Biekorf. Jaargang 79
(1979)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
De patriottentijd te Roeselare
| |
[pagina 96]
| |
door te weinigen verkozen voor een hogere graad, had zijn stem op rijm uitgebracht:
tot brengen ons Vrij Corps tot regeltucht, en tweedracht vrij,
wensch ik dat dheer Roelens capitein, d'Necker krijgsheer zij.
Dit Corps Volontairen oefende 's zondags te 4 uur (te 2 uur in de winter), getooid in ongeveer hetzelfde uniform als het Regiment van West-Vlaanderen: blauw met rode paramenten, kragen en voering, wit vest, witte broek en zwarte overkousen; ‘aen ider volontaire sal gegeven worden eene pluyme tot eer en onderscheyd teeken die hy op synen hoed sal mogen dragen en geene andere’. Op 21 juli, enkele dagen na de verkiezing der aanvoerders, legde het corps op de Grote Markt de eed af, in aanwezigheid van Pierre Malou-Riga uit Ieper, commissaris-generaal der Volontairen van West-VlaanderenGa naar voetnoot(28). Op deze dag luidden de klokken en speelde de beiaard, precies zoals die voorgaande keer toen generaal Van der Meersch in de stad zijn intrede deed, en zoals ook op de dag dat het vaandel der volontairen werd gewijdGa naar voetnoot(29).
De jongens namen, naast hun zondagse oefeningen, ook de veiligheidspatrouilles op zich. De burgers die in het begin van het jaar, eerst per gilde en dan per beurt van elf man, de straten hadden doorwandeld, mochten thuisblijven, maar niet voor lang: rond de 10e september besloot het stadsbestuur, gezien de toenemende dreiging van de oprukkende Oostenrijkers, méér mankracht in te zetten, en er werd een beurtrol ingevoerd met de Roeselaarse soldaten van het Westvlaams Regiment, de Volontairen en ‘de burgers geen volontairen synde’. Blijkens een schrijven van de Statenvergadering te Ieper op 27 september, waren er tussen de Volontairen en de lokale afdeling van het Regiment toen moeilijkheden gerezenGa naar voetnoot(30). Ging het om het gebruik van de twee aan de stad geschonken kanonnen? Toen de soldaten van dat Regiment op 12 november naar Ieper vertrokken, bleven er alleen de Volontairen en de burgers om te waken, maar twee dagen later wendde zich een veertigtal Volontairen tot het stadsbestuur met het verzoek, | |
[pagina 97]
| |
de burgers van hun opdracht te ontslaan. De veertig hadden geen vertrouwen in hen: daar was ‘een groot deel van geringe conditie die met hun daegelyckx handwerck hun huys houden moeten mainteneren’: vreesde men vooral hun ongeïnteresseerde afzijdigheid in geval van een Oostenrijkse inval, of beseften de lagere klassen dat de conservatieve Statisten, die de revolutie naar hun hand hadden gezet, hen minder aantrekkelijks te bieden hadden dat de verlichte Oostenrijkse overheid? Even erg of nog erger: er waren bij die burgers ook ‘eenige die het quaed systema hebben van aen te nemen de partye van soogenaemde royalisten’ (aanhangers van de keizer). De Volontairen wilden dus alleen meester zijn van de straat Hun verzoek van 14 november was ondertekend door kapitein Pieter Frans Roelens, onderluitenant Pieter Frans de Neckere (beiden schepen van de stad), vaandrig Jacob Augustijn de Hulster en een 35-tal gewone leden onder wie Pieter Lambert BethuneGa naar voetnoot(31). Rond dit tijdstip der ineenstorting hebben enkelen een paspoort bekomen voor verblijf buiten de stad. Op 8 november waren dat de 16-jarige Jozef Ingels en de 15-jarige Pieter Chielens. Ook Jan de Meester, trommelaar in het Corps, was pas 15, en kreeg een paspoort op 24 november. De andere trommelaar, Jacob Andries Raveschot, 25 jaar, had e op 17 oktober al een gekregen. Tot de oudere Volontairen behoorden Pieter Caytan, timmerman, 32, en Karel Crombez, molenwerker, 25, in het register der paspoorten als korporaal der Volontairen vermeld, wat kan betekenen dat hij sinds juli de plaats had ingenomen van één der toen verkozen korporaals. Beiden bekwamen een reisdokument op 16 november, ‘gedeclareert hebbende vandage te vertrecken naer Brugge en Sluys, uyt motif van wandelinge volontaire alhier’Ga naar voetnoot(32).
