| |
| |
| |
De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden
Koninklijke Bibliotheek Albert I
De verrukking die uitgaat van de uitstalkasten in de zaal Houyoux is gelijktijdig deze van een volmaakte bladspiegel, de penetrante kleur van de inkten, de met waterverf verhoogde houtsneden en burijngravures, de precieuze boekband, alle handprestaties waaraan onze contemporaine drukateliers niet meer kunnen denken, een paar Britse, Zuid-Franse privédrukkerijen, en de Officina Bodoni, daar gelaten.
De enorme catalogus (580 blz., 147 ill.) die deze manifestatie begeleidt wordt pas doordringbaar na herhaald contact, en levert daarna een zo grote reeks gegevens zowel op het vlak van de lektuurtitels, op het eind van de XVe eeuw, als op economisch, cultureel en esthetisch vlak, dat alle geuite kritiek tenslotte alleen secundair blijft. Het is meteen een begeleiding en een commentaar op de enorme prestatie van de Hellinga's. Graag brengen wij hieronder de nieuwe data, losse bedenkingen en inleidende nota's die voornamelijk op Brugge zijn geaxeerd, Brugge dat net als met het Erasmusjaar opnieuw geen evocatie bracht, dit in tegenstelling tot Gent, Brussel, werpen...
Dat het boekbedrijf in de 15e eeuw een kapitaalintensief bedrijf was had als resultaat dat de drukgeheimen van Gutenberg - als aanvangsjaar voor zijn productie (de kleine Donaat) neemt men nu aan 1453-54, - vanaf 1457 konden worden overgenomen door zijn voormalige vennoot P. Schoeffer, die nu naast Gutenberg te Mainz drukte. Het procédé verspreidde zich daarna uiterst snel over Europa. 1460 naar Straatsburg en Bamberg met J. Mentelin en A. Pfister, 1464 naar Keulen met U. Zell, gewezen vennoot van P. Schoeffer nu, 1465 naar Subiaco en 1467 naar Rome, met Sweynheim en Pannarts, 1468 naar Bazel, 1469 naar Venetië, 1470 naar Parijs, met Gering, Krantz en Friburger, nog altijd Duitsers, om plots in 1473 de Nederlanden te bereiken.
| |
De eerste generatie in de Lage Landen
In 1473 verschijnen D. Martens (ev. in 1472) en J. van Westfalen te Aalst, en N. Ketelaer - G. de Leempt te Utrecht als boekdrukkers in navolging van de Venetiaanse drukkersateliers, die precies in 1473-75 een crisis doorstaan; de ateliers van W. Caxton te Brugge en J. Veldener te Leuven, van dezelfde datum, gaan terug op de Keulse ateliers, waar Caxton reeds in 1472 het De proprietatibus rerum van B. Anglicus zou hebben gedrukt, en Veldener optrad als lettersnijder. Deze laatste zou overigens blijven functioneren als leverancier van letterkasten voor Caxton. Brussel volgt daarna in 1475 met een atelier van de Broeders van het gemene leven, Gouda, Deventer en Delft in 1477, Sint-Maartensdijk - in Zeeland in 1478, Hasselt in 1480, Antwerpen in 1481, Gent in 1483 met het atelier
| |
| |
van A. De Keysere, dat reeds in 1480 te Oudenaarde was gestart e.a.m. Bemerk dat drukkerswerkplaatsen in Luik of Wallonië pas vanaf de twintigerjaren der 16e eeuw voorkomen.
De fraaiste boekproducties uit deze 15e eeuw werden geleverd enerzijds wat de Nederlanden betreft door de Boccaccio van Mansion waarbij toegegeven wordt dat de kopergravures ev. niet voor die druk waren bedoeld, terwijl het fraaiste boek uit de wellicht gehele geschiedenis van het gedrukte boek de Boccaccio van het atelier van Aldus werd te Venetië.
