Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Biekorf. Jaargang 75

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5,35 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Biekorf. Jaargang 75

(1974)– [tijdschrift] Biekorf

Vorige Volgende
[p. 5]

[Nummer 1-2]

Moderne vertoning van historische steekspelen
1839-1974

Het middeleeuwse steekspel zou uit de aktualiteit verdwijnen in het begin van de zestiende eeuw. Met de ridders hadden tornooi en vechtsteekspel hun funktie verloren na een pralerig herfsttij te hebben doorgemaakt(1). Keizer Karel V trok definitief een streep door het tournoi à plaisance zowel als door het tournoi à outrance(2). Alleen het populaire watertornooi zou nog, tot in de 18e eeuw, de naam van het oude krijgsspel der ridders in leven houden(3).

Sportieve opvolger van het tornooi werd het carroussel, een vreedzaam vertoon van rijkunst, dat zich aan de prinselijke hoven tot schitterend ruiterfeest zou ontwikkelen. En nog heden in het beroemde Cadre Noir (Saumur) en de Spanische Reitschule (Wenen) voortleeft.

Literaire belangstelling in ridderwezen en steekspel is, in de 18e eeuw, zeer bescheiden en eerder marginaal. Toch moet La Curne de Sainte-Palaye niet worden voorbijgezien die in 1753 een belangrijk werk over het oude ridderwezen (met inbegrip van steekspel en tornooi) publiceerde. En de steekspel-gravure van Moreau jr. († 1814) is voor de historicus (en de verzamelaar van grafiek) een echte verrassing(4).

[p. 6]

De literaire wedergeboorte van het steekspel ligt echter in de historische roman Ivanhoe van Walter Scott, waarin het grandioze tornooi van Ashby, mede door het optreden van koning Richard (Leeuwenhart), het hoogtepunt vormt.

Ivanhoe, verschenen in 1819, werd een internationaal sukses en de naam van de tornooiheld een begrip in de wereld van de Romantiek. In het spoor van Scott zou Van Lennep in 1836 niet nalaten zijn roman De Roos van De kama te stofferen met een luisterrijk tornooi dat speelt in de dagen van Willem IV van Holland.

Intussen was ook de belangstelling gestegen voor de middeleeuwse boekillustratie en de Parijse uitgever Firmin-Didot ondernam in 1826-27 de reproductie van de Livre des Tournois uit de Bibliothèque Royale (nu Nationale): een schitterende folio-uitgave in 20 bladen gekleurde litografie - een topprestatie van de alstoen nieuwe techniek - met kommentaar van Champollion-Figeac(5).

De weg voor wedergeboorte van het steekspel als show en archeologische illustratie was gebaand. In het kader van de Gothic Revival - terwijl de plannen voor het gotieke Parlementsgebouw te Londen werden getekend - herleefde in een groots spektakel de ouderwetse ridderlijke wedkamp van de middeleeuwen.

Het tornooi van Eglinton 1839

De man van het eerste neo-tornooi is Lord Eglinton, een Etonian van aanzien, die als lid van het Hogerhuis en onderkoning van Ierland (en later ook met eigen stal in de rensport) naam heeft gemaakt. Terrein van die eerste middeleeuwse show was het kasteelen-domein van Eglinton, zetel van de Schotse familie Montgomerie, gelegen in het graafschap Ayrshire (in de zuidwesthoek van Schotland).

Die onderneming in de zomer van 1839 kostte een fortuin en verwekte een ongehoorde sensatie in het Verenigd-Koninkrijk. De opvoering duurde twee (regen)dagen (28-29 aug.). De hoofdfiguren (the Eglinton Herald, the Knight Marshall of the Lists, the King of the Tournament) waren personen uit de hoge adel en de Queen of Beauty was niemand minder dan Lady Seymour, de latere hertogin van Somerset.

Rond de ‘Eglinton Affair’ uit de Victoriaanse lente ontstond heel wat literatuur(6).

