Biekorf. Jaargang 73
(1972)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |||||||||||||||||
[Nummer 9-10]De bende van Salembier
| |||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||
van zijn bende tot algemene opluchting van stad en land, van burger en boer zou likwiderenGa naar voetnoot(2). In de geschiedenis van de groepskriminahteit heeft de roversbende van Bakelandt niet het formaat van deze van SalembierGa naar voetnoot(3). De Westvlaamse ‘kapitein’ opereert binnen een beperkt landelijk deel van één provincie; de Noordfranse bendeleider is interdepartementaal, hij beweegt zich over zes departementen, van Abbeville tot Mechelen en Antwerpen, de aktie echter gekoncentreerd in Nord en Pas-de-Calais (rond Saint-Omer en Bethune). De bende van Salembier is talrijker en in haar samenstelling moeilijker te berekenen. De leden verkeren in de steden Rijsel, Duinkerke, Douai, Bethune, Amiens, Oostende, Brugge, Gent, waar ze steunpunten of medewerkers of raadgevers hebben. In het werkveld van Bakelandt is Roeselare de enige stad die met een paar dieften in het dossier verschijnt. De rekrutering van de Salembier-bende ligt in een ander milieu dan dat van de landelijke paupers (dagloners, wevers, zagers, bezembinders) die de Bakelandt-bende samenstellen. Rond en met Salembier werken een meerderheid van ambulant volk, routiers: marskramers, brocanteurs, paardenkopers, herbergiers, officieren en ook zelfs ambtenaren die meespelen. Het Salembier-team was ook merkelijk jonger dan dat van Bakelandt bij wie 19 op de 33 leden boven de 35 jaar oud waren, terwijl slechts 13 van Salembiers 41 mannen boven die grens waren. Bakelandts bendeleden wonen voor meer dan de helft in Torhout, Staden, Ichtegem, Pittem en Ledegem, en zijn allen geboortig uit dorpen van Binnen-Vlaanderen. In de samenstelling van Salembiers bende leveren Nord en Pas-de-Calais ongeveer de helft van het effektief, de andere helft is een bont allegaartje uit Normandië, Bourgogne, Marseille, waaronder zelfs een pratriarkale Jood uit Frankfurt niet ontbreekt. Eén enkele Westvlaming, Bernard Muylaert uit Lichtervelde, als schilder gevestigd te Gent, is bij de groep | |||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||
aangesloten, in los verband: in het proces wordt hij vrijgesproken. Salembier werkte met en om groter kapitaal dan de armoedzaaiers van Bakelandt. Sommige van zijn aangesloten herbergiers verzamelen informatie voor een geplande onderneming en ook in de steden vinden zijn stelers goede helers. Zijn mannen reizen niet alleen met de postkoetsen en diligences, maar verplaatsen zich ook met eigen (of gestolen) paard en wagen. Wordt het te heet in Rijsel, Valenciennes of Duinkerke, dan nemen ze tijdelijk de wijk naar het Leie-departement, en zelfs verderop. Die buitengewone mobiliteit zal de legende van Salembier en zijn voetbranders in leven roepen: op twee drie plaatsen tegelijk in dezelfde nacht slaan ze toe, zo ging de mare in het Rijselse. Een imponerende bende, die met geweld in vijf kastelen weet binnen te dringen en bij voorkeur grote hofsteden aanvalt waar (volgens goede informatie) Juwelen en klinkende munt voorhanden zijn: daar lag stof in voor mythevorming en roversroman.