In tegenstelling met wat, D. Martens in zijn colophons wilde laten geloven was niet hij de eerste Nederlandse drukker, gezien wordt aangenomen dat hij zijn vakkennis opstak bij een Gentse landgenoot, de gewezen cantor te Treviso en daarna grammaticaleraar te Venetië: Girardus de Lisa, die sinds 1471 een privédrukkerij bediende. Voor wat bovendien de fraaie (ook qua inhoud) Nederlandse drukken betreft, worden daaronder ook hier niet de folio-uitgaven gerekend van J. Bade van Asse, die in 1499 een atelier opende te Parijs, doch vooraf reeds als corrector en drukker actief was te Lyon.
Startte hogervernoemde P. Schoeffer zijn activiteiten, net als Mansion, J. van Westfalen, J. Brito e.a.m. als calligraaf, dan had hij als rugsteun voor de financiële inspanningen zijn toek. schoonvader J. Fust. Eenzelfde gelukkig lot trof b.vb. Mansion niet met zijn compère Lod. van Gruuthuse, terwijl wij anderen zich zien haasten: U. Zell in 1464 om op de Keulse, 1473 J. van Westfalen om op de Leuvense, D. Martens in 1497 om op dezelfde matrikels te worden ingeschreven. Op deze manier verzekerden zij zich (of werden zij expliciet geroepen, zoals de vroegste Parijse drukkerij) van kundige correctores, een gegarandeerde afzet, investeerders onder de kloosterorden, faculteiten of hoogleraren zelf. In de 16e eeuw b.vb. zouden hoogleraren als R. Rescius en F. Raphelingen resp. te Leuven en Leiden zelf de persen van Martens en Plantin overnemen en leiden. Caxton daarentegen zou zich binnen de omheining van de abdij van Westminster in de Red Pale vestigen, Mansion binnen het kloosterpand van Sint-Donaas, op die manier het klassieke publiek voor boeken uit de 15e eeuw bereikend, niet het nieuwe publiek der humanisten. Caxton (in 25) en ook Mansion traden bovendien zelf op als vertalers van het werk dat zij op de pers legden, doch deden dit naar het Frans en Engels, hierbij niet aansluitend bij het prehumanisme, wat b.vb. wel in Utrecht gebeurde, waar de planning in handen was van de vroege humanist Willem de Heze. Het is duidelijk dat D. Martens later met zijn tekstpublicaties van Erasmus, More en Vives de tijdsgeest en het nieuwe publiek beter had begrepen. Hij begon overigens te Aalst met het drukken van o.m. A. Sylvius en B. Mantuanus de model auteur voor P. De Ponte.
| |
Eerste drukkers in Brugge
Wat nu meer specifiek Brugge aangaat, de tentoongestelde atlassen uit de collecties van Gruuthuse en R. De Mercatel op zij latend, is vooreerst duidelijk hoe overbodig plots de concurrentie is geworden tussen de Utrechtse (1400-1510) en Brugse (1457-1560)
| |
| |
schrijfateliers, concurrentie die vanaf 1457 expliciet was gesteld. Beide steden voerden gelijktijdig in 1473 de boekdrukkunst in, doch het werd vlug duidelijk dat de middeleeuwse centra werden verlaten voor de nieuwe intellectuele en commerciële polen als Venetië (Aldus), Keulen (een stad met een even grote bevolking als Brugge doch met een universiteit), Bazel (de Frobens), Lyon, Parijs (Jenson), zelfs Leuven, dat erin slaagt vóór 1500 270 drukken te leveren, om daarna te worden opgevolgd als boekencentrum door Antwerpen dat in 1555 zijn eerste Plantindruk beleefde doch, tussen 1500 en 1540, 2254 titels had afgeleverd. Opmerkelijk is bovendien dat de boekdrukkunst te Brugge start met niet minder dan 4 drukkers (Caxton, Mansion, Brito en ev. de drukker van de Flavius Josephus), om na de dood van Brito (1484) over geen enkel drukker (?) meer te beschikken - de enige druk van Hendrik van den Dale (zoon van Jan?) uit 1503: de Figurae van D. Lupi uitgezonderd - tot de eerste publicatie van H. de Croock in 1522. Een gelijkaardig fenomeen doet zich overigens ook te Leuven voor, waar tussen 1501 en 1512, de terugkeer van D. Martens, evenmin één drukker bekend is.
