| |
| |
| |
Bij een titelwijziging
Van folklore naar volkskunde
De volkskunde is de wetenschap die studie maakt van de traditionele gemeenschapscultuur en dit betreft zowel de geestelijke als de materiële volkscultuur. Deze klassieke definitie geldt nog steeds voor de historische volkskunde. De moderne cultuuruitingen van de mens, die het studieterrein uitmaken van de Gegenwartsvolkskunde, vragen een geheel andere benaderingswijze en onderzoeksmethodes. We zullen hier echter niet handelen over de grondbeginselen en de grondbegrippen van de volkskunde; dan zouden wij dit artikel onnodig moeten bezwaren met een vloed verwijzingen naar Duitstalige literatuurGa naar voetnoot(1). In dit geval zou de titel luiden: van folklore naar empirische kultuuranalyse. Met Biekorf zijn wij nog niet toe aan het Abschied vom Volksleben (Tübingen, 1970), alleen wordt met ingang van de 80ste jaargang, 1980, het woord folklore uit het zetsel gelicht, omdat dit sinds lang niet meer de hele lading dekt van de wetenschappelijke volkskundebeoefening.
De aandachtige Biekorf-lezer is het wellicht onmiddellijk opgevallen dat het woord folklore op omslag en titelpagina de plaats heeft geruimd voor het veel betere begrip volkskunde.
In 1939 verscheen er een belangrijk bijblad van Biekorf, het Westvlaamsch Archief voor Geschiedenis, Oudheidkunde en Folklore. Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog ging dit vrij vlug ter ziele. Bij het herverschijnen van Biekorf werd dit Westvlaamsch Archief een deel van het tijdschrift zelf. In 1952 werd door hoofdredakteur A. Viaene de tekst Westvlaams Archief voor Geschiedenis, Oudheidkunde en Folklore opgnomen in de titelpagina en dit is zo gebleven tot en met de 79ste jaargang. De term folklore werd voor het eerst gebruikt in 1846 door William John Thoms. Zijn bepaling voor het begrip Folk Lore - the Lore of the People - luidde the traditional beliefs, legends and customs current among the common people, manners and customs, observances, superstitions, ballads and proverbsGa naar voetnoot(2). Oorspronkelijk betekende het woord folklore dus niet de wetenschap van de volksoverleveringen, maar de volksoverleveringen zelfGa naar voetnoot(3). De term folklore heeft zich niettemin snel over
| |
| |
Europa en Amerika verbreid, vooral in de betekenis wetenschap der volksoverleveringen. De Fransen, die voor het begrip volkskunde geen eigen term bezitten, spreken over l'étude des traditions populaires. Zo spreekt men ook van het Musée National des Arts et Traditions Populaires te Parijs, waar eveneens een Centre d'Ethnologie française is gevestigd, hetgeen wij een Instituut voor Volkskunde noemen. Wetenschappelijk gezien is de term folklore te eng omdat hij slechts betrekking heeft op de geestelijke en niet op de materiële volkscultuur.
In de Scandinavische en Slavische landen gebruikt men het woord folklore vooral om de studie van de geestelijke volkscultuur aan te duiden, en het woord etnologieGa naar voetnoot(4) voor de studie van de materiële volkscultuur. Om alle verwarring te voorkomen spreken de Angelsaksen nu over folkloristics wanneer zij het hebben over de eigenlijke studie van de folklore. Folklore slaat dan op het studie-object (sprookjes, legenden, sagen, volksgeloof, liederen, enz.) terwijl met folkloristics de eigenlijke, wetenschapsbeoefening bedoeld wordt. Het woord volkskunde is ouder dan het woord folklore. Het komt reeds voor in 1787, maar zijn betekenis was zeer wisselvallig. In het derde kwart van de 19de eeuw zien we het woord in het Duitse taalgebied opduiken in de betekenis van de studie van de traditionele volkscultuur. De Belgische volkskundige Pol de Mont (1857-1931) heeft het compositum volkskunde, dat in het Nederlands en Duits op dezelfde wijze geschreven wordt, in onze taal ingevoerd. In 1882 verscheen zijn artikel Over volkskunde in Jong Vlaanderen. Hij inspireerde zich daarvoor op het werk van Felix Liebrecht, Zur Volkskunde, alte und neue Aufsätze, Heilbronn, 1879. Dit boek was trouwens in België ontstaan, want Felix Liebrecht woonde sedert 1849 te Luik waar hij als leraar Duits verbonden was aan het AtheneumGa naar voetnoot(5). In het Zeitschrift des Vereins für Volkskunde (1891) wordt reeds gewaarschuwd tegen het woord folklore en het veel betere woord Volkskunde
aanbevolen. In Duitsland evolueert het begrip Volkskunde zodanig dat het zowel de studie van de geestelijke als de materiële volkskunde omvat. In België en ook in Nederland worden folklore en volkskunde als synoniem gebruikt.