[p. 7]

Tornooi in Arras 1841

In de periode van het gotieke réveil werd, in het gebied van de oude Nederlanden, het sein voor de inrichting van de ‘historische stoet’ gegeven door de steden Douai en Arras. Na de grote historisch-encyclopedische cavalcade van Cambrai (1838) komt in 1840 de Waals-Vlaamse stad Douai aan de beurt met een episodisch-historische stoet die de blijde intrede van hertog Filips de Goede uitbeeldde. Doch Artezië boven!... het volgende jaar doet Arras meer en beter! In 1841 trekt door de straten van de Artezische hoofdstad een historische stoet, zijnde een uitbeelding van de in 1469 gehouden intrede van Karel de Stoute. Deze optocht werd besloten met de opvoering van een tornooi ‘uitgevoerd naar de spelregels van de oude ridders’(7).

In onze Vlaamse provincies werd de fakkel van de historische stoet - na de hongerjaren 1845-1848 - met brio overgenomen door Gent in de schitterende stoet van 1849. In verkleind model zou Brugge dat in 1853 nadoen. Opmerkelijk is dat het tornooi vóór 1891 nergens alhier in een programma van historische feestelijkheden werd opgenomen(8). Het beeld van onze grootheid in 't verleden was alsdan fundamenteel verbonden met de oude gemeente, haar vrijheden, gilden en neringen. En die hadden met ridders en ridderij afgerekend. Tegen het einde van de eeuw lijkt dit complex overwonnen.

Ridderfeest in Brussel 1891

Het ridderfeest in juli en augustus 1891 op de Grote Markt te Brussel ingericht omvatte een historisch verantwoorde reconstructie van het tornooi van 20 februari 1452, toen de graaf van Charolais (de latere hertog Karel de Stoute) er de wapendoop ontving.

Dit ridderfeest - herhaald en uitgebreid in 1905 - werd het model van de reconstructies van tornooien in Brugge (1907) en Doornik (1913).

De stijl van het tornooi in 1891 was laat-middeleeuws (bourgondisch). Het programma omvatte vijf delen. Op een demonstratie van boogschutters en voetvolk volgde het steken naar de steekpop (quintaine). Nummer drie was de rit rond de meiboom. Dan kwam het eigenlijke tornooi waarin twee groepen van 20 ridders tegen elkaar stonden. Slotnummer was de algemene bestorming van de Forteresse d'amour door ridders en voetvolk.

De opvoering van 2 augustus was voorbehouden voor de leden van het Congres van het Verbond van de archeologische en historische kringen van België(9).

[p. 8]

Tornooi in Brussel 1905

De hoofdstad vierde in 1905 de 75. verjaring van de onafhankelijkheid met een grote ‘historische en allegorische stoet’ die de nationale geschiedenis naar het patroon van Prof. Pirenne ging uitbeelden in een reeks van 12 taferelen.

De preconstitutionele geschiedenis had uitgediend. De reeks wordt geopend door de demokratieën van de Lage Landen (tijdvak van de gemeenten) om onmiddellijk de grondleggers van de Nederlanden, de hertogen van Bourgondië, te laten aantreden. Dit bourgondisch deel was met bijzondere pracht uitgewerkt, vooral in de eerste groep die de optocht voorstelde van de hertog Filips, de jonge prins Karel en de Vliesridders naar het bovengenoemde tornooi van 1452.

Na de ommegang speelde die riddergroep dan, op de Grote Markt, het tornooi van 1452 na, met een bezetting van 31 stekende ridders. Het scenario van dit steekspel was door J. Cuvelier, de latere Algemeen Rijksarchivaris, verzorgd(10).

Opmerkelijk is dat het Brusselse ridderfeest een nieuwe formule bracht: de combinatie stoet-tornooi die in Brugge en Doornik zal worden overgenomen.

Tornooi van de Gouden Boom. Brugge 1907

Het Brusselse tornooi van 1905 was een groot sukses en vond weerklank in twee provincie-hoofdsteden: Brugge en Doornik. Ook die (garnizoen)steden achtten zich bekwaam een evenwaardig ridderfeest, een ‘cortège-tournoi’ in te richten.

In Brugge werd reeds, na het eerste Brusselse tornooi van 1891 uitgekeken naar een mogelijk ridderfeest uit eigen verleden. Duclos, de bouwer van de grootse gotieke stoeten van Breidel en De Coninc (1884), Karel de Goede (1887) en Idesbald (1896) was niet Bourgondië;-minded, zijn ideale middeleeuwen omvatten niet de herfsttijd ervan. Het initiatief kwam uit een andere hoek. Rijksarchivaris Colens had omstreeks 1900 een studie uitgewerkt over het Gruuthuse-tornooi van 1392 (eigenlijk 1393 in nieuwe jaarstijl). De uitvoering van dit plan kwam maar niet van de grond en Colens' voorbereidende studie bleef onuitgegeven(11).

