Biekorf. Jaargang 77
(1977)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Franse schooltjes van de familie De Rynck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het klooster van Izegem, dat in die jaren een meerderheid van franssprekende zusters telde. Te Izegem onderwezen deze zusters eveneens de Franse taalGa naar voetnoot(2). In de dorpen echter was een franstalig onderwijs zo goed als onbestaande. Het was al heel wat als er onderwijs werd gegeven. De Franse school van meester de Rynck te Lichtervelde, waarover wij het zullen hebben, moet dus gesitueerd worden in deze tijdsatmosfeer, toen het Frans in de mode werd en er bij ons van bovenuit een bewuste verfransing werd gelanceerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geldolfus de Rynck, zijn familie en zijn gezinMeester Geldolfus de Rynck behoorde tot een familie die in de streek reeds vroeg gevestigd was, o.m. te Pittem en te Ardooie. Te Ardooie staat Pieter de Rynck, de vader van Geldolfus, bekend als pointer en een zekere Guillaume de Rynok, schepen van Ayshove in Ardooie, was waarschijnlijk zijn broer. De familie was vrijlaat der heerlijkheid van Ayshove in Ardooie en zou dit generaties naeen blijven, zodat alle stukken betreffende deze familie voorkomen in het archief van Ardooie. De namen der families waarmede de Rynck's huwelijken aangingen, zijn de namen van wijdvertakte en voornamere boerengeslachten uit die jaren (Verhelle, Vanden Bussche, de Busschere, de Clerck, Vanneste, de Meulenaere). Een neef van meester Geldolfus, Adriaan de Rynck, was molenaar op de Bergmolen te Ardooie en werd de stamvader van een molenaarsfamilie die heel Vlaanderen door verspreid geraakte (Koolskamp, Wingene, Emelgem, Tielt, Koekelare, Kortemark, Beveren, Egem, Deerlijk). Geldolfus de Rynck was geboren te Ardooie in 1616. Zijn vader heette Pieter en zijn moeder was een zekere Adriana, waarvan de familienaam niet wordt vermeld. Pieter stierf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1662 en werd begraven ‘cum summo officio’. Geldolfus de Rynck moet dus gesitueerd worden in de betere boerenstand, die openbare ambten waarnam en in feite de burgerij vormde. In zijn familie was hij een figuur met gezag; meer dan eens treedt hij op als peter en we vonden hem enkele malen als voogd over minderjarige kinderen (1670, 1676). Geldolfus de Rynck trouwde in 1652 te Ardooie met Anna Belaen. Daar Geldolfus betrekkelijk laat huwde en in staat was Franse schoolmeester te worden, kan de vraag worden gesteld of hij soms geen studies had gedaan of een tijdlang binnenging in een klooster (jezuïeten?). Om de figuur en het milieu van meester Geldolfus te verstaan, moeten wij eveneens een woordje zeggen over de familie Belaen. Na zijn huwelijk bleef Geldolfus de Rynck nog een tijdje te Ardooie wonen waar hem in 1653 een zoon Pieter werd geboren. Zijn twee andere zonen Jooris en Pieter Quintinus zijn reeds geboren in Lichtervelde waar hij zich had gevestigd als schoolmeester. Zijn aankomst in Lichtervelde dateert dus van kort na 1653. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De school van meester Geldolfus te LichterveldeDe school van Geldolfus de Rynck werd gehouden in een schoon huis te Lichtervelde ‘inden noortwesthoucke metten voorhoofde op de mart’, dat Geldolfus en zijn vrouw binnen hun huwelijk hadden gekocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geldolfus de Rynck hield daar ‘fransche schoole’. Op 8 juni 1675 stierf Anna Belaen en werd er voor schepenen van Ayshove in Ardooie een goederenstaat opgesteld ten sterfhuize. Er waren twee kinderen: Jooris, die bij de jezuïeten was ingetreden, en Pieter Quintinus. Onder de baten van het sterfhuis staan de namen opgegeven van meer dan 10 personen die nog school- of kostgeld schuldig waren op de dag van het afsterven van Anna Belaen (zie bijlage). De meubels in het sterfhuis, die wegens de oorlogstijden gevlucht waren binnen Brugge, werden geschat op 29 pond, en Geldolfus de Rynck had twee gemeten ‘coorne’ staan op een partij land. Mre Geldolfus is hertrouwd met Anna Vanneste, die merkelijk jonger was dan hij. Het contract antinuptiaal werd verleden voor Rochus Berlamont, griffier van Ardooie en openbaar notaris te Lichtervelde. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen meer geboren. Op 15 november 1684 stierf meester Geldolfus en weer werd een goederenstaat opgesteld voor Ayshove. In deze staat, afgesloten in 1685, wordt geen melding meer gemaakt van de zoon Jooris, die enkele maanden voor zijn vader overleden was. Pieter Quintinus schoot dus alleen over. Nu worden 10 schuldenaars opgesomd van school- en tafelkosten van de Franse school (zie bijlage). De verschuldigde sommen in beide staten leren ons niet veel op zichzelf. Aangezien alle bedragen nogal verschillend zijn van mekaar, zou men denken dat er geen klassikaal onderricht werd gegeven. Trouwens in een schooltje met weinig leerlingen is individueel onderricht de aangewezen methode. Het was zeker maar een klein schooltje van ten hoogste rond de 20 leerlingen, waarvan enkelen ten huize van de meester inwoonden, blijkens de betaalde bedragen aan tafelkosten. Wellicht was er geen personeel en was meester Geldolfus de enige leermeester. Over de leeftijd van de studenten zijn we niet te best ingelicht. De zoon van Hendrik de Pruyssenaere bvb. was geboren in 1663 en bijgevolg 12 jaar in 1675. De zoon van Carel dela Rue daarentegen zou zelfs, indien de schuld uit de rekening van het sterfhuis slaat op deze zoon, niet minder dan 19 jaar zijn geweest. In dit gezin, waarvan wij de stamboom kennen, was er maar één zoon die in de school van meester de Rynck kan gezeten hebben, nl. Jan Baptist, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboren in 1665 en overleden in 1695. Het onderwijs van meester Geldolfius mag dus worden aangezien als voortgezet onderwijs, aan kinderen die al de eerste begrippen van lezen en schrijven onder de knie hadden. Weten wij niets over het programma, tenzij dat het een ‘fransche schoole’ was, toch konden wij enigszins achterhalen uit welk sociaal milieu en uit welke streken van Vlaanderen de studenten afkomstig waren. Er zaten een aantal Bruggelingen bij, ook de zoon van me vrouwe van Diksmuide, een Gentenaar, enz. De meerderheid kwam evenwel uit de omliggende gemeenten, ja mogelijks van Lichtervelde zelf. Er zaten edellieden bij, die blijkbaar voorbestemd waren voor de administratie of misschien alleen maar de taal wilden leren. Dorpsgriffiers en advokaten waren goed vertegenwoordigd. Ook enkele handelaars. Sommigen konden we niet thuiswijzen. In alle geval recruteerde meester de Rynck zijn studenten uit de betere standen en over een tamelijk groot gebied, zodat wij mogen zeggen dat zijn instelling ver bekend was en het vetrouwen genoot van de vooraanstaanden. De school van meester Geldolfus, die te Lichtervelde kan begonnen zijn rond 1653, duurde tot zijn dood in 1684, dit is een periode van 30 jaar. In zoverre wij weten werd zij na zijn overlijden niet voortgezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter Quintinus de Rynck en zijn gezinToen zijn vader in 1684 overleed was Pieter Quintinus de Rynck een wees van rond de 14 jaar. Enkele fragmenten van een rekening die zijn voogden over het beheer van zijn goederen aflegden, tonen duidelijk aan welke opvoeding hij genoot. Aanvankelijk werd Pieter Quintinus opgevoed door heer ende meester Joannes Verslype, pastoor van Lichtervelde, die zich zijn lot nauw schijnt te hebben aangetrokken. De pastoor wordt zelfs vergoed wegens tafelkosten en inwoon, zeker voor het jaar 1686. Pieter Quintinus de Rynck was student bij de Jezuïeten te Kortrijk, waar hij in de kost lag bij private personen in stad (1687, 1689). In 1689 was hij in het vijfde en laatste jaar van de humaniora. Door toedoen van pastoor Verslype geraakte Pieter Quintinus de Rynck aan een studiebeurs ten laste van het Groot Seminarie van Brugge van 10 p. gr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's jaaxs om hem te helpen in zijn studie in de filosofie die hij zou aanvangen te Leuven met Pasen 1689. Op 3 april 1689 stond de wet van Ayshove in Ardooie, waarvan Pieters Quintinus hoofdens zijn vader vrijlaat was toe dat de voogden zich borg stelden voor deze som, daar alles moest terugbetaald worden indien hij niet eindigde als priester in het bisdom BruggeGa naar voetnoot(4). Op 16 september 1695 was Pieter Quintinus waarschijnlijk nog in de geestelijke staat. In een akte voor Ayshove op die datum, waar hij een rente verkoopt met een kapitaal van 48 p. gr., verschijnt hij nog als ‘heer ende meester’.