Ook de Roeselaarse marktzanger Jan de BusschereGa naar voetnoot(33) had intussen al zijn bijdrage geleverd tot het welslagen der Volontairenwerving, door rond te trekken met een speciaal repertorium. Zijn bly-eyndig histori-liedeken op de zegenpraelende liefde van | |
[pagina 98]
| |
eenen vaderlandschen Cadet en zyne alderliefste IsabelleGa naar voetnoot(33a) vertelt hoe, na de bevrijding onzer gewesten, een jongeling afscheid had genomen van zijn verloofde om de in Luxemburg samengetrokken Oostenrijkse troepen te gaan bevechten. De jongedame reist hem achterna, en wel om aan zijn zijde mee te strijden, maar ze valt in handen van vijf vijandelijke soldaten, die haar willen misbruiken en doden. Net op tijd verschijnt de minnaar met twee gezellen: de vijf onverlaten worden zonder dralen om het leven gebracht, en generaal Schoenfeld verleent de held zowel de graad van luitenant als de toestemming om in het huwelijk te treden. Dit kinderlijk scenario knoopte toch ergens aan bij iets actueels, de mobilisatie van vrouwen. Van dergelijke patriottinnen en ‘amazones’ zijn in het Roeselaarse weinig sporen te vinden, maar in bepaalde delen van het land is het zwakke geslacht effectief gewapend opgetreden. Men leest dan ook in Busschertjes tweede lied, Gezang tot lof der Volontaire:
Mans, kinders, vrouwen,
Al wie 't geweir draegen kan,
Waekt en doet den Eed van trouwe...
In een derde lied stak onze straatzanger de ‘faam-trompet’ voor Malou-RigaGa naar voetnoot(34): een erg geestdriftig stuk over de Westvlaamse opstandelingenleider, waarin wordt beklemtoond dat de Westerlingen (inwoners van het departement West-Vlaanderen) eerder ‘de dood hun hart zullen laten afslaan’, dan ‘Godt en Malou-R. & c. af te gaan’. | |
IV
| |
[pagina 99]
| |
en trommel aangeboden kregen door de vrouwelijke dorps jeugd, de patriottinnen. Over het vaandel zegt de tekst: ‘Het Vaendel, dat by den edelmoedigen Vlaemschen Leeuw en den Naem uwer Prochie, nog het Merk-teeken der Christenen, met dit opschrift voert: In hoc vinces: pro Religione & Patria’ (in dit teken zult gij zegepralen: voor Godsdienst en Vaderland)Ga naar voetnoot(34a).
