Votiefkaarsen naar lengtemaat
Aansluitend bij Biekorf 1967, 264.
De oudste ‘votiefkaars naar persoonlijke lengtemaat’ die ik ken, blijkt een Westvlaamse kaars te zijn. Bodera, een vrouw uit Alveringem ‘in territorio Furnensi’, leed aan de nieren en was door de pijn zodanig gekweld dat ze gebukt liep op twee krukken. Tot op zekere dag de relikwieën van Sint-Lewina in Vlaanderen werden rondgedragen. Ze kwamen ook naar Alveringem en Bodera vond de gezondheid terug. Uit dankbaarheid bracht ze naar de heilige te St.-Winoksbergen een kaars van haar lichaamslengte (‘suae longitudinis candelam’). De ‘Historia Translationis S. Lewinae in monasterio Bergensi’, die het geval verhaalt (Acta SS.O.S.B., ed. Mabillon, saec. VI, Pars II, blz. 122; Parijs 1701) dagtekent uit het midden van de 11e eeuw en is opgedragen aan abt Rumoldus († 22 febr. 1068). Bodera leefde nog toen Drogo van St.-Winoksbergen, auteur van de Tanslatio, dit verhaal neerschreef.
n.n.h.