‘Hofstede’ leeft eigen-Vlaams leven voort
Het woord ‘hofstede’ heeft onder druk, met vele andere, het beschaafd taalgebruik moeten verlaten. Toch is er niets zó Vlaams als een hofstede. In het Veurnse en rond Brugge staan geen hoeven, wel hofsteden. Waarom mag het woord het begrip niet dekken?
Mensen met een nostalgie naar de natuur, Rousseauisten van de XXe eeuw, ontdekken zich een talent à la Viollet-le-Duc en voelen zich geroepen om hun week-end door te brengen in een gerestaureerde landelijke woning met modern comfort en daarbijhorende antikwiteiten.
Het woord ‘boerderij’ of ‘pachthoeve’ heeft een algemene betekenis en dekt alle mogelijke begrippen van opstal van een landbouwuitbating.
Het Vlaamse land kent landelijke woningen en hofsteden; het is, Goddank, evenmin beperkt tot het nationaal territorium.
De heer Albert Obiedzynski, architecte du Centre d'Etudes Techniques de l'Equipement Nord-Picardie, nam op zich, in een aantal artikelen (waarvan het eerste gepubliceerd werd in het tijdschrift ‘Maison et décors - Flandre, Artois, Picardie, nr. 6 februari/maart 1978’) het Vlaamse landschap te verdedigen en de mensen met restauratie-ambities bij te staan om het bouwwerk te lande in de streek, die hij als Vlaming liefheeft, behoorlijk te herstellen.
Niemand zal twisten over het begrip ‘landelijke woning’; ook de visser of de landelijke arbeider had recht op een dak boven zijn hoofd.
De landelijke woning is een alleenstaand gebouw in tegenstelling met de boerderij of hoeve die een groepering van gebouwen is.
De klassering van de hoeven is tweeledig:
- la cense die een verschijnsel is in Picardië;
- l'Hofstède die eigen is aan het Vlaamse land en waarvan de inplanting zich bevindt ten noorden van een lijn die loopt van Wissant, Marquise, Fauquembergues, Béthune, La Bassée, Carvin, Douai, Valenciennes.
Deze grens is geen muur en de Vlaamse invloed vindt men in de streek van Boulogne, l'Artois, la Cambrésis, het noorden van de Thiérache en van Picardië.
De Fransen gebruiken 32 woorden om de woningen te lande aan te duiden. Het woord ‘hofstede’ is dus niet te veel in ons eigentijds beschaafd taalgebruik. Het heeft minstens een even goed recht als ‘bierviltje’ dat niet eens vilt is. In de hofstede zijn de gebouwen zo ingeplant dat ze een maximum openheid hebben op het landschap, zelfs indien de koer de centrale kern is. Dit is één van de kenmerken die op zicht een identificatie toelaten.
De heer Obiedzynski vinde hier een woord van dank voor het redden van een Vlaams woord.
Wie meer belangstelling heeft voor hofsteden, hun types, hun bouwmaterialen, kan met nut de studies lezen die deze Vlaming met een vreemde naam publiceert in het hierboven geciteerd tijdschrift.
Maison et décors - Flandres, Artois- Picardie, redactie 131, rue Nationale, 59800 Lille, uitgegeven door de Compagnie Régionale de Publications Specialisées, 8 rue du Chalutier la Tanche, 56100 Lorient.
P.K.