Nadat de geslaagde omwenteling te ardooie al had aanleiding gegeven tot wekelijkse hoogmissen met brooddeling voor de armen, had daar op vrijdag 12 februari een lijkdienst plaats voor de overleden strijders. Het kerkinterieur was in rouw gehuld, met vooraan een katafalk. Aan de waskaarsen waren de wapens van Vlaanderen bevestigd. Te 9 uur in de morgen was ‘de waere eensgezinde en wel geëxerceerde Jongheyd, gewapend met nieuwe Snaphaenen’ van de ‘Corps-de-Guarde’ naar het wethuis getrokken, vanwaar men in stoet naar de kerk schreed ‘met de beyde Collegien dezer Prochie met de Pointers, Notabele en groote Gelande, de Wyk en Arm Meesters, als mede de beyde vrye en oud-geoctroyeerde Gildens van den H. Sebastianus en van de H. Barbara, gezeyd Busseniers’. Het was een stoet ‘met alle slach van Militaire Instrumenten, als Wimpels, slaende Trommels en vliegende Vaendels’. Na de lijkdienst werd de rouw van de altaren verwijderd, en onder het luiden der drie klokken ‘en het dry mael losbranden van de Musquetterye’ werd het danklied Te Deum gezongen. De armen werden bedacht met vier- a vijfhonderd broden ‘van schoonen Messeljoen’, met alle offerpenningen erbij. De hoger genoemde waardigheidsbekleders vergezeld van een schare uitgenodigde kosters uit de omliggende parochies, kregen in het wethuis een middagmaal voorgeschoteld, opgevrolijkt door ‘Vreugde Airkens en Liedekens, bezonderlyk der oude en nieuwe Patrioten Marchen’, te 3 uur volgde een exercitie door ‘de volontaire Jongheyd’, daarna was er Lof in de kerk, verlichting der beide gildenhuizen en van het wethuis, en vuurwerk. (Een gelijkaardig feest had Izegem al op 4 februari beleefd, met bezoek van de Volon- | |
[pagina 100]
| |
tairen uit Menen onder leiding van een broer van generaal Van der Mersch)Ga naar voetnoot(35). Ongeveer 80 man traden toe tot dit Ardooise Corps Volontairen. Op 15 juni had een gezamenlijke oefening plaats met de Volontairen van Oostkamp (Koolskamp?), Kortemark. Lichtervelde, Beveren, Izegem, Passendale en Roeselare, samen 300-400 man, met acht speelieden uit de laatstgenoemde stad erbij. De Ardooise groep hield in de nacht van 20 op 21 juni een klopjacht op ene Jan Meurisse, deserteur van het Regiment van West-Vlaanderen, en op 30 juni werd het vaandel gewijd. Een ernstig incident viel voor op 29 augustus, toen de 44-jarige wever Pieter de Snouck dit corps beschimpteGa naar voetnoot(36)). Ook te oekene bestond een corps. Het centraal Vaderlandsch Comité van Ieper stuurde daar zekere Jacob Maes naartoe ‘voor de instructie der volontaire tot Houckene’, in welk dorp hij ook ‘bekwaeme mansluyden voor het voetvolck’, dus voor het Westvlaams Regiment, diende te ronselen, en, zo werd het Roeselaarse Comité op 13 juli bericht, ‘hy sal sig addresseren voor syne betaelinge in het Comité van RousselaereGa naar voetnoot(37).
Te beveren was op 9 augustus een plechtige mis opgedragen door deken Moens, die ook een toespraak hield en het ‘overtreffelyk zyden Vaendel’ wijdde van het ‘Vrywillig Vaderlandsch Gezelschap’ van de parochie. Het vaandel was geschonken door de ‘kloekmoedige en welpeyzende jonge Dochters’ en was beschilderd door Ignaas Lodewijk van den Bussche, kapitein van het plaatselijk Volontairencorps: ‘in het midden het Wapen van Vlaenderen met de Vereeninge, ende in de vier Medaillons komende ten midden van de lysten, te weten onder het gezeyd Wapen een Kruys met de worden: In hoc Signo vinces, van boven de Hemelvaerd van Maria, aen de rechte zyde het Wapen van het land van den Vryen, ende aen den anderen kant het wapen van Beveren’. Oud-pastoor Morette schonk een keteltrommel, waarna de geestelijken en de Chefs der Volontaire ‘voorgegaan door ons Turksch Musicq en de gezeyde jonge Dochters, benevens | |
[pagina 101]
| |
het Corps Patriotique’ onder kanongeschut en klokgelui naar het huis van pastoor De Neckere trokken om er een middagmaal te genieten. Dezelfde pastoor bezorgde de 97 gewone Volontairen een maal in het wethuisGa naar voetnoot(38). Pastoor De Neckere was de broer van de al genoemde Roeselaarse advokaat, schepen en Volontairenofficier Pieter Frans de Neckere. In augustus kwam ook te oostnieuwkerke een Corps Volontairen tot stand. Hier werd, zoals te Oekene, de instructeur betaald door het Vaderlandsch Comité van Roeselare. ‘Niet sonder groote moeyte om de diversiteyt van gemoederen’, schreef kapitein P. Gellinck(?) op 25 augustus naar het genoemde Comité, ‘hebben wy alhier opgerigt een Corps Vollontaire die Sondag lest tot Iper den plegtigen eedt hebben afgeleid. Veele onder de selve desireren meer als oyt hun in den wapenhandel te oeffenen’Ga naar voetnoot(39). Bij de vanuit Roeselare betaalde instructeurs zouden zich ook die van izegem voegenGa naar voetnoot(40).