In een paar punten komen Salembier en Bakelandt wel overeen. De voetbranderij bij de inbraak was geen nieuwigheid, die vorm van intimidatie en terreur had reeds vóór Salembier de benaming chauffeurs, voetbranders in omloop gebracht, en ook Bakelandts mannen kenden dat systeem. Salembier zowel als Bakelandt wilde zoveel mogelijk het begaan van een doodslag, van een gekwalificeerde moord vermijden, omdat daarop zeker de doodstraf en halsrecht staan. In een totaal van 34 aanslagen en inbraken van de Salembiers komen slechts twee doodslagen voorGa naar voetnoot(4). Men weet dat ook de katalogus van Bakelandts bende niet meer dan één doodslag bevat, nl. de moord op Katherina Desmedt te Pittem. Ook in de timing komen de twee benden overeen. Salembier was 13 maanden aktief; na zijn (vierde) arrestatie duurde het proces 18 maanden. Bakelandt was 18 maanden in aktie; in de gevangenis heeft hij twee jaar en 7 maanden gewacht op het vonnis en de executie. Ten slotte in hun gedraging tegenover de justitie gelijken Salembier en Bakelandt roerend op elkaar. Bij het gerech- | |||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||
telijk onderzoek na hun arrestatie verschaffen ze bereidwillig en zelfs voorkomend inhchtingen over hun medeplichtigen. De politionele opsporing van hun bendeleden hebben ze zelf zeer bevorderd. Salembier schijnt dit te hebben gedaan in een geest van fatalisme. Hij verwachtte en verlangde geen kwijtschelding, voor zijn ‘goede wil’ vroeg hij alleen om niet in het reglementaire rode hemd naar het schavot te moete gaanGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||
Salembier in West-VlaanderenHet werkterrein van Salembier en zijn bende ligt, zoals gezegd, hoofdzakelijk in de buurdepartementen (Nord en Pas-de-Calais). In deze mededeling willen we ons beperken tot zijn excursies in en door onze provincie in 1796-1797. | |||||||||||||||||
1. Duinkerke - Poperinge - Torhout en terugMet plannen om naar Engeland over te varen komt Salembier in Duinkerke, en stoot er op twee bendegenoten. Een nieuw plan is dadelijk klaar: over het Leiedepartement zullen ze naar Rijsel afzakken. Aan het kasteel van Proven voorbij gaan ze overnachten in de herberg De Gapaert, op de weg Roesbrugge - Poperinge. Gedurende de nacht slaan ze de waard neer met een blaaspijp, en zijn vrouw en haar dienstmeid met een hamer. Wanneer ze gewaarworden dat de baas in het duister is ontkomen, trekken ze ijlings naar Poperinge en dan verder richting Torhout. Bij Kortemark vallen ze op andere bendeleden en gaan er samen in een herberg een plan uitwerken voor een aanslag op een grote hoeve in het Rijselse (Lambersart). Na de uitvoering ervan zullen ze zich op Menen terugtrekkenGa naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||
2. Rijsel - Gistel - Oostende - DuinkerkeSalembier en zijn metgezel Martel hebben bij Arras elk een paard gestolen. In Rijsel durven ze niet lang pleisteren, ze rijden snel over Waasten, Ieper, Diksmuide naar Gistel, waar ze in De Sterre gaan logeren. Hier ontmoeten ze een bedekt medewerker in de persoon van de sekretaris van het kanton Gistel, een genaamde Lachaise. Van hem krijgen ze vier paspoorten in biancoGa naar voetnoot(7). Deze ambtenaar blijkt, volgens het politierapport een begaafd en behendig man te zijn, volkomen onbetrouwbaar; later wordt hij wel gearresteerd doch niet veroordeeld. | |||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||
ex-officier uit het belgisch legioen, tegenwoordig negotiant en paardenkoper. Labbé koopt een van hun paarden, het andere gaan ze verhandelen in Gent waar ze afstappen in het Hof van Holland (in de Mageleinstraat) om, zodra de zaak geklonken is, in een huurkoets met twee paarden naar Brugge te rijden. Ze hebben weer provisie en geraken snel - met de barge over Oostende en Duinkerke - in Cassel. Daar, in het ommeland van Cassel en Hazebroek, ligt het terrein van hun volgende aanslagen. | |||||||||||||||||
