Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||
Rouwdienst voor hertog Filips de Goede te Kortrijk
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||
Edmond Munier was, vooraleer hij te Kortrijk 1450 een hertogelijke prebende verkrijgt, aalmoezenier van de hertogin. Die reeks kan voortgezet worden, doch we beperken ons om nog te wijzen op de twee kanunniken, die in de rouwdienst als assistenten van de celebrerende deken optraden. Raso of Erasmus van den Keythulle was de zoon van de bekende kanunnik Jan van den Keythulle, die nooit een hogere wijding ontving. Deze was secretaris van hertog Jan zonder Vrees en lid van de hofraad van hertog Filips. In 1438 ontvangt Raso een hertogelijke prebende te Kortrijk. Over hem en de volgende kanunnik wordt verder uitgeweid. Johannes Ponchon, die jaren lang een zeer bedrijvige rol vervulde in het kapittel, werd niet door de hertog voorgedragen tot de benoeming in het kapittel. Hij verwierf een bisschoppelijke prebende. Op 21 juni woonde Ponchon, samen mét kanunnik Andreas Bieze, een Bruggeling, de plechtige lijkdienst van de hertog te Brugge bij. Op welke dag te Kortrijk de rouwdienst voor de hertog werd opgedragen, kan niet bepaald worden. De bijzonderheden die we ontlenen aan de Computus prebendarum of de Rekeningen van de prebenden, werden aldaar opgetekend onder de uitgaven die gedaan werden in de maand juni. Het staat dus vast dat kort na de plechtigheid te Brugge, in de kapittelkerk te Kortrijk de rouwdienst werd gehouden. Die uitgaven werden gedaan, op bevel van de kapittelheren, door kapelaan Otto van de Venne. De rouwdienst werd opgedragen door deken van het kapittel Jean de Neufvillette. Deze was, zoals gezegd, sedert jaren raadsheer van hertog Filips. Hij was van adellijke afkomst en bezat leengoederen te Neufvillette, een gemeente in Artezië (nu departement Pas-de-Calais). Hij was licentiaat in het burgerlijk recht. Priester gewijd, werd hij kapelaan van de hertog. Als pastoor van Rumbeke wordt hij in 1455 vermeld. Door een privilege van de kapel van het paleis van de hertog wordt hij echter van residentie aldaar ontslagen. Tot deken van het Kortrijks kapittel wordt hij verkozen door de negen aanwezige kanunniken, op 26 mei 1461. Zijn dekenaat is gekenmerkt door zijn pogingen om sommige hervormingen in het kapittel door te voeren, pogingen die niet alle slaagden, gezien de hardnekkige weerstand van de meeste kanunniken. Op cultureel gebied valt er heel wat te noteren onder het bestuur van de Neufvillette. Heel wat werken worden uitgevoerd niet enkel tot het verfraaien van de kapittelkerk doch ook tot de luister van de liturgische diensten. Ook onder hertog Karel de Stoute zou de Neutvillette de functie van raadsheer bekleden. Hij overleed op 2 maart 1487 (n.s.). Zijn tamelijk geschonden ronde grafzerk werd bij de herstellingswerken van de kerk in het koor van de kerk teruggevonden en werd ingemetst in de kleine noorder- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||
kruisbeuk. Voor het celebreren van de rouwdienst in juni 1467 ontving deken de Neufvillette 12 schellingen. De deken werd geässisteerd door de kanunniken Raso van de Keythulle en Johannes Poucon. Raso van den Keythulle werd te Gent geboren uit een adellijk geslacht. Reeds repten we een woord over zijn vader. Deze zou op het einde van zijn leven uit het kapittel treden. Alhoewel hij een ‘diakonale’ prebende ontvangen had, zou hij, door dispensatie, nooit een hogere wijding ontvangen. Na zijn uittreden uit het kapittel, zal hij zijn onwettige verhouding in orde brengen en huwt hij met de edele Gentse Elisabeth Hoebins, waarvan hij acht kinderen had, waaronder Jan en Raso, die beide kanunniken zouden worden te Kortrijk. Raso volgde in 1438 zijn broer Jan als kanunnik op. Hij was magister in de Artes van de Universiteit van Keulen. Na een zeer bedrijvige aktiviteit als kapittelheer overleed hij in 1475. Groot was ook de bedrijvigheid van kapittelheer Johannes Ponchon. Hij was priester en dankte zijn prebende aan de bisschop van Doornik. In de moeilijkheden die zich voordeden in het kapittel tussen deken de Neufvillette en de kapittelheren, is hij niet zelden de woordvoerder van die heren. Uit de vele teksten waarin hij vernoemd wordt, blijkt dat hij niet onder de zachtmoedigen mocht gerekend worden! Voor hun assistentie bij de rouwdienst ontvingen Keythulle en Ponchon elk 4 schellingen. Twee kapelanen van het kapittel, die het zangkoor vormden, werden beloond met elk 2 schellingen. De vier koralen of misdieners, die kandelaars droegen of de wierook moesten aanbieden, ontvingen elk 12 deniers. Veel was, zoals gebruikelijk op zulke hoge diensten, werd verbruikt, namelijk 59 pond. Die kaarsen, die 6 schellingen het pond kostten, waren geplaatst binnen en buiten het koor van de kerk, aan de