Biekorf. Jaargang 69
(1968)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Bruno Vanderstichele van Wevelgem
| |
Problemen rond een exeatGeboren in Wevelgem op 19 februari 1836, was Bruno na zijn humaniora in het college van Menen, naar het Groot Seminarie van Brugge getrokken. Hij werd op 17 december 1859 priester gewijd. Gezien zijn speciaal talent voor de surveillantie benoemde zijn bisschop hem nog datzelfde jaar tot leraar en bewaker aan het hogergenoemde Sint-LodewijkscollegeGa naar voetnoot(2). Dacht hij reeds voor hij Benoit kende aan Engeland? Toen hij 14 jaar oud was, had hij zijn 11 jaar oudere broer Leo als jonge Redemptorist naar Engeland weten vertrekken. Hij had gehoord hoe deze in Clapham (London) door de toendertijd zozeer besproken kardinaal Wiseman tot priester was gewijd. En hij was ervan op de hoogte hoe Leo Vanderstichele als reizend missionaris zowel Engeland als lerland en later ook Schotland doortrokGa naar voetnoot(3). Maar een exeat voor Engeland was in de tijd van de voorzichtige Mgr. Malou (hoewel zeer gei'nteresseerd in de evolutie van de Kerk in Engeland) niet zo gemakkelijk te krijgen. Inderdaad was ondertussen het katholiek middelbaar onderwijs in het bisdom fel uitgebreid. Er werden regelmatig nieuwe kerken gebouwd. En hoewel het aantal roepingen vrij hoog | |
[pagina 344]
| |
lag, was de bisschop van tijd tot tijd verplicht aanvragen voor Engeland ofwel uit te stellen ofwel te weigeren. Omwille van een ‘certaine disette de sujets’. Iets wat vooral in de periode 1859-1863 gebeurde. Vanderstichele, die zijn aanvraag om naar Engeland te vertrekken in 1862 door Benoit liet indienen, moest dit ‘aan den lijve’ ondervinden. Het antwoord van Mgr. Malou was in zijn totaal, hoewel hoopgevend, toch negatief: Omwille van de ziekte van een van de professoren van Sint-Lodewijks was het de bisschop onmogelijk Vanderstichele aan dit instituut te onttrekken. Verder hadden ziekte en sterfte om die tijd onder de klerus van het bisdom zodanig huisgehouden, dat voorlopig zelfs niet één priester kon gemist worden. Het speet de bisschop vicaris-generaal Benoit, en meteen zijn bisschop, Mgr. Turner van Salford, een zo ontgoochelend antwoord te meten geven. Vanderstichele zou echter de gevraagde toelating krijgen van zodra de interne Brugse moeilijkheden opgelost warenGa naar voetnoot(4). Maar zolang Mgr. Malou leefde, duurde de priesterschaarste in het bisdom voort. Pas na zijn dood, nog terwijl de toekomstige Mgr. Faict vicaris-capitularis was, werd aan het verzoek van Bruno Vanderstichele gevolg gegevenGa naar voetnoot(5). Waarschijnlijk onder de invloed van de latere bisschop Chadwick, die toen Brugge bezocht, koos hij voor het bisdom Hexham en NewcastleGa naar voetnoot(6). Zijn exeat werd afgeleverd op 27 augustus 1864. En samen met Chadwick reisde hij af. | |
De stichting van een missie in de mijnstreekHet bisdom, waar Bruno Vanderstichele in terecht kwam, was het meest noordelijke van Engeland. Zeer uitgestrekt (het bevatte de ‘counties’ Durham, Westmorland, Cumberland en Northumberland). De kant waar men sinds enige tijd met de ontginning van kolenmijnen en met de uitbouw van een industrie begonnen was. (Men denke hierbij aan Stephensons trein die in 1825 voor de eerste keer van Stockton naar Darlington, dus door dit gebied gereden had). Dit nieuwe industriegebied had in de jaren 1845-1847 een grote hoeveelheid leren aangetrokken, die omwille van de hongersnood hun eigen land verlieten. Het merendeel van deze lerse inwijkelingen was katholiekGa naar voetnoot(7). Zo groeiden in de Steden, die zich als olievlekken uitbreidden, overal sterke katholieke concentratiesGa naar voetnoot(8). | |
[pagina 345]
| |
