De oude wasbleker
Ik was met de Paasdagen nog een keer naar Kortrijk bij mijn oude wasbleker geweest. 't Was op tweede Paasdag van verleden jaar en 't regende voor een verandering.
Mijn oude wasbleker was op dien dag acht en tachtig geworden en ik 'n had hem sichten september niet meer gezien. Zo 'k ging gaan nieuwjaren met wat vertraging met die sleper van een winter.
't Was foore te Kortrijk. Op zoek naar de nougat van Theofiel van Oostende. Niet gevonden. Misschien dood. Er zijn nog vele barakken gesloten. Wat snotters die hun geld staan te verbeuzelen aan 't schietkot en aan 't draaikraam. Dan maar naar de Markt om een paasei. En van daar, luts-luts, naar de Groeningpoorte, de Leeuw en Sint-Carolus.
'k Stap in. 'k Ga naar boven. 'k Kloppe. 'k Hoor ja en 'k ga binnen. ‘Welgekomen, proper weer, 't wast zijn eigen’ zegt hij.
Mijn man zit planete te slaan met de kaarten. Hij wordt oud. Gaat niet meer buiten. Zijn knien knikken, en overnaast bij 't gaan tot aan de Harelbeekstrate, een boogscheute verre: hij valt, ze brengen hem weer tot Sint-Carolus en nu is 't gedaan met wandelen. Hij is vermagerd ook. Hij houdt hem vast aan tafels en stoelen.
Een letje gesproken van oud worden, over de kwalen van den ouden dag.
'k Zegge: en dat been en die knien. Wat doet ge daarvoor?
En hij kan nog lachen gelijk vroeger.
Zegt hij: als 't al en te vele schilt, 'k wrijve dat in met schuurpapier.
'k Zegge schuurpapier op heel de wereld Gods, 't is zeker om te lachen.
Het 'n doet, zegt hij. 'k Gebruik het langs den averechtse kant; anders zou 't te zeer doen. Peis je misschien dat ik geen schuurpapier 'n kenne?
Nog wat geswateld. Een beetje korten drank gedronken. Een sigaartje gerookt. 't Paasei afgegeven. In dank aanveerd. Nog wat over en weer gedrenteld in de gang. D'hovingen beginnen te groenen. Binnen een week of drie zijn d' eerste erreweten daar. 't Is beter of die grote kanonballen in doozen. Wij zijn hier goed van de kost.
Maar mijn wasbleker 'n is niet vele van zegs meer.
'k Zegge ja maar ja. Eten? 'k Heb te vele geëten met de Paasdag. 'k Moete nog naar den andere kant van 't land. 'k Zitte met een hard ei op zak en 'k ga dat binnenpeuzelen in de statie met een broodje en een pintje bier Ik 'n ga hier niet