Biekorf. Jaargang 76
(1975-1976)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
De oude Drievuldigheidsconfrerie van DiksmuideWij weten praktisch niets over de confrerieën van de Trinitariërs vóór de Geuzentijd. De confrerieën van de H. Drievuldigheid tot vrijkoping van de kristenslaven verschijnen in West-Vlaanderen pas halfweg de jaren 1600. Zoals wij vroeger uiteenzettenGa naar voetnoot(1) was die verspreiding grotendeels het werk van pastoor Jennyn uit Brugge die hiermee begon in 1642. Hij stichtte een reeks confrerieën van de H. Drievuldigheid, onder de aanroeping van O.L. Vrouw van Remedie tot vrijkoping van kristenslaven, in vereniging met de paters Trinitariërs. Bestonden er vóór die tijd in onze streken reeds confrerieën van de H. Drievuldigheid? | |
De oude Westvlaamse confrerieën van de H. DrievuldigheidDe verering van de H. Drievuldigheid in onze gewesten is oud. Te Andresselles bij Boulogne vinden wij in 1150 een ‘capella in honorem S. Trinitatis consecrata’Ga naar voetnoot(2). Te Roeselare bestond een kapelnij van de H. Drievuldigheid, reeds in 1377Ga naar voetnoot(3) en in het nabije Moorslede was er vóór 1455 eveneens zulke kapelnijGa naar voetnoot(4). Rijsel had in 1455 een ‘ospital de la Trinité’Ga naar voetnoot(5). Enkele altaren in kerken waren toegewijd aan de H. DrievuldigheidGa naar voetnoot(6). In 1517 was er één in Diksmuide, in 1571 één in ArdooieGa naar voetnoot(7), in 1574 in EsenGa naar voetnoot(8) en mogelijk in nog meer andere plaatsen. Het ambacht der droogscheerders te Brugge stond onder de aanroeping van de H. DrievuldigheidGa naar voetnoot(9). En er waren ook confrerieën onder die benaming te Oostende (1455)Ga naar voetnoot(10) | |
[pagina 107]
| |
en te Diksmuide (1526) Ga naar voetnoot(11) en mogelijks nog elders. Het is daarenboven niet uitgesloten dat enkele der door pastoor Jennyn in zijn boekjes vermelde confrerieën, waarvan hij opgeeft dat ze reeds vóór 1642 bestonden, in feite oude confrerieën zijn, die kunnen dateren van vóór de godsdiensttroebelen der zestiende eeuw. Dit zouden dan oude triniteitsconfrerieën zijn, die na 1642 terug werden ingericht en met de Trinitariërs werden geunieerd. Zo is het mogelijk dat de confrerie van Wervik teruggaat op een oudere confrerieGa naar voetnoot(12). Nieuwpoort, Nieuwkerke, Mesen, Lo en Waasten verkeren eveneens in hetzelfde geval, zonder dat wij evenwel rechtstreekse bewijzen uit andere bronnen kunnen voorbrengen waaruit zou blijken dat daar in de jaren 1500 of vroeger trinitariërs- of ten minste triniteitsconfrerieën bestonden. | |
De confrerieën in de Geuzentijd en juist daarnaHet calvinistisch bewind en de totale ontvolking van onze streek in de jaren 1580 brachten het verval mee van alle confrerieën, dus ook van deze der H. Drievuldigheid. De eerste jaren na 1584-85, om niet te zeggen de eerste decennia, waren tijdens van een zeer langzaam herstel. Meestal had de geestelijkheid reeds de handen vol om de beschadigde parochiekerk te herstellen. Begin 1600 was het godsdienstig herstel nog niet ver genoeg gevorderd om speciale devoties en confrerieën leefbaar te houden. Een voorbeeld hiervan vinden wij in de dekenij Tielt, waar in de eerste jaren van 1600 slechts zes landelijke confrerieën waren overgebleven en waar het nog zou duren tot omstreeks 1635-40 vooraleer nieuwe confrerieën werden ingericht of sommige van de vroegere confrerieën terug op gang werden gebrachtGa naar voetnoot(13). Pastoor Jennyn, die in 1642 zijn eerste confrerie tot vrijkoping der slaven oprichtte, heeft dus werkelijk het goede moment gekozen. Rond die jaren had het godsdienstig re | |