3. De moord op de huurkoetsier te LakenNa een serie verspreide operaties in Nord en Pas-de-Calais voelde Salembier zieh, in november 1796, door de politie geschaduwd. Met drie mannen wipt hij over naar het veiliger Leiedepartement. Ze gaan logeren in Diksmuide, in het Gemeentehuis, bekend rendezvous van hun werkgroep, en beramen er een aanslag op een hoeve in Kaaskerke, wanneer... opeens Lachaise opdaagt, de reeds genoemde advokaat-kwâraad van Gistel. En met hem de omkeer. Ze draven naar Gent, waar ze een zware diefte plegen; naar Mechelen, waar hun plan van inbraak in de kathedraal mislukt. De vier zullen zich nu verdelen, Salembier zal met Berry samengaan. Het ordewoord is: zo snel mogelijk van hier weg, terug naar Duinkerke. | |||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||
In Brussel gaan de twee mannen logeren in Hotel Bellevue. Met hun gestolen sjees en paarden rijden ze naar Gent, in de stad durven ze niet uitspannen. In Brugge gaan ze wel uitspannen in het Hotel du Commerce (St.-Jakobstraat) en rijden dan door naar Gistel, waar ze de onmisbare sekretaris Lachaise op hun weg vinden, en bereiken Duinkerke. Hier zijn ze ver genoeg om hun paarden te verkopen. En toch niet ver genoeg. In feite zijn ze in 't net van de politie gelopen. Ze pogen nog weg te geraken maar worden in de straten van Duinkerke door het volk gegrepenGa naar voetnoot(10). Dit was de vierde en laatste arrestatie van Salembier die nu, in de ijzers, naar Rijsel en Brugge zal overgaan. Terwijl de bendeleden, in maandenlange boevenjacht, door de politie worden ingerekend. Deze laatste episode delen we uitvoerig mede omdat de aanslag op de koetsier een kapitaal stuk is in het dossier van de beschuldiging. En deze sensationele moord zal, in bericht en literatuur, uiteraard vooropstaan en met veel varianten in de omstandigheden worden beschreven en verteld. De moord op de koetsier te Laken zal naar de Westvlaamse kust worden verplaatst. De ongemene mobiliteit van de bende was, voor de volksverbeelding, verbijsterend en opwindend tegelijk. | |||||||||||||||||
Salembier en zijn bende in de volksoverleveringHet proces voor het assisenhof, onder het voorzitterschap van J.J. De Keersmaker, werd gevoerd in de voormalige Minderbroederskerk (palend aan Pandreitje). Griffier was F. Verplancke. De beklaagden hadden elk hun advokaat. Het vonnis viel, na 12 dagen zitting, op 1 oktober 1798Ga naar voetnoot(11). De Sententie van het proces werd gedrukt bij de drukker van de Gazette van Brugge. Een brochure van 70 bladzijden die, gedurende de weken vóór de executie, was ‘te bekomen voor den prijs van 7 stuyvers courant’ bij de Brugse drukker (Bogaert en zoon) in de Kuipersstraat, en bij B. Gombert te | |||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||
Oostende. Dit drukje bevat de tekst van de 17 akten van beschuldiging, die op het proces werden voorgelezen, betreffende misdaden die, zoals gezegd, merendeels in het Franse Noorden waren bedrevenGa naar voetnoot(12). De titel ervan luidt: ‘Sententie uitgesproken door den Crimineelen Regtsbank van het Departement der Leye, in daten 9 Vendemiaire, 7ste jaer der Fransche Republieke, een en onverdeelbaar, jegens François-Marie Salembier en zijn Medepligtighe’. De Gazette van Brugge van 7 november 1798 brengt het volgende bericht over de executie die daags te voren op de Markt onder een enorme toeloop van volk was voltrokken. ‘Brugge den 17 Brumaire. - Eyndelyk is de aerde van de tegenwoordigheid van een-en-twintig berugte schelmen gezuyverd geworden. De roovers bekend onder de naem van bende van Salembier, hebben gisteren hunne lang verdiende straf ontfangen. Na dit bericht en de genoemde brochure van Oktober 1798 wordt over Salembier en zijn bende in onze taal niets meer geschreven noch gedrukt. Opmerkelijk is ook dat onze gelijktijdige Brugse en Westvlaamse memorialisten (Van Walleghem, Verbrugge, van Huerne; Cuvelier, Rybens) geen woord | |||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||
