De Atlas linguistique de la Wallonie, deel 3, van Elisée Legros (Luik 1955) geeft in Notice 75 en op Carte 19 (‘tourbillon de vent’) het benodigde materiaal: het type madame du vent komt voor in het dialekt van Komen (Comines) en Ploegsteert, dus vlakbij de plaatsen waar in het Vlaams gesproken wordt van de ventevrouw, en meer oostelijk langs de taalgrens in Escanaffles, Molenbaix, Wattripont. Sterker nog, in het totaal komen samenstellingen met (ma)dame in 20 en met femme in 1. Deze plaatsen zijn gekonsentreerd in de omgevingen van Doornik, Luik, Nijvel, Thuin en Philippeville en beslaan dus het noorden en westen van Franstalig België. Ziedaar de reden van mijn twijfel aan de stelling dat dames de vent zonder meer een vertaling van ventevrouw is, terwijl ik daarbij nog afzie van het feit dat op grond van de betekenis het Franse vent ‘wind’ zinvoller is dan het Nederlandse vente- ‘?’.
Het lijkt me dan hier de plaats om nog eens even terug te gaan naar mijn eigen onderzoek. Grof gezegd blijkt daar dat varende vrouw de oudste benaming is (oudste vermeldingen uit het begin van de 15de eeuw), die nog voortleeft in West-Vlaanderen, zo ongeveer ten westen van Gent en ook nog in enkele vormen ten oosten van Brussel. Daaruit ontstaan zijn benamingen van het type barende vrouw (oudste vermelding in 1843), nu nog in het dialekt van oostelijk Oost-Vlaanderen, westelijk Brabant en in het Land van Hulst. dus tussen twee gebieden met varende vrouw. In de Waalse dialekten komt een soortgelijke verspreiding voor: het al genoemde type (ma)dame du vent in het westen en het met barende vrouw verwante type damabôme in het oosten en zuiden. Hoewel ik er geen zekerheid over heb kunnen krijgen of het gebied met het laatstgenoemde type ooit rechtstreeks geraakt heeft aan dat van de barende vrouw, lijkt het me toch hoogstwaarschijnlijk dat de Waalse vorm met zijn b invloed heeft gehad op de overgang van varende naar barende vrouw. Daarbij moet men bedenken dat de oudste vermelding van damabôme al uit 1579 dateert en dat zeker varianten als baande of bonde vrouw (Mollem, Lot, Tervuren, Dilbeek en Kampenhout) op grond van vorm en klank wel erg dicht liggen bij damabonde (Renlies, Rance en Monbliart), evenals bonte vrouw (Steenokkerzeel en Kortenberg) bij damabont (Chimay). De overeenkomst is ook hier te groot om toevallig te zijn.
Volgt hier nu uit dat ventevrouw dan ook maar naar de letter eer vertaling is van dame de vent? Misschien wel, maar ik wil voorzichtig zijn. Het lijkt me derhalve het beste de vorm ventevrouw te zien als een produkt van twéé invloeden: de invloed van dame de vent uit het Waals en de invloed van varende vrouw uit het Vlaams. Vaernte vrowe moet dan gezien worden als een variant van varende vrouw, die de overgang vormt van varende naar ventevrouw.
Amsterdam
Har Brok