Zoals meestal met vreemde missionarissen gebeurde, werd Bruno Vanderstichele bij zijn aankomst door zijn nieuwe bisschop Mgr. Hogarth benoemd tot onderpastoor aan zijn kathedraal, St. Mary's Cathedral te Newcastle. Voor een proeftijd En om te wennen. Hij had er als onmiddellijke overste Charles Eyre, toen vicaris-generaal en later aartsbisschop van Glasgow. Het werk moet er zeer zwaar geweest zijn. Er was het verschil in taal, (vijftig jaar na zijn dood deden nog amusante verhaaltjes de ronde over Vanderstichele's ‘Engels’ uit die eerste jaren), het verschil in mentaliteit, de zeer zware opkomende sociale Problemen in een industriestad, de eenzaamheid in die koude mistige uithoek op de grens van het land der Keltische legenden. Vanderstichele wist zich echter vrij vroeg, vooral door opvoedkundig werk te onderscheiden. En toen in 1868 de nieuwe bisschop Mgr. Chadwick besloot dat zijn parochie, St. Mary's, die stilaan te uitgestrekt werd (ze telde ongeveer 10.000 gelovigen), moest gesplitst worden, was het Bruno Vanderstichele, die op aanwijzen van vicaris-generaal Eyre aangezocht werd om de stichting van de nieuwe parochie op zich te nemen. Deze zou gevormd worden uit het gebied waar Vanderstichele reeds van bij zijn aankomst werkzaam was: de westelijke kant van St. Mary's, genoemd Elswick district. Eén van de meest expansierënde en industrialiserende stadsgedeelten van Newcastle. Als beschermheilige kreeg de nieuwe parochie St. Michael. Een inleidende vergadering, voorgezeten door Vanderstichele zelf, werd gehouden in de klas van een school op 28 September 1868. Een zondagnamiddag, waarop men besloot van zodra het mogelijk was, onder de leiding van de nieuwe pastoor en met de hulp van vrijwilligers een parochiekerk en een pastorij te bouwen. Een plan waarmee pas drie jaar later, in 1871, een aanvang kon gemaakt worden. Het complex kwam klaar in 1873. En op 6 Oktober kon Father Bruno Vanderstichele voor de eerste keer in zijn ‘school-chapel’ de mis opdragen. Inderdaad een ‘school-chapel’. Want veel van de vroegere onderwijsman was in de missionaris levend gebleven. Het gebouw, dat op zaterdag en zondag als kerk dienst deed, was zó ontworpen dat het van maandag tot vrijdag als school kon gebruikt worden. Dit Stelde Vanderstichele voor de ongewone toestand, dat hij op weekdagen zijn mis moest gaan opdragen in de kapel van het nahegelegen klooster van de bedelende ‘Sisters of the Poor’. Op vrijdagavond werd dan het schoolmobilair aan de kant gezet en het gebouw klaargemaakt voor de diensten van za | |
[pagina 346]
| |
terdag en zondag. De zondagnamiddag werd weer eens opruiming gehouden en plaatste men de banken terug voor de lessen van maandag. Dit had bijvoorbeeld voor gevolg dat het lof op St. Michael's altijd op zondagnamiddag gehouden werd in plaats van op zondagavond zoals op andere plaatsen. Maar de parochie bloeide. Zo werden er in de loop van de eerste tien jaar 872 doopsels toegediend, waarvan 82 voorwaardelijk (bekeerlingen), en groeide de katholieke bevolking aan van ± 2.200 tot ± 2.520Ga naar voetnoot(9). Vrome genootschappen als de ‘Confraternity of the Sacred Heart of Jesus’, ‘The Altar Society’, de ‘Living Rosary’ en de ‘Temperance Association’ kenden een drukke deelname. Ook de school ontwikkelde zich gunstig. Van 100 leerlingen bij haar opening op 13 januari 1873 bracht ze het in 1880 tot 500 leerlingenGa naar voetnoot(10). Dagelijks werd ze door Father Vanderstichele bezocht. Hij interesseerde zich levendig voor het werk van de kinderen en nam zelfs bij de examens een deel van de ondervragingen en de surveillantie voor zijn rekening. De school mocht zich dan ook Verheugen in het bezoek van meer dan één prominente geestelijke uit die dagen, o.a. kardinaal Manning. En bij de inspectie door de Staat werd haar regelmatig de quotatie ‘Excellent’ toegekend. De enige kwalen: het somtijds grote aantal afwezigen en de vele laatkomers. | |
Kanunnik op St. MichaelsDoor zijn onvermoeibaar ijveren en omwille van de merkwaardige resultaten die hij behaalde (St. Michael's, Elswick had op korte tijd de naam één van de bloeiendste parochies te zijn van gans het bisdom Hexham en Newcastle), trok Vanderstichele de speciale aandacht van bisschop Chadwick op zijn werk. Uit erkentelijkheid benoemde deze hem op 30 Oktober 1879 tot lid van het kapittel en kanunnik aan zijn kathedraal. Bruno Vanderstichele was toen 43 jaar oud. Als geschenk ontving hij bij die gelegenheid van zijn parochianen een kelk, die hij waarschijnlijk zelf onder één van zijn verlofperiodes in Vlaanderen had besteld. Hij werd namelijk vervaardigd door Eugene Vandamme-Serruys, toendertijd goud- en zilversmid in de Leiestraat te KortrijkGa naar voetnoot(11). Alleen brak er, nu hij kanunnik geworden was, voor Vanderstichele nog geen tijd van rust aan. Nog steeds stond hij als enige priester op zijn parochie. Wel werd hij onder zijn ver | |