zeggen over de Voetbranders van het Noorden - zoals ze ook zwijgen over de bende van Bakelandt. In de volksverbeelding echter heeft Salembier ook in ons gewest zeker voortgeleefd. In het Franse Noorden, en met name in Rijsel en ommeland waar het hoofdkwartier van de bende gelegen was, blijkt de legende rond de Voetbranders zijn eigen gang te zijn gegaan. Lenotre zal ca. 1890 die overlevering opvangen en in zijn ‘petite histoire’ verwerkenGa naar voetnoot(13). Salembier was, zo werd daar verteld, een aanzienlijk en zeer geëerd negotiant in Rijsel. Naar de omstandigheden treedt hij op als Engelsman, landloper, gendarme, Oostenrijks officier, een mysterieus leven leidend onder telkens weer andere gedaante. Hij doorloopt het platteland, bestudeert er de afgelegen grote hoeven. 's Nachts gaat hij dan met zijn trawanten, gezwart of gemaskerd, pistool in de vuist, dolk tussen de tanden, de muren bestormen, de deuren inbeuken. Zijn bendeleden binden en knevelen de vrouwen, branden de voeten van de mannen, steken de schuren in brand, stelen geld en juwelen. Onder zijn leiding. En 's anderendaags zit Salembier rustig en argeloos in zijn Rijsels kantoor. In Artesië was zijn eerste kommies een bevrijde galeiboef die een rijk landbouwer bij Ariën was geworden. Die man had het vertrouwen van al de boeren uit de streek gewonnen, was er hun zaakvoerder en raadsman bij hun besparing en hun beleggingen en was ook tegelijk... de informateur van Salembier’Ga naar voetnoot(14). In deze voorstelling ligt reeds het motief van het ‘dubbele leven’ van een Salembier, man uit de hogere stand, die door zijn duivelse behendigheid en stoutmoedigheid, onbekend, onvatbaar, met een mysterieuze aanhang, de hele streek tot in Duinkerke terroriseert. De Voetbranders van het Noorden zullen, veertig jaar later, hun intrede doen in de literatuur via een sterk geromanceerd Engels verhaal en een uitvoerige Franse griezelroman. | |||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||
rische (?) verhalen onder de titel: The Diary of a Judge. De auteur ervan is een debutant, met name Henry R. Addison, die naderhand meer (en beter) historisch werk over onze gewesten zal publicerenGa naar voetnoot(15). Dit zogenoemde ‘Dagboek van een Rechter’ gaat uit van de makkelijke fiktie: de (Engelse) auteur heeft van een (uit Frankrijk) geëmigreerd rechter een dagboek overgeërfd dat hij nu in het licht geeft. Hij bekent zelf dat hij ‘aan de mantel der waarheid een licht borduurwerk van fiktie heeft toegevoegd, dat hij sommige namen verzwijgt en data verandert, maar in hoofdzaak bij de echte feiten blijft’. Uit de volgende samenvatting van zijn verhaal, dat de blz. 7-67 van zijn uitgave beslaat, zal blijken dat de auteur zo kreatief tewerk gaat dat de elementen van historie en overlevering beslist in de minderheid zijn geraakt. Addison noemt slechts twee historische personen: Salembier en zijn luitenant VilledieuGa naar voetnoot(16). Salembier is een schatrijke Graaf Salembier en woont te Brugge in de Spanjaardstraat, in een groot herenhuis waar hij schitterende galafeesten geeft. Van daaruit ‘werkt’ hij, onbekend, met zijn bende die door Pierre Villedieu, een ex-officier van de dragonders, wordt aangevoerd. Als mysterieuze chef van de Zwarte Bende (the Black Gang) draagt graaf Salembier de naam Paul Le Noir. Salembier brengt het zover dat hij tegelijk als Organisator van straatroverij en als chef van de opsporing ervan optreedt. Twee moorden van de Gang staan in dit verhaal. Een schepen van Brugge wordt op een dienstreis naar Oostende overvallen en vermoord. Op de Blankenbergse steenweg worden een koopman en zijn knecht neergeslagen en in de vaart geworpenGa naar voetnoot(17). Salembier - Le Noir | |||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||
