Biekorf. Jaargang 75
(1974)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
De orangist Prudens van Duyse tegen de antihollandse dichters Domien Cracco en David de Simpel in 1832De jonge dichter Prudens van Duyse (Dendermonde 1804 - Gent 1859) was vóór het omwentelingsjaar 1830 één der rijzende sterren aan het literair firmament van Vlaanderen. Toen al moet hij relaties hebben aangeknoopt met de priester-dichter Domien Cracco (Roeselare 1790 - Gent 1860), die tussen zijn leraarschap te Aalst (tot 1825) en zijn leraarschap te Roeselare (vanaf januari 1830) veelal in Oost-Vlaanderen verbleef, ondermeer als huisleraar van de familie De la Faille d'Huysse. Vooral als klassiek geschoold dichter en kenner der antieke letteren zal hij op de jeugdige Prudens (die als classicus zelf een soort wonderkind was) aantrekkingskracht hebben uitgeoefendGa naar voetnoot(1). Van Duyse kende bovendien het werk van de meeste Vlaamse schrijvers van zijn tijd tamelijk goed, zoals hij bewees in zijn lange dichterlijke persiflage ‘De Wanorde en Omwenteling op den Vlaamschen Zangberg’, verschenen in 1830 enkele maanden vóór de ‘echte’ omwenteling tegen de Nederlandse regering. In dit gedicht, dat vooral de rederijkerspoëzie van die dagen op de korrel nam, groette hij ondermeer de Westvlaming David de Simpel (Moorslede 1777 - Staden 1851) om zijn ‘edele karakter’Ga naar voetnoot(2), maar hij verweet hem zijn opgeschroefde stijl, en wel met een citaat uit De Simpels stuk ‘De Yselykheid des Burgerkrygs’ van 1826Ga naar voetnoot(3). ‘Afzichtig onderwerp! den burgerkryg bezingen!’, zo had de brave rederijker uit Staden zijn gewrocht toen laten aanvangen... wat hem vier jaar later, in 1830, niet zou beletten om de Belgische ‘burgerkrijg’ uitbundig te bejubelen.
Bij die revolutie van augustus-september 1830 kwam Van Duyse in het ‘orangistische’ kamp terecht. Hij vluchtte naar Nederland, waar hij in 1831 zijn bundel ‘Gedichten’ uitgaf, maar korte tijd later keerde hij naar het onafhan- | |
[pagina 148]
| |
kelijke België weer. Uit Dendermonde hernieuwde hij het afgebroken kontakt met zijn dichterlijke generatiegenoot Karel Lodewijk Ledeganck (Eeklo 1805 - Gent 1847); op 4 juni 1832 schreef hij hem allerlei nieuws en, met zinspeling op de voorrede van zijn genoemde bundel van 1831 waarin hij zijn eresaluut had gestuurd naar zijn ‘zuidelijke kunstbroeders’, voegde hij aan zijn brief toe: ‘Het jammert mij, dat D. de Simpel, door zijn libellen zich DIEN naam onweerdig gemaakt heeft’Ga naar voetnoot(4). Dezelfde brief klaagt over nog één andere Vlaamse dichter, namelijk De Simpels streekgenoot Domien Cracco, toen poësisleraar in het Klein Seminarie te Roeselare. Maar hém wilde Van Duyse zijn ‘Lied der Vryheid, hoe lastervol ook, vergeven. De man is een EERwaarde’Ga naar voetnoot(5). Het kan vreemd lijken dat voor de Hollandsgezinde Dendermondenaar slechts twéé auteurs schenen te bestaan in het ‘vijandelijke’ kamp der belgicisten, en dan nog twee uit de streek van Roeselare. Hier kan men bevestigd vinden dat, tegenover de meestal anti-revolutionaire Vlaamse literatoren, de letterkundigen te Roeselare een uitzonderingspositie innamen. We delen hier ter zijde het feit mee dat ook J.J. Marant - de man die bij ons weten het eerste Vlaamse kindertijdschrift heeft uitgegeven en misschien ook het vroegste Vlaamse toneelstuk na de revolutie - in 1830 omwentelingsgezinde verzen schreefGa naar voetnoot(6), en dat de prins van de Roeselaarse rederijkerskamer, J.B. Huughe, in september 1830 als vrijwilliger toetrad tot het legertje van Adolphe Bartels en Alexander Rodenbach, om nadien carrière te maken in het Belgisch legerGa naar voetnoot(7). Domien Cracco had zich reeds vanaf 1828 aangesloten bij het katoliek-liberaal ‘monsterverbond’ tegen de regering van Willem I. Zijn gedicht ‘Het Lied der Vryheyd’, door Van Duyse zo betreurd, draagt als datum 24 november 1830; het bezingt de val van het Nassauhuis, die overigens precies op dezelfde 24ste november bevestigd werd door het | |
[pagina 149]
| |
Nationaal Kongres te Brussel: de bekende ‘eeuwige uitsluiting der Nasau's van België's troon’, door het Kongres goedgekeurd op voorstel van de Roeselaarse afgevaardigde Constantijn RodenbachGa naar voetnoot(8). Cracco, toen zoals gezegd leraar in het Klein Seminarie van de Mandelstad, bevestigde zijn principiële anti-Oranje-houding in 1831 door zijn lidmaatschap van de ‘Association Belge’ die speciaal was opgericht om de opnieuw in 't vooruitzicht gestelde troonsbestijging van een lid der Nederlandse dynastie tegen te werken. (Cracco ondertekende dan ook in 1831 zijn gedicht ten gunste van baron de Lambertz, die als gouverneur van Oost-Vlaanderen omwille van zijn anti-orangisme last kreeg met de Belgische regering, met het pseudoniem ‘Een lid der Belgische Associatie’).
