Votiefschilderij uit de hoofdkerk van Oostende
1633
In de St.-Pieter-en-Pauluskerk te Oostende bestond in 1787 een beneficie van O.-L.-Vrouw van de zeven Weeën, waarvan aangifte werd ingediend, ingevolge het edict van Keizer Jozef II (A.R.A. Brussel, Rekenkamer, nr. 46840).
De fondateurs waeren genoomt Josina Padieu ende Pieter vander Sijpe. Er was geen vaste beneficiant, maar de aangifte werd gedaan door P.J. van Berblock, tresorier der stede ende port van Oostende, gratis wesende maedtschap van de testateurs.
Men vermoedde dat de fundatie terugging op een legaat inde jaeren 1633. Aanvankelijk liep het inkomen op tot 85.5.0 florijnen per jaar, maar door de troubels van oorloge werden de huizen, waarop het inkomen der fundatie terugging, gebombardeerd. Men had de grootste moeite om de verplichtingen van het beneficie te vervullen.
In de kerk van Oostende wort niet anders bevonden als een schilderije waer op de naemen der fondateurs geschildert zijn, als mede d'exonoratien dewelke jaerlickx moeten gedaen worden.
Fundatie en schilderij zijn voorzeker in de Franse tijd voorgoed verdwenen. Toen de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen de inventaris der 14 schilderijen in de kerk van Oostende liet opnemen in 1846, was er geen sprake meer van een schilderij dat kon beantwoorden aan bovenstaande gegevens (A. Couvet, Inventaire..., 1852, 543-546).
L.v.A.