In 1882 introduceerde Pol de Mont de term volkskunde maar in 1887 werd in het Noorden de term folklore in zwang gebracht door het proefschrift van L. KnappertGa naar voetnoot(6); in het Zuiden werd dit begrip gelanceerd door August Gittée met zijn bijdrage Over Folklore verschenen in het onderwijzersblad De Toekomst (1887, blz. 17). In 1888 stichtten Pol de Mont en August Gittée (1858-1909) te Gent het tijdschrift Volkskunde, dat als ondertitel Tijdschrift voor de Nederlandsche folklore meekreeg. Dit tijdschrift bestaat nog steeds. In hetzelfde jaar verscheen van August Gittée Vraagboek tot het zamelen van Vlaamsche Folklore of Volkskunde, Gent, 1888.
| |
| |
In de Voorboodschap van Biekorf (10 mei 1889) ontmoet men noch het woord folklore noch volkskunde. De te behandelen stof die op dit studieterrein betrekking heeft wordt opgesomd als volkszeg, volkswangeloove, volksgeplogentheden, volkswetenheid. Wanneer Lodewijk De Wolf in 1907 zijn volkskundige bibliografie aankondigt als bijblad van Biekorf schrijft hij: Vanaf het naaste jaar voort zal ‘Biekorf’ alle drie maanden een zoo-volledig-mogelijke boekopgevinge bezorgen van alles wat over Vlaamsche folklore uitkomt, of over iets dat daartoe kan baten’Ga naar voetnoot(7).
Deze tweetalige bibliografie (Nederlands-Latijn) over de Vlaamse folklore verscheen onder de titel Volkskundige Boekenschouw-Bibliographica Folklorica Periodica (1908-1909). Ook L. De Wolf gebruikt dus beide termen, hoewel hij door zijn referaat in 1910 op het eerste Vlaams Filologencongres te Antwerpen duidelijk opteerde voor het begrip folklore door zijn voordracht de titel Folklore als wetenschap mee te geven. Prof. J. Schrijnen (1869-1938), de grondlegger van de Nederlandse volkskundewetenschap en eerste Nederlandse hoogleraar in de volkskunde (R.K. Universiteit Nijmegen) heeft de bepalingen en ideeën van L. De Wolf overgenomenGa naar voetnoot(8).
Toen A. Viaene in 1939 de term folklore gebruikte voor zijn Westvlaams Archief was dit zeer normaal; in hetzelfde jaar werd toen ook het Museum voor Folklore geopend in de Halletoren, een naam die zou blijven bestaan tot in 1973. De term folklore was in de periode 1930-1960 in Vlaanderen meer gangbaar dan volkskunde. De laatste twintig jaar is daar echter verandering in gekomen en daar willen we nog even op in gaan.
| |
De betekenisuitbreiding van de woorden ‘folklore’ en ‘folkloristisch’
Zowel door Prof. dr. J. van HaverGa naar voetnoot(9) als door Prof. dr. S. TopGa naar voetnoot(10) werden wetenschappelijke en taalkundige bezwaren naar voren gebracht t.a.v. de woorden folklore en folkloristisch. Hoger wezen wij er reeds op dat het begrip
| |
| |
folklore te ontoereikend is om het hele studie-object van het volksleven te omschrijven. Zelfs het woord volkskunde is in diskrediet geraakt, omdat men in de sterk sociologisch georiënteerde Duitse volkskunde geen blijf meer weet met het begrip ‘volk’. In Duitsland heeft men het tegenwoordig over: Empirische Kulturwissenschaft, Kulturanthropologie, Kulturgeschichte, Regionalethnographie. Ook in Nederland leunt men steeds sterker aan bij de culturele antropologie.