[pagina 108]
| |
veil reeds zulke vlucht genomen dat in vele dorpen opnieuw godsdienstige confrerieën functioneerden. Over alle triniteitsconfrerieën van vóór de Geuzentijd zijn wij echter zo karig ingelicht, dat wij niet eens met zekerheid kunnen zeggen of ze werkelijk iets deden tot vrijkoping van de kristenslaven en of ze relaties onderhielden met de paters Trinitariërs. Ofwel of het eenvoudige godsdienstige confrerieën waren, zoals bvb. de vele Sint-Maartens- of Sint-Elooisgilden, met een activiteit die, semi-godsdienstig semi-maatschappelijk te situeren valt in een typisch middeleeuwse samenleving. | |
De confrerie van DiksmuideDe confrerie der Trinitariërs van Diksmuide die in 1771 aan de Raad van Vlaanderen aangifte deed van haar inkomsten en uitgaven, voegde in kopie twee stukken toe betreffende een Drievuldigheidsconfrerie te Diksmuide van voor de Geuzentijd. Deze stukken bevonden zich toen in het archief der confrerie, zodat mag gezegd worden dat de confrerie van vóór en deze van na de Geuzentijd één en dezelfde confrerie waren. 'Het eerste en belangrijkste stuk geeft de statuten weer van de confrerie der H. Drievuldigheid van Diksmuide, zoals ze vernieuwd werden in 1526. De inhoud van deze statuten spreekt voor zichzelf. Er zijn echter twee vaststellingen uit af te leiden. Vooreerst dat er in deze statuten nergens sprake is van paters Trinitariërs of over vrijkoping van kristenslaven. Wij staan hier voor een gewone confrerie, zoals er vele zullen geweest zijn in die tijden, die uitsluitend het geestelijk welzijn, en ook enigszins het materiële belang van haar leden, trachtte te bevorderen. Zelfs van een gewone middeleeuwse confrerie zoals deze van Diksmuide, is zo weinig geweten, dat het ons nuttig voorkomt deze tekst te publiceren. - Zie Bijlage. De taal tenslotte van deze statuten lijkt ons daarenboven zo archaïsch, dat wij de indruk hebben een tekst te lezen uit de jaren 1400 of mogelijks zelfs uit de laatste helft der 14de eeuw. In de aanhef en in het slot staat trouwens dat het stuk werd gekopieerd in 1526 naar een vorige tekst in ‘sint pieters letters’, gotisch schrift, dat in 1526 sinds lang niet meer werd gebruikt. De eerste statuten zijn bijgevolg | |
[pagina 109]
| |
heel wat ouder dan de tekst uit 1526. De kopie uit 1771 is echter op sommige plaatsen onduidelijk en, wat de spelling betreft, onbewust ‘vertaald’ in de spelling die toen gebruikt werd. Het slordige afschrift is er de oorzaak van dat bvb. art. 20 als onleesbaar weggelaten wordt. Het tweede stuk dat de confrerie van 1771 voorbracht uit haar archief was een latijnse aflaatbrief uit 1560, verleend door de paus van Rome aan frater Theobaldus, ministergeneraal der Trinitariërs ten voordele van al diegenen welke de actie tot vrijkoping der slaven zouden steunen door giften of gebeden. Deze brief was natuurlijk niet speciaal bedoeld voor de confrerie van Diksmuide, maar toont ontegensprekelijk aan dat de confrerie van Diksmuide rond die tijd in relatie stond met de paters Trinitariërs en iets ondernam voor de vrijkoping van de slaven. Dergelijke aflaatbrieven werden immers geregeld vernieuwd en verleend door de opeenvolgende pausen aan de Orde der Trinitariërs, zodat het bezit van een aflaatbrief uit 1560 laat vermoeden dat men te Diksmuide kort na 1560 deze aflaatbrief heeft ontvangen. | |