Toen kwam het gedenkwaardige jaar 1907: opening van Brugge-Zeehaven, verbonden met een grote kunsttentoonstelling gewijd aan de eeuw van Bourgondië en het Gulden Vlies. Deze internationale expo zou ook de keuze bepalen van het tema van de historische stoet en het tornooi die als hoogtepunt van de feestelijkheden waren voorzien. De viering van het Bourgondisch-Engelse huwelijk (Karel de Stoute en Margareta van York) in 1468 was immers verbonden met een tornooi op de Markt waarvan het scenario uitvoerig staat beschreven in de Mémoires van de historiograaf Olivier de la Marche.

[p. 9]


illustratie
De herauten (met geheven arm) en persevanten van de twee kampers: links Gruuthuse, rechts Ghistele.
(Uit het Gruuthuse-handschrift van het Tornooi-traktaat van Koning René Naar de tekening van M. Hawke. Parijs 1849).


[p. 10]

Aan het scenario van stoet en tornooi in juli 1907 zijn de namen verbonden van de rijksarchivarissen J. Cuvelier, J. Colens en A. van Zuylen van Nyevelt. Voor de uitvoering van het tornooi zelf hadden officieren van het 3e regiment lansiers en van het 4e linieregiment (in garnizoen te Brugge) zich maandenlang geoefend. Stoet en tornooi bleven beperkt tot twee dagen (24 en 28 juli)(12).

Dit tornooi (eigenlijk een pas in romandécor) van de Gouden Boom werd het luisterrijkste ridderfeest dat ooit in Brugge was te zien geweest. De faam ervan bleef voortleven in de herinnering, in de literatuur, in de muziek (Gulden Vliesmars van Reyns), in de grafiek en fotografische albums. En ook in de nu en dan opduikende wens: Wanneer krijgt Brugge nogeens een tornooi?

Tornooi in Londen 1912

Bij gelegenheid van de tentoonstelling gewijd aan Shakespeare (‘Shakespeare's England’) werd een ridderfeest ingericht op het expo-terrein van Earl's Court (West End, Londen). De vertoning omvatte een steekspel, een ballet des chevaux en een massief tornooi.

Het geheel was eerder een internationale show, voorbehouden aan grote namen uit de ‘Almanach de Gotha’. De kostumering was niet historisch-homogeen. De stekende ridders droegen oude wapenrustingen uit eigen familie-verzameling. Ballet en parade vertoonden een bonte mengeling van kostuums in Tudor- en Stuartstijl. Spaanse en Russische prinsen waren in eigen oude nationale stijl uitgedost(13).

Het grote riddertornooi te Doornik 1913

Het voorbeeld van Brussel en Brugge werkte aanstekelijk. De stad Doornik ondernam in 1913 een Cortège-Tournoi die niet mocht onderdoen. De publiciteit van de Henegouwse stad wees op het model van de suksesvolle ridderfeesten van Brussel en Brugge ‘en Doornik zal, door de koninklijke luxus van de periode 1513, die modellen nog overtreffen’.

Uit de geschiedenis werd inderdaad een koninklijk tornooi bovengehaald dat juist vier eeuwen geleden in Doornik was gehouden. Na de Sporenslag bij Guinegate in 1513 deed de Engelse koning Hendrik VIII zijn plechtige intrede in Doornik op 25 september. Hij liet daarop een tornooi inrichten in aanwezigheid van Margareta van Oostenrijk en prins (de latere keizer) Karel, omgeven door de keur van de Nederlandse en Duitse adel.

[p. 11]

Het scenario van 1913, als rekonstruktie van 1513 opgevat, vertoonde een pas d'armes, een dôme (rit rond de mast) en het eigenlijke massieve tornooi.

Auteur van het scenario was de stadsarchivaris Adolphe Hocquet, die archeologisch precies het ridderfeest van Hendrik VIII trachtte weer te geven(14).