Verder is het een feit dat het woord folklore een betekenisuitbreiding heeft ondergaan in pejoratieve zin in de betekenis van ouderwets, achterlijk of minderwaardig. Daarnaast staan de woorden folklore en folkloristisch voor allerhande artificiële vormen van animatie, die niets met volkskunde te maken hebben maar wel alles met de toeristische industrie. De Amerikanen hebben daarvoor het nieuwe woord fakelore uitgevonden, en de Duitsers spreken over Folklorismus. Wij zouden in het Nederlands het woord folklorisme kunnen invoeren.
In vakkringen is men het er dan ook over eens om het woord folklore te vermijden bij de wetenschappelijke studie van het volksleven. De Koninklijke Belgische Commissie voor Volkskunde heette tot in 1957 nog Nationale Commissie voor Folklore. De Koninklijke Bond van de Oostvlaamse Volkskundigen vervangt sedert 1962 de Bond van de Oostvlaamse Folkloristen, terwijl de Bond van de Westvlaamse Folkloristen pas in 1972 de Folkloristen ruilde voor Volks kundigenGa naar voetnoot(11). Toen wij in 1973 verhuisden van het Folklore Museum naar het nieuw museumgebouw in de Balstraat was de naamgeving geen probleem: Stedelijk Museum voor VolkskundeGa naar voetnoot(12). Ook A. Viaene vond het logisch om in Biekorf over te schakelen van folklore naar volkskunde. In een gesprek, kort voor zijn overlijden, werd overeengekomen deze wijziging door te voeren, maar met behoud van het woord ‘oudheidkunde’.
Deze term heeft eveneens een hele geschiedenis en is even omstreden als folklore. De oudheidkunde (Altertumskunde) zou men kunnen gelijkschakelen met de kunstwetenschap èn de archeologie, zodat die term gerust op de titelpagina
| |
| |
kan blijven tussen de geschiedenis en de volkskundeGa naar voetnoot(13).
Het veranderen van een woord is normaal niet voldoende om een nieuwe impuls te geven aan het onderzoek. In ieder geval stelt Biekorf zijn kolommen open voor de moderne wetenschappelijke volkskundebeoefening in West-Vlaanderen (Oud-Vlaanderen), en verwacht kritische bijdragen over alle facetten van de cultuuruitingen, zowel uit het verleden als het heden.
W.P. Dezutter
|
-
voetnoot(1)
- Een goed overzicht biedt S. Top, Inleidende beschouwingen tot het wezen, het doel en de methodes der moderne volkskunde in Oostvlaamse Zanten, 1979, 3-4, blz. 129-156. Zie ook W.P. Dezutter, De Volkskunde: een vergelijkende wetenschap. Enige theoretische beschouwingen in Het Stedelijk Museum voor Volkskunde te Brugge, Brugge, 1973, blz. 7-32.
-
voetnoot(2)
- Dit artikel verscheen onder het pseudoniem Ambrose Merton in het Engelse weekblad The Athenaeum van 22 aug. 1846, blz. 862.
-
voetnoot(3)
-
M. De Meyer, De woorden folklore en volkskunde en hun geschiedenis in Volkskunde, Verzamelde opstellen van Maurits De Meyer, Antwerpen, 1966, blz. 11-19.
-
voetnoot(4)
- Vgl de tijdschriften Ethnologia Scandinavica, Ethnologia Slavica en Ethnologia Europaea, gesticht in 1967. Het leidende volkskundig tijdschrift heet sinds 1970 Ethnologie française.
-
voetnoot(6)
-
L. Knappert, De Beteekenis van de Wetenschap van het Folklore voor de Godsdienstgeschiedenis, Amsterdam, 1887.
-
voetnoot(8)
-
J. Schrijnen, Nederlandse Volkskunde, Zutphen, 2 dln., 1915-1916 Hij verzuimde echter naar L. De Wolf te verwijzen.
-
voetnoot(9)
-
J. Van Haver, De verhouding volkskunde-folklore in Jaarboek van de Koninklijke Belgische Commissie voor Volkskunde, 1974, blz. 19-22.
-
voetnoot(11)
- In een circulaire (1979) van de Bond van de Westvlaamse Volkskundigen (Brugge) is er sprake van Volksdeskundigen. Daarvoor zal wel de zetduivel verantwoordelijk zijn.
-
voetnoot(12)
-
W.P. Dezutter, Het Stedelijk Museum voor Volkskunde te Brugge Biekorf 1973, blz. 65-72.
-
voetnoot(13)
- Met voor de duidelijkheid van de gehele Biekorf-inspiratie ook de toevoeging Taalkunde (N. v.d. Red.)
|