BesluitWanneer wij nagaan hoe het in andere streken is verlopen, dan stellen wij vast dat de Trinitariërs pas in de 17de eeuw Drievuldigheidsconfrerieën hebben gepatroneerd. Bij voorbeeld te Brussel. Daar bestond reeds in 1390 een confrerie van de H. Drievuldigheid, ‘mais les Trinitaires ne s'y étaient implantés qu'en 1644’Ga naar voetnoot(14). Alleen in Frankrijk waren er reeds van in de 13de eeuw confrerieën van de H. Drievuldigheid, die echt Trinitarisch waren. Ze waren niet zo talrijk; ‘la plupart des confréries que nous connaissons datent d'ailleurs du 17e siècle’ schrijft de historicus der Trinitariërs DeslandresGa naar voetnoot(15). Wat wij weten over de confrerie van Diksmuide schijnt aan te sluiten met de gegevens voor de Brusselse confrerie. Namelijk dat de oude triniteitsconfrerie aanvankelijk niets deed tot vrijkoping der slaven en geen relaties had met de Orde der Trinitariërs, maar pas later, zeker in de jaren 1600, een confrerie van de Trinitariërs is geworden. | |
[pagina 110]
| |
Dit verschijnsel kan licht worden verklaard. In de laatste helft van de jaren 1500 werd de driestheid van de Turken zo groot dat ze ook meer en meer op zee een waar schrikbewind uitoefenden. Lepanto (1570) is er het bewijs van. In die jaren zullen de Trinitariërs in onze gewesten de eerste confrerieën tot vrijkoping der slaven hebben ingericht. Of beter hebben zij bij ons bestaande confrerieën der H. Drievuldigheid aangesproken om iets te doen tot vrijkoping der slaven. Van uit deze bevinding beschouwd is de actie van Jennyn dus noch min noch meer een heraanknopen bij een traditie die in onze streken bijna een eeuw oud was, maar onderbroken was door de ongelukkige en beroerde tijden der godsdiensttroebelen in onze gewesten. De betekenis van de twee oudste stukken uit het archief der Trinitariërsconfrerie van Diksmuide, kan moeilijk anders worden verklaard dan in het licht van deze evolutie. L. Van Acker | |
Bijlage
| |
[pagina 111]
| |
en(de) dat den deken of van een van den b(e)reckere kennelyck zy ende dit op de boete van xij den. pars ten vyfsten voort zo zyn alle broederen ende zusteren van deser voornoemden broedersceipe sculdigh te comene ter kercke alle vercoorenden maendaeghen ende te offeren ter missen over broederen ende zustren in de eere en(de) inde werdicheide der heelegher drievoudicheide. ten sesten voort zo zyn alle broeders en(de) zustren sculdigh te commene ter kercke ten laetsten zondach voor den advent ende den sondach vander triniteit omme te hoorne de messe die men zynghet by note in de eere vander heeligher drievoudicheide. ten sevenste Voorts syn alle de voornoomde broeders ende zusters suldich elc over hem ij s. pars, sjaers in helpen ter messen inde eere end(e) jnde werdicheide vander heligher drievoudichede. ten achsten Voort zo zyn alle de voornoomde broeders sculdich te commene te capitele der heligher drievoudicheide zo wanneer dat zy vermaent wezen zullen erst by der scelle of by mondt op eene boete van xij d. pars. dier niet en comt. ten neghenste Voort zo es te wetene dat alle de broeders van den voornoomde broederschepe die vergadert zullen zyn ten voorseyde capitele dat die machtich zullen wesen by der auctoriteit vander ordenantie ende constitutie van ouden tyden daerte kiesene en(de) te maecken vier besorghers te zyne vuyt den gonnen die daer zyn zullen ende diere niet wesen sulle(n) die zullent moeten wezen ende blyven een jaer lan(g) ghedeurende op de boete van xx s. par. diet wederzeide: omme te bezorghene ende te voorziene de messe ende alle die andre pointen dien toebehooren ter eere ende in de werdichede vander heiligher drievoudicheide. ten Xen Voort zo es gheordeneert by den ghemeene(n) broederschepe: waert zo dat enich vanden broeders of van zustren verweeckte vanden waerelycken goede ende dat kennelyck waere onsen prochiepape zo zoude men dien persoon voorsien