis, met de verwerking ervan, zijn het belangrijkste bestaansmiddel van de bevolking. Verdere details over de stand van de vissersvloot worden niet medegedeeld. Nieuwpoort van was oudsher de stapelplaats en le chef-lieu de la pêche. De verst bekende bloeitijd duurde tot in het jaar 1576. Daarna kwam de concurrentie met de Hollanders, die zelfs vis op de markt brachten met verlies. In het midden der jaren 1700 legde Frankrijk, o.m. in Duinkerke, zware invoerrechten op haring uit den vreemde. In 1764 kwam hiertegen eindelijk een reactie, doordat het Centraal Bestuur te Brussel op zijn beurt hogere rechten hief op buitenlandse vis. | |
[pagina 103]
| |
Onder de Franse Republiek gaat het beter, maar via de haven van Antwerpen komt er nog te veel haring uit Hollandse en Zweedse havens, zodat de haring uit Duinkerke, Oostende en Nieuwpoort in Brabant zware concurrentie ondervindt. De conclusie luidt dat hogere invoerrechten moeten worden gelegd op vreemde vis. | |
ZoutziederijenIn het jaar VI telde Nieuwpoort drie zoutraffinaderijen, eigendom van Joachim Anchelis, Robert de Spot en de weduwe de Mazière, elk met een aide-garçon-rafineur. De zoutziederij is, bij vroeger vergeleken, fel achteruitgegaan. Dit door de opkomst van raffinaderijen op het platteland en in verder verwijderde steden. De Nieuwpoortse raffineurs bevoorraden nu nog alleen de stad, Veurne en het omgevende platteland. Er komt ook zout binnen uit Frankrijk en Spanje. In oude tijden mochten zoutziederijen enkel opgericht worden bij octrooi en toutes les villes clauses. In 1609 werd de sluiting bevolen van de zoutziederijen op het platteland. Door de ordonnanties van 1669, 1679 en 1685 en later werd de vrije oprichting van zoutpannen op het platteland opnieuw verboden. In 1574 waren er in Nieuwpoort 57 paielles ou rafineursGa naar voetnoot(3). Wegens de daaropvolgende troebele oorlogstijden zijn ze alle verdwenen, op één na. Dit gebeurde toen Nieuwpoort afgescheiden was van de Nederlanden, en behoorde tot West-Flandre et Flandre française arrière pays. | |
Fabriek van zwarte zeepDeze was opgericht door Robert Le Noir in 1787, en werkte met 8 à 10 man, daarin begrepen de tonnenmakers. Hij gebruikt des chaudières, bacs et citernes ordinaires à telle fabrication. Drie jaar terug was het bedrijf stilgevallen door de bombardementenGa naar voetnoot(4) en de requisitie van potas door de Republiek. Een deel van het aangeslagene was vergoed in waardevolle assignaten; de rest werd zelfs nog nooit vergoed. Le Noir was bereid opnieuw te werken, als men | |
[pagina 104]
| |
hem potas liet invoeren zonder rechten, ofwel als hij zijn zeep naar den vreemde mocht uitvoeren zonder rechten of met gematigde rechten. | |
Hollandse JeneverDe Nieuwpoortenaar Michel Meynne baatte een stokerij uit van Hollandse jenever met 3 kolven en 18 kuipen. Zoals bij alle stokerijen was ook hier een wel voorziene stal van 50 hoorndieren aanwezig, die gevoederd werden met de spoeling en het afval van het bedrijf. In totaal waren vijf dagloners in de stokerij werkzaam. Daarenboven waren er nog twee man in de stallen, twee man kochten het graan op, twee maalden het en er waren transporteurs e.a. rond de stokerij bedrijvig. De stokerij dateerde uit 1770, en zou in Vlaanderen de eerste stokerij geweest zijn van Hollandse jenever, een betere en meer veredelde jenever dan wat in de gewone plattelandsstokerijen werd voortgebracht. Tijdens de eerste Franse Overheersing werd de stokerij gebombardeerd. Er werd uitvoerverbod op jenever gelegd. De laatste maanden leek alles beter te gaan. Maar de exportmogelijkheden zouden terug het peil van de Oostenrijkse tijd moeten halen. Tenslotte merkte het Nieuwpoortse kantonbestuur op dat de situatie van Nieuwpoort kon verbeteren indien de verbinding te water van de IJzer met de Leie langs Ieper tot stand kwam. Reeds in de jaren 1700 bestonden plannen dienaangaande, maar de opeenvolgende bewindslieden hebben steeds deze projecten verworpen. Het beeld van Nieuwpoort - een stadje van 3.000 inwoners - dat uit dit rapport naar voor treedt, is er één van een kleine vissershaven, waar alle aandacht naar de zee en de vis gaat, en waar de nijverheid als dusdanig nog haar intrede niet heeft gedaan. L. Van Acker |
|