Biekorf. Jaargang 78
(1978)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
Sint-Donaas en Brugges eerste kathedraalOp het bekend Brugs stadsplan van Marcus Gerards figureren, tussen Markt en Burg, twee monumentale gebouwen die binnen dezelfde tijdspanne met de grond werden gelijkgemaakt: de Waterhalle en de kathedrale kerk van Sint-Donaas. Dat de enorme Waterhalle, over geheel de oostkant van de markt, reeds tegen de Franse tijd in een puinhoop herschapen was, illustreert het aangrijpend functieverlies van de stad als economisch centrum. Maar van het slopen van de bisschoppelijke kerk getuigt de Gentse ere-hoogleraar Br. Firmin, in zijn befaamd boek uit 1940 over de Romaanse kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen, dat zij aangetekend staat op de rouwlijst van de monumenten die onder de Franse annexatie de marteldood stierven.
De desaffectatie van het gebouw en de veiling en sloping die onvermijdelijk erop volgden, troffen het oude Bisdom Brugge in het hart. Dit was een schoolvoorbeeld van de toenmalige onverdraagzaamheid. Immers, wie de herder treft verstrooit de kudde. Dat opzet is echter niet uitsluitend een stunt geweest van de geestesverwanten van Voltaire. Ook de Oostenrijkse tijd ging niet vrij uit. Geheel de époque rond de eeuwwisseling moet schuldig pleiten. In zijn indrukwekkend drieledig werk over de grafmonumenten te Brugge vóór 1578 - een tijdstip dat een andere beeldenstorm in herinnering brengt, - signaleert Valentin Vermeersch reeds onder Maria-Theresia gevallen van wettelijk georganiseerd vandalisme dat aan grafstenen, epitafen en mausolea begerenswaard bouwmateriaal overhield.
De buit aan en in Sint-Donaaskerk viel niet te versmaden. Zoals de Sante Croce in Firenze of Saint-Denis voor Parijs, gold te Brugge. in directe wedijver met de parochiale Onze-Lieve-Vrouwekerk, de aloude kapittelkerk aan het Burgplein als begeerde rustplaats voor de ‘high society’ die postuum gesteld bleef op behoorlijk gezelschap. Na de eerste maar vooral na de tweede wereldoorlog zijn, ondermeer in Duitsland, boeken verschenen met het ontstellend overzicht van wat aan monumenten was overgebleven na de doortocht der troepen. De toestand voordien staat soms ernaast. De jongste jaren hebben die meewarige foto's plaats gemaakt voor het honderdvoudig beeld van de restauratie, goed te vergelijken met deze van de Lakenhalle te Ieper. Er zijn inderdaad opwekkender boeken te schrijven dan over een afgestorven en verpulverd monument. Niettemin is ook zo'n boek in zekere zin onontbeerlijk omdat het de brug helpt slaan uit het verleden naar de toekomst. De gemeenschap die in de Franse tijd totaal weerloos stond tegenover de sloper - zo zij al niet begerig informeerde naar de kostprijs van dorpel of baksteen, - lijkt vandaag beter gesensibiliseerd dan toen. Anders zouden deze nieuwe bijdragen over Sint-Donaas en de verdwenen Brugse kathedraal allicht nooit geschreven en stellig niet gebundeld zijn gewordenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 244]
| |
Iedereen beseft dat het studiewerk - een magnum opus over alles wat zich in en rond Sint-Donaas heeft afgespeeld vanaf het vaag Karolingisch begin tot op de vooravond van de Franse aanslag, - daarmee ver van voltooid is... In het web van gissingen rond de vroegste geschiedenis van de stad Brugge is het motief van de inplanting aan het Burgplein slechts met de grootste omzichtigheid te formuleren. De gedaantewisselingen welke het gebouwencomplex in de loop der tijden heeft ondergaan, ongetwijfeld omdat nieuwe taken en andere ambities zich aanboden, doen vragen rijzen die, vrezen wij, weer nieuwe leemten laten zien. Is de iconografie terzake vrij behoorlijk, zij is beperkt in de tijd en vertoont met betrekking tot de architectonische uitvoering vooral wat het detail betreft - de klacht staat reeds te lezen bij Duclos, - veel afgebladderde vlekken. Zoveel te groter is de opgave om het kerkelijk leven zelf in en rond en terwille van Sint-Donaas behoorlijk te omschrijven. Omvangrijk archiefonderzoek, met uitlopers naar alle mogelijke facetten van het kunst- en geestesleven van en rond de kapittelheren, moet dienaangaand nog veel nieuwe sleutels smeden. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat voor de Brugse hoogtijd van het humanisme daarvoor reeds prachtig werk is verricht. Alvast heeft dit meer inhoud helpen geven aan de culinaire mededeling van Juan Luis Vives die in de vastentijd Brugge boven Leuven zegt te verkiezen omdat hier althans verse vis op tafel kwam. U kunt dit nalezen in zijn brief aan Erasmus te Bazel, van 1 april 1522. Van Erasmus gesproken, meer redenen om de Brugse wenkbrauwen te fronsen heeft men bij het doornemen van zijn correspondentie met Brugse en Leuvense vrienden, vijf jaar voordien, als hij in het late najaar van 1517 heeft bemerkt dat de hartewens van Gilles van Busleiden om ook aan de Sint-Donaas een ‘collegium trilingue’ te vestigen, niet in vervulling kan gaan. Het zou trouwens niet de laatste keer zijn dat een kans op universitair leven - dat aan het Grootseminarie niet te na gesproken, - aan onze neus voorbijging. Een magere troost en een beeld van de wisselvalligheden van alle menselijk bedrijf binnen dezelfde muren verschaffen de complimenten van dezelfde Erasmus aan het adres van de ‘vrolijke’ muzikanten uit de chorale van het kapittel; hij noemt ze zo, en het was pas september, dus nog lang geen Cecilia!... Dit paar bedenkingen moge ertoe aansporen de bijdragen over Sint-Donaas en de verdwenen Brugse kathedraal met aandacht te lezen. De lezer zal ongetwijfeld op verrassingen stoten die zijn kritische zin uitdagen of zijn inzichten in vroeger eeuwen verlevendigen. G. Gyselen |
|