Biekorf. Jaargang 73
(1972)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Misdienaars-ophaallied te Ramskapelle bij NieuwpoortHet ophalen bij de boeren van eieren of andere eetwaar door de misdienaars tijdens de Goede Week is bij ons een oud gebruik dat ook nu nog niet volledig uitgestorven is. Zoals alle volksgebruiken heeft ook die gewoonte aanleiding gegeven tot het ontstaan van liederen die aan de gebeurtenis meer kleur moesten geven. Zo citeert H. Stalpaert in zijn ‘Van Vastenavond tot Pasen’ (Heule 1960) op blz. 40 volgend bedelliedje dat in de streek van Ruddervoorde op Witte Donderdag gezongen werd: Geef de jongens ne 'k - weet - ni - wat
ze 'n hên toch in e jaar niet had
noch in e jaar niet hên en zal.
Geef ze toch e goed geval
wittebrood of krakeling
of nen drogen haring.
Te Ramskapelle bij Nieuwpoort was Meester Jerome Deseure (o Merkem 1879) op 11 januari 1907 in dienst getreden als onderwijzer-koster. Met het uitbreken van de eerste wereldoorlog vluchtte hij naar Ardooie; in 1920 keerde hij voor een korte tijd naar Ramskapelle terug, diende echter reeds in augustus van hetzelfde jaar zijn ontslag in, om verder in Ardooie dienst te doen, waar hij stierf in 1936Ga naar voetnoot(1). Meester Deseure was oprecht begaan met zijn kosterschap, en zo leerde hij in de jaren 1908-10 aan de misdienaars, die in de Goede Week samen met orgeltrapper Jerome Boudry van hofstede tot hofstede trokken om eieren op te halen, een lied aan. De misdienaars heetten Mène, Korre en Karre, of - deftig gezegd -: Germain Degraeuwe, Cornelius Debruyn en Oscar Degraeuwe, broer van Germain. Het is de heer Oscar Degraeuwe die ons woorden en melodie mededeelde:
Tekst van het lied
1.
Vrienden, luistert naar ons lied:
wij komen hier getreden
- messedienders, zo gij ziet -
en wensen u de vrede
met fatsoen. Wilt ons doen
eieren bij heel hopen
opdat wij ver en bij
niet en moeten lopen:
konzi konza, wij gaan ze niet verkopen (bis).
2.
Kijk daar! in dat eiernest
| |
[pagina 35]
| |
Vrouwke, vrouwke schone,
de zwarte hennekes leggen best,
de witte spannen de krone.
Geef ons, toe, wees niet moe,
't Is toch maar eens in 't jaar
dat wij komen ziene:
konzi konza, wij gaan ze wel verdienen (bis).
3.
In de misse, binst heel 't jaar
Wij moeten gildig werken:
met wierookvat en kandelaar,
buken gelijk binnen de kerke.
En wij gaan of wij staan,
met pateel of schale,
't zij in rouw of in trouw
om uw geld af t' halen
konzi konza, wij gaan naar altemale (bis).
4.
Mensen lief die ons wat geeft:
God zal het u lonen
In paarden, koeien en al wat leeft,
In erpels en in bonen.
En Hij zal, boven al
U zegenen en bewaren,
En elkeen, groot en kleen,
van al ongeluk sparen:
konzi konza, adieu tot t'naaste jare (bis).
De vraag die wij ons stelden is de volgende: vanwaar haalde Meester Deseure melodie en tekst? Het lied is klaarblijkelijk een bewerking en een uitbreiding van kortere liederen, onder meer van het volgende dat G. Celis in zijn Volkskundige Kalender voor het Vlaamsche Land (Gent 1923) blz. 59 citeert zonder vermelding van Streek of bron: Vrouwke, vrouwke doe u best
Haal een eiken uit den nest,
van die witte hennen.
Eén ei is geen ei,
de tweede is een half ei,
de derde is een paasei.
Dat lied is nauw verwant met een ander ophaallied dat G. Celis in hetzelfde werk citeert op blz. 141, en dat hij haalt uit De Potter-Broeckaert (Geschiedenis der Gemeenten van Oost-Vlaanderen)Ga naar voetnoot(2): Vrouwe, vrouwke schone,
kijkt al in de krone,
kijkt al in den eiernest
| |
[pagina 36]
| |
de zwarte hennen leggen best,
de witte daarom niet te min.
Schiet er tot aan uw ellebogen in.
Geef er ons negen of tienen
we zullen ze wel verdienen.
Bemerk echter dat het in deze laatste versie niet om een Goede Weeklied gaat van misdienaars, maar om een lied dat de schoolkinderen te Brugge zongen rond het feest van een van hun patroons, de H. Gregorius, wiens feest op 12 maart gevierd werd. Ter zake zegt G. Celis (die inleiding en lied overneemt uit het bovengenoemd werk van De Potter-Broeckaert): ‘Te Brugge trokken de kinderen, reeds drie dagen vóór den feestdag, van hofstede naar hofstede, ieder met een stok in de hand en voorzien van een grote mand om eieren in te zamelen’. Het Ramskapels ophaallied is in zijn tweede strofe duidelijk geïnspireerd door boven geciteerde korte liederen. Blijkbaar heeft iemand (Meester Deseure zelf?) daarrond drie andere strofen gesponnen die het gegeven op de ganse taak van de misdienaars betrekken. Kan iemand ons vertellen of het lied ook elders gezongen werd en of het reeds vroeger te boek werd gesteld?Ga naar voetnoot(3) Een andere vraag is het verband tussen beide kortere liederen, waarvan het ene duidelijk door het andere beïnvloed werd: welk is het oudste van beide? - en welk gebruik is het oudste: dat van de Goede Week of het ophalen van eieren naar aanleiding van het feest van de kindervriend Gregorius? L. Devloo |
|