Houtkap in de bossen van Meulebeke
De zusters van het oude Sioenklooster te Kortrijk bezaten op Meulebeke ‘eenen busch ghenaemt den Inghelare’. In 1530 lieten ze in dit bos een provisie brandhout hakken en reden. De 8.000 en meer bundels werden per wagen gevoerd tot op de Leie (Ooigem) en van hier verscheept naar Kortrijk. De kloosterrekening van 1530 (f. 171) noteert daarover de volgende uitgaven:
‘Item betaelt om te doen hauwen onsen bosch te Muelebeke inden welken ghemaect waren 50. hondert ende 25. fagoten, 24. hondert ende 50. busschen, 400. ende 40. ronts houts ende 300. ende 40. clofhouts. Hier af betaelt van makene, 37 sc. gr.
Van aertghelde 4 sc. 6 d. gr. Den scipman van al dit hout ter Leye te bringhene 2 lb. 15 sc. 5 d. gr. ende den meenders vander Leye tot hier [in het klooster] te bringhene, 15 sc. gr...
Noch betaelt om 900. poerterkins te 24 gr. thondert, comt 18 sc. gr.’.
Nota. - Aertghelt: recht geheven op gebruik van de werf (aert) gelegen aan of bij een water (Biekorf 1962, 383). - Busschen: zwaardere houtbundels. - Fagoten: mutsaards van ‘tophout’ met wissen gebonden. - Clofhout: kloofhout, fasseel. - Menene, Meenders: voeren, voerlieden. - Poerterkins: kleine takkebossen voor de haard in de woonkamer.