Oude Dudzeelnaars vertellen
Vervolg en slot van blz. 146
III. Amelie de rentenierster
De welbespraakte Amelie renteniert met haar broer Jozef in het dorp, ze heeft veel van wat de ouders haar vertelden nog onthouden.
‘'k Moet toegeven dat boer Maanout alleszins geen gemakkelijke was, hij had aardige streken in zijn lijf. Kijk, hij had 'n keer met Bruggelingen in Kruisabele gedronken en gebaarde zich dronke. Zegt de stamineebaas: ‘Toe, brengt hem naar huis’. En de Bruggelingen gingen, maar op zijn hof gekomen, liet Maanout zijn hond los, zij klawiesterden de boom op en moesten nog schone spreken om er vrij af te komen.
En dan die schooier! Gelijk naar gewoonte kwam hij overnoene en vroeg een beetje t'eten en de boer: ‘Vrouwe, geef hem t'eten dat hij kwakt’. De arme slore at buik sta bij: ‘Hier zie, nog die drie peren opeten’, zei Maanout. - ‘Mag ik ze meenemen, ik kan met meer?’ - ‘Wadde meenemen? gij vraagt toch om t'eten, van mijn hof zeg ik!’ en hij joeg de schooier met een zweep de balie uit. Zijn vrouwe verstomd: ‘Maar baas, waarom doet gij dat nu?’ - ‘Zwijg vrouwe, ze gaan later nog van mij spreken’.
Zo gelijk gij hoort ieffrouw, 't is met zijn volle goeste dat we nu daarover vertellen. Hij was zeker geen kazakkekeerder, en in zulk een politiek nestje hier, wil dat nog wat zeggen, maar hij deed zijn gedacht. G'hadt dan ook nog notaris Pollentier die zogezegd van de rieberolle partie was omdat hij een nieuwe schietperse oprichtte, maar hij gaf de prijzen en de soepees al uit zijn zak en liet op zijn kosten nog drie jonkheden grote studies doen.
Maar met de boeren dat was wat anders, zij hadden het meest last van de kiesstrijd: wie zich tegen de propertaris zijn goeste in de kiezinge stelde moest van zijn hof. Maar onze mijnhere zei vlakaf: ‘'t Is een goede boer, hij voldoet ons, wij hurken naar geen kekkels van mensen’.
Bij boer Ingelram ging het slechter, hij is toch van zijn hof gemoeten en naar Frankrijk verhuisd. Maar pastor Krombeen vaarde toch de slechtste van al, hij had gepreekt: ‘Zulke mannen dat zijn zielsmoordenaars...!’ Nu sommigte