In het internationale expo-jaar 1913 (wereldtentoonstelling Gent) kon Doornik vier opvoeringen van zijn Cortège-Tournoi (13. 14. 20 en 21) op het programma zetten. Een rekord was dit zeker. Het feest trok veel Engelsen naar Doornik en de Engelse pers oordeelde dat stoet en tornooi de Engelse Pageants evenaarde.

 

Tussen de twee wereldoorlogen was er weinig belangstelling voor het oude vechtspel. De Engelsen staan alleen met het grote tornooi in Arundel Park (Sussex) in 1923. Wel wordt de techniek van de vechtsport der ridders in leven gehouden in sommige militaire rijscholen in Duitsland en Hongarije(15). Gedurende het Olympiadejaar 1936 (Berlijn) stond in de Saksische hoofdstad Dresden een riddertornooi in het lokale feestprogramma. Het kader van de opvoering was het binnenplein van het unieke Koninklijk Paleis (Zwinger). De kostumering wisselde af van romaans naar Maximiliaans, naar gelang de spelnummers. Uitvoerders waren officieren van de Saksische Rijschool.

Bekendheid verwierf in de jaren 1960 de Franse reizende ruitergroep geleid door Yvan Chiffre. Hun titel op de affiche was: ‘Les Chevaliers. Scènes et combats équestres’. De show, half-tornooi, half-cirkus, bracht ruiter- en vechtsport van goed gehalte, in historische kleding. Chiffre en zijn troep speelden in 1970 in het Noorden (o.m. in Dieppe en Rijsel) met verdiend sukses. Met hun optreden te Mechelen in 1973 besloten ze hun aktiviteit.

 

De Engelsen dragen de toorts verder. In 1964 werd een groot ridderfeest met tornooi gehouden op het kasteelplein van Montacute House (Somerset). Ook op het programma van de grote historische feesten te Hastings in 1966 (eeuwfeest van de Normandische landing in 1066) stond een riddertornooi. En enkele jaren later, in 1969, ontstond de British Jousting Society, die o.m. in het kader van het Lon-

[p. 12]

don City Festival 1972 het steekspel uitvoerde aan de voet van de Tower.

Met de medewerking van deze Engelse stuntgroep van internationale faam wordt nu het Groot Tornooi in Brugge voor 11-21 juli a.s. voorbereid. In hoofdzaak een steekspel, dat ditmaal als een evokatie van het ridderfeest Ghistele-Gruuthuse in 1392 wordt uitgewerkt.

A. Viaene

Bijlage. - Het riddertornooi van 1392

Het beruchte riddertornooi van 1392 (eigenlijk 11 maart 1393 volgens de nieuwe jaarstijl) werd in Brugge gehouden op de Grote Markt. Aanvaller was ridder Jan (alias Wulfaert) van Ghistele, verweerder ridder Jan van Brugge (Gruuthuse). Beide kampers traden op aan het hoofd van een vijftigtal geharnaste ridders.

Over dit tornooi zijn geen archiefteksten voorhanden. De bron van latere kronieken (Custis, Gailliard) is de tekst uit een ‘Kroniek van de heeren van Ghistele’ (ca. 1500) uit het archief van de familie Adornes. Die tekst luidt: ‘Mer Jan heere vanden Gruuthuuse ende mer Jan heere van Ghistele hadden elcanderen dach ghestelt te Brugghe den 11. in maerte, omme te houden een triumfantelic sticspil met vichtich josters an deen zyde ende zo veel an dander zyde, danof alle de wapenen staen gheschildert in een tafereel int Gruthuus te Brugghe’.

De vermaardheid van dit steekspel is in feite gegrond op het verluchte handschrift dat Lodewijk van Gruuthuse ca. 1480 ter ere van zijn vader liet samenstellen. Dit handschrift was een kopie van het Traité des Tournois dat door de kunstzinnige en feestlievende René van Anjou, koning van Sicilië, was opgesteld en waarin de auteur ook de manier van Joesteren in Vlaanderen en Brabant bespreekt. Lodewijk van Gruuthuse nam, als gedeputeerde van de Staten van Vlaanderen bij de vredesluiting van 1489, zijn schitterend verluchte handschrift mede om het aan koning Karel VIII aan te bieden. Sindsdien behoorde dit prachtstuk tot de Koninklijke (heden Nationale Bibliotheek) te Parijs.