Te hooglede was de tegenstelling tussen keizersgezinden en revolutionairen passioneel. De eerstgenoemden hadden (in februari) hun vergaderlokaal in de herberg de Rotse van Orep bij Frans Nevejans op Wijkhuize onder Hooglede, en ze werden door hun tegenstanders lastig gevallenGa naar voetnoot(41). Een gedicht van De Borchgrave heeft de bedrieglijke schijn gewekt, dat de politieke verdeeldheid in het dorp aanleiding heeft gegeven tot een breuk in de plaatselijke rederijkerskamerGa naar voetnoot(42). Er mag worden genoteerd dat pastoor Antoon Hennequin door een tijdgenoot bij de keizersgezinden werd gerekend, samen met greffier De MeyGa naar voetnoot(43). | |
[pagina 102]
| |
Misschien als gevolg van onenigheden zoals hierboven gesignaleerd werd het Hoogleedse Volontairencorps pas opgericht op 6 september. Deken Moens droeg de mis op, sprak een ‘zielroerende Oratie betrekkelyk op de tydsomstandigheden’ uit, en wijdde het kostelijk en aan beide zijden geborduurd vaandel, ‘mildelyk gejond en opgeoffert door de iverachtige en wel-peyzende jonge Dochters van alhier voor het gemeld Corps Volontaire, verbeeldende het zelve Vaendel het Wapen van Vlaenderen, gevoegd op eenen trophée van de teekens van Religie en Kryg, waer in aen de rechte hand uytschynt een Vaendel met het Kruis in het midden, daer onder: In hoc signo vinces, een ander met de Hemelvaerd van Maria, daer boven den Hoed van Vryheyd, aen de slinke hand noch een Vaendel met twee samengevoegde Handen, houdende de Schichten van Eendragtigheyd, daer onder een ander Vaendel met een Duyve in het midden, brengende den Olyftak van Vrede, van weêrkanten schynen ook uyt de Hoorns van Overvloedigheyd, benevens alle de Krygs-Teekenen, op beyde de kanten van den trophée staet: Pro Religione & Patria’Ga naar voetnoot(44). | |
V
| |
[pagina 103]
| |
juli werd in zijn handen de Roeselaarse magistraat beëdigd geen nieuwe gezichten sinds de patriottentijdGa naar voetnoot(47). De bevolking reageerde op de Restauratie zeer verdeeld De incidenten, waarvan een overzicht volgt, tonen aan dat de verliezende partij met lede ogen neerkeek op de veel zwakkere groep keizersgezinden die triomfeerden in een hen zomaar toegeworpen zege. Een aantal feiten staat vermeld in een rapport dat op 10 augustus 1791 werd opgesteld door baljuw Karel Leopold Spillebout. Er dient zeker rekening gehouden te worden met de bijzondere omstandigheden waarin die man zijn tekst heeft geschreven: de autoriteiten eisten van hem een onderzoek omtrent gebeurtenissen waarin hij, té zeer verbonden met de partij der verslagen patriotten, niet was opgetreden zoals van een baljuw, (als vertegenwoordiger van het hoogste gezag) kon worden verwachtGa naar voetnoot(48). De opsomming begint rond Kerstmis 1790. Op het huis van ene De Meester was een lasterschrift aangetroffen met bedreigingen tegen de Oostenrijksgezinden. Rond dezelfde tijd vond men bij (aan de muur