zal nu een brave kortwoner van Blankenberge, Charles van Ecke, die verloofd is met Charlotte Gaesbek, de ‘Bloem van Blankenberge’, laten beschuldigen en guillotiineren. Door toedoen van wanhopige Charlotte wordt dan de ware moordenaar ontmaskerd: Salembier is kapitein van de gangsters en (de nu gearresteerde) Villedieu is zijn luitenant. Beide gaan in de ijzers. Salembier verklikt de negentig mannen van zijn Gang... Gelukkig staat vooraan het verhaal een nota van toelich-ting, gedagtekend te Brugge, waarin Addison de bende typeert zoals ze, naar zijn bewering, in de lokale overlevering voorkwam. De Streek van Brugge en heel West-Vlaanderen werd geterroriseerd door Banditti, gekend onder de naam, Zwarte Bende (Black Gang), die 96 leden telde. Ze waren op militaire wijze georganiseerd, ingedeeld in drie of vier brigades. Deze werkten gesynchroniseerd, pleegden moorden tegelijk in ver van elkaar gelegen plaatsen. Algemeen werd aangenomen dat een man van hoge rang, een persoon uit de haute société’ hun plannen leidde. Slachtoffers vielen aan de lopende band, en de politie kwam er niet op, Rijken werden uitgeschud en van kant gemaakt. Hun reizen, hoe zeer ook geheimgehouden, waren hem bekend, hun brieven en boden werden onderschept. In zijn angst geloofde het volk dat ergens een helse macht deze geduchte Bende beschermde en bijstond. In deze bondige nota hoort men duidelijk de weerklank van de (boven vermelde) overlevering van Rijsel, die door Addison alleen nog wat wordt aangedikt. | |||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||
du Nord. Souvenir de l'an IV à Van V. De auteur van dit werk was niemand minder dan Francçois-Eugène Vidocq, geboren te Arras in 1775, een oud-militair die het van gauwdief tot spion en weldra tot chef van de Brigade de Sûreté had gebracht, om ten slotte hoofd van Politie te wordenGa naar voetnoot(18). Een echte belichaming van de Engelse spreuk: Set a thief to catch a thief. Onder de naam van Vidocq waren reeds in 1828-29 vier delen Mémoires verschenen. In zijn Chauffeurs du Nord van 1845 heeft Vidocq een ‘geschiedenis’ van Salembier en zijn bende samengebracht die zowat 5 % geschiedenis en 95 % legende en fantasie is. Rond Salembier en zijn roversbende groepeert hij een panorama van groepskriminaliteit, verzameld uit eigen ervaring, uit politie-rapporten, en rijkelijk aangevuld door eigen verbeelding. Historisch is wel dat de twintigjarige Vidocq in het Petit Hotel, de bekende gevangenis van Rijsel, Salembier en zijn maat Narcisse Duhamel had ontmoet. Hij had er hun ontvluchting uit dat ‘huis van arrest’ weten gebeuren. Zelf was hij geen lid van de bende geweest, doch als jonge Artesiër (ook de tien jaar oudere Salembier was een Artesiër, uit Ariën) had hij genoeg horen vertellen over die Chauffeurs die heel het Noorden, van Duinkerke tot Arras, terroriseerden. Hij naderde de zeventig toen hij, na een bewogen leven bij recherche en politie, zijn wijdlopige moord- en griezelroman met Salembier als hoofdfiguur op de markt bracht. | |||||||||||||||||
Salembier in De Galgenboek van Brugge (1860)Op grond van herinneringen die te Brugge onder het volk voortleefden, werd ca. 1855 het verhaal opgesteld van de misdaden die sedert het invoeren van de guillotine (1792) met de dood werden gestraft. Dit verhaal werd ca. 1860 gedrukt te Brugge (zonder datum) door ‘Snelpersdruk L.M. Herreboudt en zoon, St.-JacobsstraatGa naar voetnoot(19). De naamloze auteur handelt o.m. over de struikrovers uit de Franse tijd ‘die gekend waren onder de naem van binders, knevelaers, voetwarmers’. Tot dit tijdvak behoren, | |||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||
zo schrijft hij, de benden van Bakelandt, Salembier en andere ‘gevonnisd en onthoofd te Brugge. Die beruchte gedingen zijn gedrukt geweest, en derhalve genoegzaam veropenbaerd. Nutteloos er hier breedere melding van te maken’. Toch wil de auteur ‘iets reppen over de bende van Salembier, waarvan de misdaden minst bekend zijn, daer die struikroovers te Rysel verbleven en derhalve aen Frankrijk toebehooren’. De bladzijden 9-16 zijn dan gewijd aan die bende. Uit zijn verhaal lichten we hier alleen een paar motieven die als een lokale verrijking van de legende voorkomen. Kapitein Villedieu is officieel aangesteld als chef van een vliegende kolonne, samengesteld uit een selektie van