De titelminiatuur van dit handschrift vertoont Lodewijk van Brugge die het Traité aan de koning aanbiedt. Het boek bevat verder de lijst en ‘opstelling’ van de twee groepen ridders, met al de blazoenen (een honderdtal) van de Vlaamse en Nederlandse adel. Andere miniaturen stellen de twee kampers in volle wapenrusting voor.

Op te merken is dat de illustratie van dit Gruuthuse-handschrift de wapenrusting en heraldiek weergeeft uit de tijd van Lodewijk van Gruuthuse, die in 1468 het ridderfeest van de Gouden Boom had bijgewoond.

- De beschrijving van het tornooi-handschrift van Gruuthuse door Joseph van Praet (Parijs 1831) werd herzien en verbeterd door Paulin Paris in deel II van de folio-uitgave van de OEuvres choisies du Roi René in 1849 te Parijs uitgegeven onder redactie van graaf de Quatrebarbes. Zie ook boven, voetnoot 5.

(1)
Claude Blair, European Armour, p. 168 (Londen 1958). Nog in 1719 werden in Dresden wapentornooien te voet gehouden. - Zie ook J.A. de Boo, Heraldiek p. 20-21 (Bussum 1967).
(2)
Het tornooi bij de intrede van prins Karel van Habsburg te Valladolid in 1517 was een opzet van Nederlandse ridders (de Croij, de Lannoy e.a.) uit zijn gevolg. - De wapenpas van Sandricourt (1493) werd uitvoerig beschreven door de wapenheraut van de hertog van Orleans. Zie G. Mourey, les fêtes franÇaises, p. 12-20 (Parijs 1930).
(3)
Op de Boven-Deûle, in Dorignies - de rivierhaven en voorstad van Douai - worden jaarlijks in mei (nog weer in 1973) door de schippers watertornooien gehouden.
(4)
R. Lanson. Le goût du moyen âge en France au 18e siècle, p. 15-18 (Parijs 1926).
(5)
René d'Anjou. Traité de la forme et devis d'un tournoi. (Parijs 1946; Editions de la revue Verve, vol. IV, no 16). Over deze Livre des Tournois, zie Bijlage.

(6)
Jan Anstruther. The Knight and the Umbrella. Londen 1963. - Grant Uden. A Dictionary of Chivalry, p. 329-330 (Londen 1968). - Dict. National Biography XIII 750-751.
(7)
M. Clément-Hémery. Histoire des fêtes civiles et religieuses de la Belgique méridionale II 51 (Avesnes 1846).
(8)
A. Viaene. Historische stoeten in Vlaanderen, in ts. West-Vlaanderen 1959, p. 165-182.

(9)
Mgr. Dehaisnes. Fêtes et marches historiques en Belgique et dans le Nord de la France, p. 53-53 (Rijsel 1893). - Annales Emulation dl. 40 (1890-91), p. 105-106.
(10)
Biekorf 1959, 266. - A. Boghaert-Vaché. Programme-notice du Cortège Historique, Brussel 1905. - L. Verniers. Bruxelles. Esquisse historique, p. 82-85, met illustratie (Brussel 1941).

(11)
H. Rommel in Annales Emulation dl. 57 (1907), p. 107.
(12)
A. van Zuylen van Nyevelt. Screnario du Pas de l'Arbre d'Or. Brugge 1907. Zie ook het grote Gedenkalbum, alsook Annales Emulation dl. 57 (1907), p. 220-221. - Over het merkwaardige verslag van John Paston (in brief van 8 juli 1468 zie Biekorf 1962, 247-250).

(13)
Richard Fletcher. Chivalry blooms again, in Nash's Magazine, vol. VI, Sept. 1912, No. 6.

(14)
A. Hocquet. Tournai et le tournoi de 1513, in Revue Tournaisienne IX (1913), p. 1-10; 121-130; 139-151. - Album du Cortège-Tournoi. Doornik 1913.
(15)
Ook in Zweden, Denemarken en op Malta, en in sommige Zuidelijke Staten van de USA werden, in de loop van de vorige eeuw pogingen gedaan om het oude tornooi te doen herleven.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

Antoon Viaene


over Brussel

over Brugge

over Doornik (Tournai)


over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)


1839

1841

1891

1905

1907

1912

1913

11 maart 1393