[pagina 347]
| |
lofperiodes in BelgiëGa naar voetnoot(12) regelmatig vervangen door vrienden uit het bisdom Brugge, die net als hij in Engeland werkzaam waren. Zo o.a. door Surmont, Poupaert en Berghman. Maar pas in juli 1883 kreeg hij een onderpastoor, Rev. Henry Cadogan. St. Michael's lag ondertussen door de bouw van de pastorij en schoolkapel zwaar onder de schuld. In 1879 voor een totaal van tussen de 2000 en 3000 pond. Vanderstichele had er ‘zijn’ werk van gemaakt om deze schuld in zo kort mogelijke tijd volledig in te lossen. Daarvoor moest gespijkerd worden en gespaard, moesten steeds maar weer onder de eerder arme bevolking collectes gehouden worden, dienden ‘bazars’, kermissen en allerhande feestelijkheden gepland. Maar reeds in januari 1885, bijna een jaar voor zijn dood, kon hij vanaf de kansel zijn parochianen meedelen dat ‘Our total debt is of £ 1050; in three four years we hope it will be wiped out’. Naast de materiële zorg bleef er de geestelijke zorg. De parochie groeide. Het aantal gelovigen Steeg in de periode 1882-1884 van 2580 tot 2800. Een uitbreiding bijna even groot als deze die plaats gevonden had over de eerste tijdspanne van 10 jaar. Wat erop wijst dat de inwijking op St. Michael's sterk was blijven toenemen. Ganse nieuwe wijken werden in die tijd gebouwd. En door de uitbreiding van belangrijke bedrijven ontwikkelde Elswick zich tot een industriële voorstad van Newcastle. Ook Vanderstichele's school breidde zich uit. Ze telde in 1885 ongeveer 550 leerlingen. Tussen al deze beslommeringen bracht 7 december 1884 zowel voor de Canon als voor zijn parochianen een welkome afleiding. Op die dag namelijk vierde St. Michael's, en met St. Michael's gans Newcastle, Vanderstichele's zilveren priesterjubileum. Een gelegenheid tot grootse feestelijkheden. De gevierde, die ondertussen een ware volksvriend geworden wasGa naar voetnoot(13), werd in verschillende bladen, zowel katholieke als protestantse, opgehemeld als een onvermoeibaar werker. En de leden van zijn eigen ‘congregation’ boden hem als aandenken aan die dag een gouden uurwerk met ketting aan. Maar de ganse plechtigheid was bijna reeds een afscheid. De nog jonge kanunnik had in de voorbije jaren teveel van zijn krachten gevergd. Begin 1885 viel hij ziek. En ongeveer vanaf Pasen moest hij zich zondag na zondag bij mis, sermoen en lof door zijn Engelse collega's laten bijstaan. | |
[pagina 348]
| |
Op 24 juli kwam hij voor een maand naar Kortrijk om te rusten. Tegen het tijdstip van zijn terugkeer was zijn gezondheid echter niet beter geworden. En nog voor de winter inviel, wist men te Newcastle dat kanunnik Vanderstichele het einde van 1885 niet meer zou halen. Hij keerde naar St. Michael's terug om te sterven: 9 december 1885. Voor zijn begrafenis kwam Mgr. Bewick, de derde bisschop van Hexham en Newcastle onder wie Vanderstichele gediend hadGa naar voetnoot(14), zelf de Requiemmis opdragen. Was ook aanwezig Frederick Poupaert, die hem zo dikwijls geholpen had en die om die tijd pastoor was van het nabijgelegen Washington. En een neef van de overledene, Alfons VandersticheleGa naar voetnoot(15). Bruno Vanderstichele werd op het kerkhof van Ashburton begraven
Een maand later begonnen de gelovigen van St. Michael's al geld in te zamelen voor een monument. Het werd op 16 december 1886 door Vanderstichele's opvolger Father Dunn boven het graf op het kerkhof van Ashburton onthuld: een keltisch kruis in rood graniet op een voet in rode zandsteen. Met erin geschreven de woordenGa naar voetnoot(16): VIVAS CUM JESU
PRAY FOR THE SOUL OF
THE VERY REV. BRUNO VANDERSTICHELE
OF ST. MICHAEL'S CHURCH, NEWCASTLE-ON-TYNE
DIED DECEMBER 6TH, 1885, AGED 50.
My Jesus Mercy.
He was born in Belgium, and exiled himself for twenty years
from his country to serve the English mission.
He rests beneath this Cross, bright embleem of his hope.
R.I.P.
Drs. E. Derluyn
aspirant N.F.W.O
|
|