In 1696 vinden wij Pieter Quintinus de Rynck als kleermaker in Amsterdam. Hij was dan 26 jaar oud en woonde in de Kerkstraat. Op 28 juli 1696 deed hij er ondertrouw met Maria Step, 32 jaar oud, weduwe met een postuum kind van Jacob van Hardeveldt, een timmerman. Eén der huwelijksgetuigen was Hendrik van Dommelen, die aangegeven staat als ‘neef’ van Pieter Quintinus. Het is onbekend wie dit was of hoe hij in familierelatie stond tot Pieter Quintinus in Amsterdam. Pieter Quintinus de Rynck vestigde zich definitief in Amsterdam, want op 22 september 1696 werd hij poorter van de stad. Hier staat hij reeds opgegeven als schoolmeester. De Rynck was inderdaad schoolmeester in Amsterdam en zoals zijn vader in Lichtervelde hield hij er een Frans schooltje, waar hij les gaf in ‘de schryff en cyffer konste, mits gaeders in de france taele’. Intussen werden van hem enkele kinderen gedoopt. De eerste drie: Henricus (1697, peter Hendriok van Dommelen), Anna Maria (1700) en Gisbertus (1701) werden gedoopt in de Roomskatholieke kerk het Vredesduifje in de Kerkstraat bij de Spiegelstraat. Waar Pieter Quintinus de Rynck juist woonde is niet met zekerheid uit te maken. Bij zijn huwelijk woonde hij in de Kerkstraat, bij zijn overlijden in 1704 woonde hij op de Verversgracht, thans een gedeelte van de Kloveniersburgwal. Zijn school was dus voorzeker ook daar gevestigd, dit is in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stadsgedeelte tussen de Singelgracht en de Amstel, in het centrum van de stad. Kinderen van hem werden begraven op het Leidse kerkhof (1702) en op het Sint-Anthoniskerkhof (1709). Na zijn dood op 26 juni 1704 werd hij begraven op het Sint-Anthoniskerkhof. Een postuum kind Petronella werd hem geboren op 10 september 1704. Het werd gedoopt bij de jezuïeten aan de Raamgracht en Hendrick van Dommelen trad op als peterGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Franse school van Pieter Quintinus de Rynck in AmsterdamIn die tijd was de bewondering voor de Franse cultuur in Noord-Nederland zeer groot. Franse manieren, Franse literatuur, vallen in de smaak. De invloed van Frankrijk liet zich ook in het Noorden sterk gevoelen. Franse protestantse inwijkelingen, na de opheffing van het edikt van Nantes in 1685, die eigen Waalse tempels hadden, werkten deze fransgezinde cultuurstroming nog in de hand. Amsterdam was een hoofdstad van de Franse uitgeverij. In de steden Amsterdam en ook in Den Haag komen dan in die jaren talrijke private Franse schooltjes voor. De bibliografie over deze schooltjes in Noord-Nederland is zeer arm, alhoewel men de aanwezigheid van deze schooltjes en hun invloed meer dan eens terloops heeft vermeldGa naar voetnoot(6). Wij weten iets af van het schooltje van Pieter Quintinus de Rynck doordat zijn weduwe, kort na zijn overlijden, schikkingen trof om de school aan een andere schoolmeester over te laten. Op 5 juli 1704 verschijnt Maria Step met Jean Noël, Franse schoolmeester in Amsterdan, voor notaris Cornelis van Loon en treft een overeenkomst met hem nopens de overname van het Franse schooltje van haar man door NoëlGa naar voetnoot(7). De school werd gehouden in de woning van de Rynck. Jean Noël en Ysbrand Jansen, ondermeester bij hem in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dienst, zullen hun leerlingen overbrengen naar de school van de Rynck. Daarvoor zal de weduwe de helft der totale ‘schoolgelden en salarissen’ genieten met een minimum van 100 gulden. Jean Noël mag nochtans 4 à 5 leerlingen ‘op de voornoemde schoole instrueren voor syne particuliere rekenynghe’. Noël alleen geniet de opbrengst van de verkoop der schrijfboeken, terwijl de weduwe zal profiteren van de winst op ‘de inckt, pennen en keerssen die aen de scholieren sal worden gefourneert mits gaeders het kachel geit’ en daarvoor zal zij de lokalen schoonmaken en de kaahels aansteken. Wat de lessen betreft zal meester Noël uit eigen beurs zijn ondermeester betalen. De huur van het schoolhuis zullen Noël en de weduwe elk de helft voor hun rekening nemen. Noël mag persoonlijk komen wonen in het schoolhuis. Het