van?) het Augustijnenklooster aan de Zuidstraat een brief waarin de gewezen Volontairen van Izegem werden aangespoord om samen met hun Roeselaarse vrienden de keizerlijken te ‘vernietigen’. Wat later werd een mis opgedragen tot zielelafenis van keizer Jozef II. Een initiatief van de keizerlijken dus, en, volgens de vage chronologie van dit rapport, misschien wel opgedragen op de eerste verjaardag van het overlijden, 20 februari. Het rapport voegt erbij dat men die ‘fyge misse’ ongeldig noemde ‘dewyl wel geweten is dat de fygen als hunnen meester verdomt syn’. Er wordt vervolgens gesignaleerd dat een keizerlijk arendembleem was afgerukt van het douanekantoor. Begin mei liep het gerucht dat in Brabant duizend man klaar stonden voor een aanval op de keizerlijken. ‘Sekeren persoone van Hooglede was ook van dat gevoelen en syde my dat men om de spoedige verandering te hebben men beginnen moest met alle de keysersgezinden den kop af te hauwen waer in hy soude uytgemunt hebben’. Rond Pinksteren had een Roeselaarse gilde bij de viering | |
[pagina 104]
| |
van haar koningsfeest met haar instrumenten de patriottische mars laten weerklinken. Schepen Pieter Frans Roelens, de gewezen kapitein der Volontairen, hielp ze in bescherming nemen tegen verontwaardigde aanhangers van het nieuwe bewind. Kort na de inauguratie van Leopold II als graaf van Vlaanderen (Gent, 6 juli 1791) verklaarde de kapelaan van Oedelem te Roeselare dat de drie bemiddelende mogendheden (Groot-Brittannië, Pruisen en de Hollandse Republiek) tegen die inhuldiging hadden geprotesteerdGa naar voetnoot(49). Enkele dagen later lieten de patriotten - hier heten ze Staatsgezinden - een mis opdragen voor de afgestorven opstandelingen. Drie uren lang had men daarvoor de klokken geluid ‘op de balustrade die volgens hun zeggen een stagie hoger was als die voor den keyser’ (baljuw Spillebout zinspeelt hier op de eerder voor Jozef II opgedragen mis). Tijdens een vergadering na de dienst was geroepen ‘lang leve Van der Noot’. Dit is alles wat hier over die mis wordt gerapporteerdGa naar voetnoot(50). In het volgend hoofdstuk zal er meer over gezegd worden.
Er is in dit rapport ook melding van de pastoor van Beveren (niet met name genoemd; het betreft de hoger genoemde De Neckere). Hij is het die in de anti-oostenrijkse houding van veel geestelijken ‘de kroone spant’. Ook zijn broer, schepen te Roeselare (bedoeld is Pieter Frans de Neckere) blijft ageren, evenals dokter Spillebout (de baljuw bekladt hier zijn eigen broer Pieter Jozef, geneesheer) en enkele anderen, die een groot huis hebben gebouwd dat als kazerne dient... Lieten zich evenmin onbetuigd ‘den greffier en baes Verduyn tot Lichtervelde’, in welke laatste parochie nog vele anderen weer een revolutie wensten; verder waren twee-drie personen te Hooglede en twee vrouwen te Gits ‘in dusdanige redeneringe veel te heftig’...
Vervolgt Jozef Huyghebaert |
|