verscheidene garnizoenen, met de opdracht de bende op te rollen. In feite werkt die officier in verstandhouding met Salembier. Met het gevolg dat de Voetbranders, wantrouwig geworden, voor dat politie-apparaat van het Noorden wegvluchten en naar de Leie- en Scheldedepartementen overkomen. Opmerkelijk is hier weer de transpositie van de moord op de huurkoetsier bij de brug van Laken. Een topografische transpositie van Brussel naar de Vlaamse kust, terwijl het gebeuren chronologisch juist wordt gesitueerd: de moord op Vander Auwera heeft wel de arrestatie van Salembier in Duinkerke en het einde van de bende voor gevolg gehad. Tussen de Sententie van 1798 en De Galgenboek van ± 1860 werd in boek noch blad iets over Salembier (en evenmin over Bakelandt) in onze taal gepubliceerd. De Galgenboek is nagenoeg te gelijkertijd met de Bakelandt-romans (1858-1860) van Cracco en Huys op de markt gekomenGa naar voetnoot(20). | |||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||
In die tussentijd had ook bij ons de roversbenderoman zijn plaats veroverd in de dichte gelederen van de historische roman. De opkomende volksschool en Conscience hadden het volk leren lezen, er was vraag naar lektuur over moord en sensatie in eigen taal. In de eerste volksbibliotheken - ontstaan in de periode 1845-1860 - zijn boeken over roverij en moord gevraagde nummers. Uit de ‘Bibliotheek van Goede Boeken’ (gevestigd in de Kapittelstraat) te Kortrijk brengt de Algemeene Naemlijst der Vlaemsche Boeken van 1842-1857 en het Supplement van 1858 (gedrukt bij Armand Gernay, Budastraat) een dankbare informatieGa naar voetnoot(21). | |||||||||||||||||
Aanwezig in de Katholieke Boekerij zijn in 1855-1858:
Wanneer Victor Huys in 1858 in de Standaerd van Vlaenderen zijn eerste Bakelandt-legenden in feuilleton publiceert, zijn de (zelfs in de titel moraliserende) verhalen over roversbende en roverskapiteinen doorgedrongen in de volkslektuur. Zijn werk, dat ditmaal ook een echt en blijvend stuk vertelkunst zal zijn, heeft aan de miseriemensen die, in een kriminogene groep onder het geleide van Bakelandt en Busschaert | |||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||
enkele kantons van West-Vlaanderen hadden onveilig gemaakt, een dimensie gegeven die blijkbaar is afgekeken van de Voetbranders van het Noorden. Sociologisch bekeken mag men zelfs zeggen dat Huys zijn schamele Westvlaamse bende een formaat en een virtuositeit toekent die in feite aan de interprovinciale en polyvalente bourgeois-bende van Salembier zijn ontleend. A. Viaene | |||||||||||||||||
BijlageJoodse opkopers rond SalembierOpmerkelijk zijn de betrekkingen van de bende van Salembier met een aantal Joodse opkopers. In Rijsel doen ze zaken met Jacob Mayer, van Frankfurt en Simon Keise, alias Chemikeisen; in Amiens met Bernard Lyon (Loeb), een bekende figuur bij de trafikanten en brocanteurs. In deze laatste stad en in Arras hadden ze ook kontakt met de Joodse bende van Abraham Jacob. Luitenant van deze ‘kapitein’ Jacob was Picard Candecaud, die gehuwd was met Dina Jacob, zuster van de kapitein. Zie Sangnier a.w. 173 187-190. | |||||||||||||||||
Kapitein en luitenant van de bendeDe naam kapitein in het bendewezen - waar gedeserteerde of afgedankte soldeniers meestal een goede plaats innamen - is traditioneel vanaf de 15e eeuw. De Groententers vormden in 1453 een geduchte roversbende van 6000 man ‘ende hadden enen edelen hoefman tot enen cappetein’. (Divisiekroniek, 1519, f. 314). | |||||||||||||||||
Helers van de bendeVoor ontmoeting en verheling hadden de Voetbranders verzamelpunten in verscheidene dievenkroegen (tapis francs): in Rijsel (3 herbergen); in Valenciennes, in een Café gehouden door Medee, tamboer-majoor van de Garde Nationale, een deskundige in het vak; in Duinkerke, in een herberg van het havenkwartier; in Ieper, in de herberg van Pieter van Cassel; in Arras, in Le Bon Laboureur, een gelegenheid gehouden door Roussel, kapitein van de Garde Nationale; in Duinkerke, bij de kleermaker Jolive. |
|