Er is echter onder de vroegst gedrukte titels behoorlijk veel Brugs werk, het vertaalwerk van Mansion en Caxton daargelaten. Zo is de eerste druk te Brussel, 1475 de Opuscula van J. Gerson, deken (ca. 1400) van St.-Donaas; het Utrechtse atelier drukt in 1473 de Brugse (Latijnse) vertaling van Reynaert de Vos, een prestatie van de 13e eeuw Brugse notarius Balduinus Juvenis. De ‘drukker van Haneron’ is uiteraard een volgend atelier dat naar de editie van De Epistolis brevibus edendis van de proost van Sint-Donaas A. Haneron zijn naam kreeg, en die ook in 1475 een ander werk te Utrecht gedrukt zag. In 1486 drukt Martens de allocutio te Brugge gehouden bij de blijde inkomst van Maximiliaan, de vroegste te Brugge uitgesproken klassieke redevoering. In 1477 drukt J. van Westfalen te Leuven het gemoraliseerde schaakspel van Jan vanden Berghe. De eerste druk bij A. De Keysere te Oudenaarde verschenen, bevatte de sermoenen van H. Steenkin, 15e eeuwse rector van de Karthuize van Sint-Anna ter Woestijne, druk overigens hernomen door Jan van Westfalen na 1484.
Tot slot van deze kleine inleiding nog volgende opmerkingen.
In hogervernoemde catalogus komen L. Gilissen en M. Th. Lenger, onder voorbehoud, terug op hun vroegere (1961) toeschrijving van de Valerius Maximus aan Mansion, om dit werk voorlopig te rangschikken onder het atelier van de ‘Drukker van Flavius Josephus’, die zij niet onvoorwaardelijk aan Brugge onthouden, en die tussen 1475-77 wordt gesitueerd. Er komt verder een uitvoerig commentaar voor, met betrekking op de Ovide moralisé van dezelfde Mansion, doch de hypothese van de technische verwantschap tussen de gevluchte Mansion, 1484, en het Lyonese atelier van Guillaume Leroy, de stijlgelijkenis van de Ovide met het werk van de graveur, eveneens te Lyon, Jan de Dale, worden niet gesuggereerd. Over het drukatelier te Abbeville, dat kort daarna opent, geen woord, hoewel de verwantschap wordt beklemtoond tussen de Bible des poètes (1493) van A. Vérard te Parijs en Mansions Ovide. Caxtons publicatie uit 1473-76 Recoeil des histoires de Troyes wordt het
| |
| |
eerst gedrukte boek in de Franse taal genoemd, hoewel de hogervernoemde Valerius Maximus, vóór 1477 geplaatst, eveneens een Franse vertaling was. Gezien tenslotte de twijfel bestaat over het ontwerpen van de kopergravures en de Boccacio ware het wellicht beter dit werk van Mansion niet meer expliciet het eerste drukwerk met kopergravures te noemen.
A. Dewitte
| |
Bibliografie
De vijfhonderdste verjaring van de Boekdrukkunst in de Nederlanden, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, 1973.
W. en L. Hellinga, The Fifteenth-century Printing Types of the Low Countries, 2 delen, Amsterdam, 1966.
Le Livre, Bibliothèque Nationale, Parijs, 1972.
La Réserve Précieuse, K. Bibl. Albert I, Brussel, 1961.
Liber Librorum. 5000 jaar Boekkunst, Arcade, 1973.
J. Machiels, Meesterdrukker Arend de Keysere, 1480-1490, Gent, 1973 (te verschijnen).
Dirk Martens 1473-1973. (Catalogus), Aalst, 1973.
Noordnederlandse miniaturen, K. Bibl. Albert I, Brussel, 1971.
500 Jahre Buch und Zeiting in Koln, Keulen, 1965.
|
|