Ook David de Simpel uit Stalen was in 1830 revolutionair gezind. Zijn patriottisch pamflet ‘Den Waeren Vaderlander of Den Getrouwen Belg’, gedrukt te Roeselare in 1830 door David van Hee (die ook Cracco's ‘Lied der Vryheid’ had uitgegeven), bevat welgeteld twee personalia met betrekking tot revolutionaire aanvoerders, en wel de Roeselaarse gebroeders Alexander en Pedro Rodenbach. Dit pamflet moet blijkbaar nogal snel geschreven en gedrukt zijn, aangezien het verscheen nà de septembergebeurtenissen van Brussel en vóór het einde van het jaar. Het is overigens een brok vlot, volks proza dat in literaire waarde de rederijkersstukken van zijn auteur verre overtreft. Heeft De Simpel er een schrijfpenning voor gekregen? Het is bekend dat hij meermaals, al dan niet tegen betaling, zijn pen ‘leende’ aan anderen die met zijn verzen rederijkersprijzen wonnenGa naar voetnoot(9). In dit pamflet voert de Stadenaar twee buren ten tonele, de belgicist Veredictus en de weifelende Faustus, die redetwisten over de septemberopstand. Uit deze dialoog kan men opmaken wat een man als De Simpel zoal aan antihollandse ressentimenten op de maag lag. De hoge wedden en pensioenen der rijksambtenaren moeten het ontgelden, ook de fiskale lasten en tevens de moderne lees-leermethodes van Lancaster en Pestalozzi, door de Nederlanders in- | |
[pagina 150]
| |
gevoerd om de kristelijke geschriften als leerboek te vervangen.
Al kunnen we de politieke weerslag van die geschriften nog moeilijk meten, tegen hun auteur hebben ze niet enkel Van Duyse en Ledeganck, maar zeker nog àndere literaire vrienden vijandig gestemd, althans in de eerste jaren na de revolutie. Misschien wordt het feit, dat precies het tweetal Cracco-De Simpel in zekere literaire orangistenkringen zo werd gelaakt, wel wat begrijpelijk als men er rekening mee houdt dat dit Westvlaamse tweetal vóór de omwenteling de ‘hollandse’ spelling had verkozen boven de partikularistische spellingen van Behaegel of anderen... Cracco werd zo in 1821 in de Brugse pers het mikpunt van spellingskritiek uit Behaegels boekGa naar voetnoot(10), en De Simpel gaf in 1825 en 1827 enkele lijvige kompilatiewerken uit waarin hij de noordelijke Siegenbeekspelling aanpreesGa naar voetnoot(11). Overigens had hij nog in het bedoeld werk van 1827 de scheuring tussen Noord en Zuid in de XVIde eeuw een ‘treurige scheiding’ genoemdGa naar voetnoot(12), en in het werk van 1825 had hij voor koning Willem I het volgend lieftallige komplimentje over ‘Laat ons met veel eerbied, thans kussen zijn hand, / Laat ons met zweet en bloed zijn heil en roem betrachten’Ga naar voetnoot(13)...
Zowel met Domien Cracco als met David de Simpel zou Prudens van Duyse zich verzoenen. Tegenover de ‘eer’waarde Cracco zal dat wel tamelijk vlot zijn gebeurdGa naar voetnoot(14); over De Simpel publiceerde hij in het Gentse blad ‘De Eendragt’ van 13 en 27 juli 1851, vlak na De Simpels dood, een autobiografisch opstel, hem naar zijn zeggen door de Stadenaar zeven jaren voordien toegestuurd. (Wellicht naar aanleiding van de Sidronius-Hosschius-hulde te Merkem op 20 augustus 1844, waar zowel Van Duyse als De Simpel en Cracco het woord voerden). Uit die autobiografie kan men ondermeer leren dat De Simpel, die zo- | |
[pagina 151]
| |
als gezegd vóór de omwenteling de Des Roches-spelling der antihollandse partikularisten had bekampt, en die in 1830 zijn belgicistisch pamflet volgens het puurste Des Rochesrecept schreef, rond 1844 alweer geheel de algemeen Nederlandse spelling volgde.
J. Huyghebaert |
|