Biekorf. Jaargang 75
(1974)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
Een Sint-Kristoffel met het ei-mannetjeTot de groep Meesterwerken uit Praag 1450-1750, tentoongesteld in het Groeningemuseum te Brugge van 28 juni tot 20 oktober 1974, behoort een Sint-Kristoffel op naam van de Meester van Frankfurt of zijn omgevingGa naar voetnoot(1). Het schilderij is van opvatting vrij traditioneel. Kristoffel, een reusachtig man met baard, torst het Jezuskind naar deze zijde van de stroom. Hij hanteert een zware tak of boomstam en wordt bijgelicht door een eremijt met lantaarn. De voorstelling is overeen te brengen met gegevens uit het betrokken heiligenleven ondermeer in de Legenda AureaGa naar voetnoot(2). Zij wordt evenwel verlevendigd met enkele minuskule duivelfiguurtjes die proberen Kristoffel te hinderen. Bovendien wordt de aandacht getrokken door het bizar personage op de voorgrond: een menselijk wezen met dierenkop dat zich half in of uit een eierschaal bevindt. Gesteld wordt dat de kompositie teruggaat op een model van Dirk Bouts. De kurieuze details behoren eerder tot de vormentaal van Jeroen Bosch. Kan ons ei-mannetje misschien vandaaruit verklaard worden? Er rijzen immers verscheidene vragen: wat kan dit figuurtje met de dierenkop voorstellen; wat voor dier wordt met de mens geassocieerd; wat betekent de eierschaal; waarom kruipt het mannetje in of uit het ei? Doch eerst iets over de Meester van Frankfurt. Hij heeft zijn noodnaam te danken aan twee altaarstukken die hij voor kerken in die stad heeft uitgevoerd. Basisgegevens over de schilder, een oudere tijdgenoot van Quinten Metsys, zijn vooral bijeengebracht door FriedländerGa naar voetnoot(3): Aan de hand van een gedateerd en van een wapenschild voorzien dubbelportret te Wenen situeert hij de anonymus als lid van het Sint-Lukasgild te Antwerpen, met 1460 als waarschijnlijk geboortejaar. Friedländer acht het nochtans niet uitgesloten dat hij zou afkomstig geweest zijn uit Gent. Werk op zijn naam verraadt namelijk enige invloed van het Lam Godsretabel en van Hugo van der Goes. Pogingen om zijn ano- | |
[pagina 330]
| |
Sint-Kristoffel door de ‘Meester van Frankfurt’
(paneel 84 x 55 in de Nationale Galerij te Praag). | |
[pagina 331]
| |
nymaat op te heffen werden o.a. ondernomen door J. Held, die de naam vooropstelt van de Antwerpse vrijmeester Hendrik van Wueluwe, en door W.R. Valentiner, die opmerkzaam heeft gemaakt op een Jan de Vos, eveneens Antwerpenaar én werkzaam te Frankfurt in 1512Ga naar voetnoot(4). Persoonlijke bindingen tussen de Meester van Frankfurt en het kunstcentrum Antwerpen met wat zij hebben meegebracht aan wisselwerking, overname van motieven en algemeen artistiek klimaat, dienen voorzeker niet uitgesloten. Dat zij voor onze schilder meteen ook de weg hebben geopend
Het ei-mannetje (detail uit het St.-Kristoffelpaneel).
naar de verbeeldingswereld van Jeroen Bosch is een onderstelling die enigszins lijdt onder de bedenking dat beide kunstenaars, - zij het duidelijk met ongelijk talent, ook kunnen geput hebben uit een beeldenvoorraad die zij met tijdgenoten gemeen hadden. Nog tenminste twee andere voorstellingen van Sint-Kristoffel staan op naam van dezelfde anonymusGa naar voetnoot(5). Op een ervan bemerkt men een soortgenoot van de kleine gevlekte schildpad uit het Praags paneel. Zulk exotisme komt bij de vertellust rond Kristoffel wel meer voor. De stroom waaraan hij van oever tot oever zijn taak vervult, vraagt naar vissen, waadvogels en waterplanten; er worden zelfs dol- | |
[pagina 332]
| |
fijnen en najaden opgeroepenGa naar voetnoot(6). Maar op de andere twee schilderijen, hier bedoeld, ontbreken de duiveltjes zowel als het ei-mannetje dat ons intrigeert. De fantasie van de Meester van Frankfurt is hier dus blijkbaar niet even konsekwent als deze van zijn tien jaar oudere vakgenoot uit 's Hertogenbos. Mogelijk heeft hij deze plastische rariteit aangebracht op nadrukkelijk verzoek van zijn opdrachtgever, of als modesnufje om te laten zien dat ook hij artistiek in was? Terug nu naar het figuurtje met de dierenkop. De ikonografie van Kristoffel zou daarvoor een aantrekkelijke verklaringsgrond kunnen verschaffen. De gnostische akten over de daden van de apostel Bartolomeus, uit de 6e eeuw, maken gewag van een christianus cynocephalus et anthropophagus die zich onder zijn invloed zou bekeerd hebben. Dit personage werd vereenzelvigd met Kristoffel, mede wegens een verschrijving van diens Cananese herkomst: de genere canineo in plaats van de genere cananeoGa naar voetnoot(7)! De daarop geïnspireerde