vuyt den ghemeene broederschepe van ij s. par. ter weke totter tijt dat hem god voorzaeghe of hy quaeme vanden live ter doodt en danne souden t ghemeene broederscip vuten midts datter gheen goet bachten blyve ende dat eender kiste met vier stallichten elck van een vierendeele was ende een half pont offerkersen met ludene met klynckene met grave ende met biddeghen. ten allevenste Voort zo es te wetene dat dese vier besorghers voornoemt machtich zyn te kiezene eenen deken te haeren wille ende indien hy tweerseyde het waere op de boete van xx s. par. sonder verlaet. ten twaelfsten Item negheene hatie of nyt of rancuer moet blyven onder de broeders ofte zusters of het en ghinghe te manslachte of het en stake in wetten, het en moet zyn ghecorrigeert by den deken ende vier bereckers ende voor diere de deken toe kiesen sal voughende daertoe, en(de) by wien den pais of correctie sal syn belet moet syn gheab | |
[pagina 112]
| |
solvert vuyt den broederschepe der heeligher drievoudieheide. ten Xiijen Item voort zo moeten de voorseyde deken of bereckers hebben van elcken broedere of zustre of die men int broederschip huuten sal van vi kersen eene, ende van den trailge van vyf crucen ij kersen ende vanden trailge van xxxij kersen iiij kersen, ende vanden grooten traelge alsoo veele. ten xiiijen Item zo wie sal zyn ontfanghen inde bedynghe vander heeligher drievoudicheit moet gheven vi s. par. vanden cleede ende iiij s. vander messe. ten xven Item zo zal de deken met syne bereckers gheven elcken broedere ofte zustre of diere hare provende inhouden wille eiken een teeke(n) en dit zo zalmen deelen daer den deeken woo(n)t altoos tsondaechs naer dertiendaghe naer midtwintre. ten xvjen Ite(m) waert zo dat eenighe broeder of zustere storve waert by sterften of by pestilentie en(de) men daerof gheen vutfaert en dede zo zal de heeligher drievoudieheide hier of hebben x s. par. ende doet men daer een vutfaert zo zal de voors(eide) hèelighe drievoudieheide hebben vj s. par. van cleede ende iiij s. par. vander messe. ten xvijen Item waert dat eenich broeder of zuster storven op eenen zondach ofte mestdach die broeder of zuster en sal niet gheven van der messe maer storve een broeder of zuster in de weke ende het gheen zondach of mestdach en waer zo zoude die broeder of zuster gheven iiij s. par. mits also dat men op eenen zondach of mestach daerover een vuftaert dede. ten xviijen Item voort zo es te wetene dat zo wanneer dat eenich vanden voornoomde broeders of zusters vuyt gaen wille ende scheeden van den voornoomden broederschepe dat hy ghehouden es te ghevene v s. par. der voornoomde heelegher drievoudieheide. ten xixen Item op al dese voornoomde pointen zo heeft men eene messe eiken zondaghe en(de) mestaghe altjaer ghedeurende. ten xxen... ten eenentwyntighsten Voort es te wetene dat wanneer dat men eenighe broeder of zuster t'achtre vynt van twee jaeren vanden rechte men zal dat op hem innen zonder verlaet ende hem doen vuytten broederschepe. Dese constitutie was aldus vernieut int jaer victien hondert ses en twyntich den vierden in maerte by Lodewyck de Vos, deken, Willem vanden Wostinne, Jacop Maseman,, Jan van Taerten ende Lucas Clais, bereckers, ende gheschreven by my Curre. Naer collatie gedaen jeghens de originele constitutie ten dien effecte ghesubministreert ende jnghetrocken is dese copie daeraen van woorde tot woorde bevonden te accorderen torconden als raedtpensionaris ende grif fier van weesen de stede van Dixmude desen 25.7bre 1771. (w.g.) P.J.A. van Vossem. (Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, Varia, Voorl. nrs 36.219-20). |
|