De luis binnen ieders bereik
Aansluitend bij Biekorf 1975-76, p. 213.
In de Amsterdamse quarto-uitgave van de Plinius-vertaling (gedrukt te Hoorn in 1628) zijn Luis en Vlooi onder de ‘kleyne Dierkens’ van het Derde Deel weggelaten.
De vollediger editie van Plinius in Elzevier-formaat (Amsterdam 1650) behoudt het Vierde Deel ‘Van de kleyne Ongedierten’; in het daarin voorkomend kapittel van de Mieren, Motten etc. wordt onze inlandse luis met weinig woorden afgescheept.
De uitgever van 1650 noteert daarbij kortweg:
‘Over want- en weeg-luysen dunckt het my onnodigh (om datse soo bekent zijn) hier meer te schrijven, gelijck mede van de gemeene Luysen en Vloyen, hoewel sy de menschen aldernaest zijn...’ zo dichtbijzijnde dat ‘deghene die curieus is om haere natueren te weten, die kanse wel met kleyne moeyten en kosten selver opvoeden’.
Het onderzoek van het alledaagse woekerdiertje wordt hier door de schalkse Pliniusbewerker aan de moeiteloze persoonlijke observatie van de nieuwsgierige lezer overgelaten. En dat mocht hij zonder ergernis in zijn kraakzindelijk leefmilieu van het Noorden der Gouden Eeuw?...
C.B.