voorstelling van een Kristoffel-met-de-hondekop is meer in het Oosten verbreid geraakt dan in het Westen. Het motief is ook geïnterpreteerd als een verkristelijking van de Egyptische god Anubis. Men verwijst verder naar het fabuleus aziatisch geslacht van de hondskoppigen. De afbeelding van een menselijk figuurtje met hondskop blijkt dus ten overstaan van Kristoffel aanvaardbaar, hoewel wanneer deze wordt voorgesteld met menselijke gelaatstrekken men zich kan afvragen of het monstertje dan doet zinspelen op zijn status vóór de bekering? De verklaring is aantrekkelijk zonder meer: niet gedoopt betekent erfzondelijk belast en onderhorig aan de duivel, wat overeenstemt met een vroegere levensfaze uit de Legenda Aurea: de reus in dienst van de duivel in wie hij voorlopig de sterkste had erkend. Hagiografisch is daarvoor echter geen bewijs voorhanden. Heeft de Meester van Frankfurt overigens het ei-mannetje toegerust met de kop van een hond? Het beeld is niet met- | |
[pagina 333]
| |
een overtuigend. Dit zou ook de kop van een schaap kunnen zijn. Of heeft de Antwerpse schilder het niet zo nauw genomen? Het schaap kan in de 16e eeuw gelden voor onrein, onkuis. Ook de aap, eveneens op het paneel te zien, behoort tot het diabolisch beeldenarsenaal. Op de Praagse kompositie wordt de heilige reus aldus van verscheidene kanten belaagd. Maar het ei dan? Op een Sint-Kristoffel van Jeroen Bosch, die nochtans wemelt van hagiografische verwijzingen, is het ei niet terug te vindenGa naar voetnoot(8), wel op ander werk zodat de uitgebreide beeldentaal van deze meester ons voor onderhavig geval niet onverschillig mag laten. Bax, in deze materie onmisbaar, stipt aan dat het ei, vanaf de 15e tot en met de 17e eeuw, in de Nederlanden verscheidene zinnebeeldige funkties heeft gehad in min of meer ongunstige zinGa naar voetnoot(9). Hij noemt het o.a. een attribuut van pretmakers, vooral karnavalzotten. Het ei, uiteraard voldoende groot afgebeeld, dient hun aldus tot niet altijd eerbaar verblijfGa naar voetnoot(10). Degene die in het ei zit(ten) is een ‘door’ ‘Door’ kan zowel betekenen ‘dooier’ als ‘dwaas’. Ook Breugel bezigt dit woordenspel. Op zijn prent De Heks van Mallegern bemerkt men het hoofdpersonage in het ei terwijl zij een dwaas de kei snijdt. Brengt deze beeldspraak echter dichter bij het ei-mannetje? Wordt de Kristoffel-van-voorde-bekering gegispt als karnavalvierder, als gek? Bosch beperkt zich gelukkig niet tot die ene betekenis. Bax e.a. noteren dat allerlei vreemdsoortige eieren erotische symboliek in beeld brengenGa naar voetnoot(11). Wij menen bovendien dat dit bij voorkeur gebeurt op anti-paradijselijke taferelen die zich zogenaamd onder levenden afspelen, niet meer na hun dood nl. wanneer zij reeds afgebeeld worden in de hel. Het basismotief is evenwel niet door Bosch bedacht. Ook hij kijkt terug naar het verleden. In de middeleeuwen worden allerhande dieren, gedrochtelijke en andere, uitgebeeld in relatie tot het omhulsel waaruit zij te voorschijn komen. | |
[pagina 334]
| |
Het klassieke prototype zou Afrodite kunnen zijn, onder gelijke omstandigheden ter wereld gebracht. Haar legende is verbonden geworden met de mythe van het ei dat uit de hemel in de Eufraat is gevallen en daar bebroed door een duif. Dààruit is de Griekse godin van de vruchtbaarheid gekipt. De schaal van het ei zou naderhand soms door een schelp vervangen zijnGa naar voetnoot(12). Fraenger blijft in de lijn van de gedachtengang dat alle leven ontstaan is uit het water wanneer hij stelt dat voor Jeroen Bosch het ei als zodanig te vereenzelvigen is met de idee wereldGa naar voetnoot(13). Auteurs die zich al dan niet grondig gebogen hebben over de relatie tussen kunst en alchimie, hebben zich overigens geen grote moeite moeten geven om hetzelfde ideogram als levenwekkend beginsel terug te vinden in allerlei verwante betrekkingen of betekenissen. Het ei genoot zelfs de eer te figureren als zetel van de wijsbegeerteGa naar voetnoot(14)! De ikonografische rol van het motief blijft aldus veel- en ook dubbelzinnig, vooral binnen het taalgebied der oude Nederlanden waar dan nog het woordenspel doo(ie)r = dwaas extra bijkomt. In het ledige ei nemen alvast dwazen en dienar(ess)en van de boze macht graag hun intrek. Dat het bijgeloof daarrond tot voor korte tijd hardnekkig voortleefde verneemt men uit de volksmond: ‘Wie een ei gegeten heeft, moet terstond de schaal verbrijzelen, zoniet zouden de toveressen er in komen wonen’Ga naar voetnoot(15). De Antwerpse Meester van Frankfurt is het blijkbaar daarmee eens geweest. G. Gyselen |
|