contract werd afgesloten voor 4 jaar. Kwam de weduwe te hertrouwen binnen deze termijn met een schoolmeester, dan moest Noël het huis verlaten en zal de weduwe hem vergoeden met 20 zilveren ducatons. Maria Step, die ongeletterd was, daar ze ondertekende met een kruisje, liet zich in deze akte bijstaan door haar ‘swager’ Hendrick van Dommelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eindeDe weduwe de Rynck is hertrouwd, op 31 mei 1705 met een varensgezel. Toen woonde zij in de Staelstraat. In 1727 werd zij begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De twee kinderen de Rynck die opgroeiden zijn niet in het onderwijs terechtgekomen. Op 22 december 1719 gaf de weduwe de Rynck procuratie (voor notaris Dieric vander Goe in Amsterdam) aan chirurgijn Jan de Vos, haar schoonbroer in Ardooie, en aan Joannes Forrest van Lichtervelde, om een rente van 16 p. gr. bezet op land en bos in Ardooie te verkopen. De opbrengst moest dienen ‘daer zy niet in staete was haer voornoemden soon (Hendrick) die teghenwoordigh mre Chirurgien staet te worden in een winckel te setten gelyck nu staet te gheschieden’. Nadien schreef deze Hendrick de Rynck naar zijn ‘seer beminden Oom’ Jan de Vos om hem te danken voor zijn bemoeiïngen. In de brief wenst hij ‘een saligh Hooghtijdt van Paschen’ en doet de groeten van ‘cosyn Joannes Be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laen’ (8.3.1720). Het was het laatste teken dat wij vernemen van de Hollandse de Rynck'sGa naar voetnoot(8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Relaties met de JezuïetenHet is opvallend hoe de schoolmeesters de Rynck in zeer nauwe relatie stonden met de paters Jezuïeten. Om ‘Fransche schoole’ te houden zal meester Geldolfus de Rynck zeker een stuk middelbaar onderwijs hebben genoten. In zijn jeugd, dus omstreeks 1635, was er nog geen augustijnercollege te Roeselare (pas vanaf 1641). Het college van de Jezuïeten in Kortrijk was dan het dichtst bij Ardooie. Het is bekend dat dit college ook werd bezocht door franstalige studenten en dat speciaal te Kortrijk daarom het onderwijs in de Franse taal zeer verzorgd wasGa naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de laatste brief die Hendrick de Rynck, de zoon van Pieter Quintinus, naar Ardooie schreef (1720) worden de groeten van Belaen aan de Ardooise familie doorgegeven. Broeder Joannes Belaen stierf in Amsterdam in 1737 en werd in Antwerpen bijgezetGa naar voetnoot(10). Dit alles bij mekaar mag er ons doen aan denken dat de schooltjes der familie de Rynck waarschijnlijk iets van de methodes en de geest van het jezuïetenonderwijs meehadden. De zonen van Sint-Ignatius waren toen in sommige plaatsen de voorvechters van het Frans gewordenGa naar voetnoot(11) of tenminste pasten zij zich aan de wisselende staatsstructuren aan met een soepelheid die alleen werd overtroffen door hun ijver voor de jeugd en de grondigheid van hun klassieke opleiding. De beide de Rynck's, de vader in de troebele tijden van de Zonnekoning, de zoon in het Amsterdam van de Gouden Eeuw, hebben de kansen gegrepen die de tijd hen bood. Het geval van meester Geldolfus vooral getuigt van de wil die bij ons toen aanwezig was bij de leidende standen om zich bij de Franse bezetting en de opgang van het Frans neer te leggen en zich zo vlug mogelijk aan te passen aan de nieuwe meesters, zelfs al hield deze houding op lange duur een gevaar in voor onze taal en onze cultuur. L. Van Acker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageRekening ten sterfhuize van Anna Belaen 1675 (Rijksarch. Brugge, Triage de Liasses 138).Sr Heyndrick de Pruyssenaere brugge is schuldigh par obligatie van tafelcosten van synen sone ter somme van 46 p. gr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dheer Wolfgang de Cupere griffier vanden Ambachte van Cor temarck... synen cosyn noch inde schole 2 p. gr.
aen meer andere alsoo deselve al syn van deficil vervolch.
Identificatie: meester Passchier de Roo, was van Izegem en was poorter van Kortrijk, staat van goed uit 1663 onder Izegem (N. Maddens, Klapper Weeskamer Kortrijk); |
|