Passage
't Paissaige. De Passage
Op de vraag in Biekorf 1978, 63.
Passage in de oude toponymie ruikt naar feodale verplichting: een doorgang verbonden met een heerlijk recht (tol, belasting).
De doorgang voorbij een kasteel viel onder het recht van de heer. De overgang over een water: wed, brug, veerpont, was eveneens aan de heer te vergoeden. Vandaar het bekende passagegeld.
Het aangehaalde ‘paissaige datmen noemt ten Hille’ (1519) in Zwevezele veronderstelt een oude belastbare overgang. De aanwezigheid van de afspanning ‘den franschen schilt up tpassaige datmen noemt ten hille’ (DF. VI, 24) schijnt dit te bevestigen.
Ook de Leie-overgang op Vijve, tussen Sint-Elooi en Sint-Baafs droeg de naam ‘ter passaige te Vive’. (Stadsrek. Tielt 1476).
Een plaats aan de Zwinoever in Sluis heette de Passage (15e E. bij DF. XII 410) en de Poort ter Passage in die stad hangt blijkbaar daarmee samen.
C.B.