kerkpilaren, boven de kerkdeuren (de deuren die naar het koor leiden?) en boven de katafalk. De hoogste post in die rekening was het gebruikte was. De kostsom beliep 16 pond par. Naderhand werd het overblijvende was verkocht aan de kerkfabriek van het kapittel, namelijk 49 pond, en dit aan de prijs van 15 schellingen het pond. Men bemerke het verschil in prijs! De heren van het kapittel wonnen er nog een goede stuiver bij. Zwart rouwlaken werd geplaatst of gehangen in het koor, op de katafalk en op de lezenaar. Ook de altaartafel van het hoogaltaar werd met een zwart rouwkleed bedekt. Op de katafalk werden twee ellen wit laken in de vorm van een kruis gelegd. Aan de ambachtsman, die met die taak belast werd, schonk men ‘uit hoofsheid’ 5 schellingen. Een post die opvalt in die rekening is ongetwijfeld de 4 pond | |||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||
en 13 deniers, die geschonken werden aan de 30 priesters van de kapittelkerk, die gedurende de rouwdagen een mis voor de overleden hertog opdroegen. We mogen eruit besluiten, dat al de kapelanen die aan de kapittelkerk gehecht waren om een of andere kapelnij (er waren een goed twintigtal kapelnijen), de vicarii of plaatsvervangers van de kanunniken, alsook de kanunniken-priesters een mis celebreerden. Elke celebrant ontving 3 schellingen. Naar goede gewoonte werd een grote som uitgespaard, namelijk 15 pond, voor de pitantia of traktatie na de dienst aan de heren aangeboden. Voor deze rouwdienst werd ook beroep gedaan op de priesters van de parochie Sint-Maartenkerk, kerk waarvan het kapittel het patronaatsrecht bezat. Voor de traktatie van die geestelijken, die de vespers en de mis bijwoonden, werd 3 pond uitgegeven. Op de dinsdag en de woensdag van deze week werden door de ‘clocman’ de klokken van de kerk geluid. Mogen we uit deze post besluiten dat de rouwdienst plaats greep op de woensdag, die volgde op de begrafenisdienst te Brugge, namelijk op 24 juni? Een deel van de kerk, wellicht onder de katafalk en errond, werd met stro belegd, gewoonte die nog eeuwen lang in Vlaanderen in gebruik zou blijven. Ten slotte werden ook de kosters en de roededrager een beloning toegekend, uit hoofsheidGa naar voetnoot(2). In augustus reeds werd door de fabricator (kerkmeester) van het kapittel bevel gegeven aan timmerman Jacob Ovin de maat te nemen van de nissen, in de Gravenkapel van de kerk, waarin de portretten dienden geschilderd te worden van hertog Jan zonder Vrees en van hertog Filips. Die maat moest naar Brussel gestuurd worden, omdat wellicht beroep werd gedaan op een Brusselse schilder om die taak op zich te nemen. In feite werden de portretten van beide hertogen, alsook van de drie volgende vorsten (hertog Karel de Stoute, aartshertog Maximiliaan en zijn gemalin en koning Filips de Schone) eerst geschilderd in 1507Ga naar voetnoot(3). j. de cuyper | |||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||
Bijlage
|
Item pro exequiis domini quondam Philippi ducis Burgondie comitis Flandrie, per dominos celebratis, exposui ego Venne de mandato dominorum: | |
Primo domino decano missam celebranti et officium peragenti xii s. par.; Keythulle et Ponchon ministris altaris, cuilibet iiii s. par.; pro duobus capellanis chorum tenentibus, cuilibet ii s. par.; quatuor choralibus indutis ad thus et candelas, cuilibet ii s. par.; valent | xxviii s.par. |
Item pro lix liberis cere ad vi s. libera, illuminatis et positis infra et extra chorum ad pilaria neenon supra funus ac januas ecclesie numero xxviii ac arcius (?) parvis cerris appositis, valent in tot | xvi lib.par. |
Item Galtero Neerinc pro panno nigro dicto choro ac funeri et pulpito ac tabule magni altaris apposito et pendenti, necnon duabus ulnis panni albi pro cruce funeri supra posita, concesso in curialitate | vs.par. |
Item xxx presbiteris huius ecclesie missam diebus exequiarum ex precepto dominorum, cuilibet iii s., valent | iiii lib.xiii d.p. |
Item pro pitantia chori huius ecclesie | xv lib.par. |
Item presbiteris sancti Martini interessentibus vesperis et misse exequiarum pro pitantia | iii lib.par. |
Item clocmanno huius ecclesie pro pulsationibus diebus martis et mercurii prout ad tantas decet exequias | v lib.par. |
Item pro octo bondis straminum | iiii s.par. |
Item custodibus pro laboribus et penis habitis in curialitate | xvi s.par. |
Item vergifere ecclesie pariter in curialitate | vi s.par. |
Uittreksel uit de Rekeningen van de Kerkfabriek van hetzelfde kapittel, dl. II, voor het jaar 1467-1468, uitgaven gedaan in juli 1467, bl. 8.
Primo pro xlix. liberis cere proveniente (sic) de exsequiis domini ducis erga dominos empte ad quinque solidos libera xii lib. v.s.
Uittreksel uit dezelfde rekening, uitgaven gedaan in augustus 1467, bl. 8.
Item Jacobo Ovin operanti in capella beate Katherine pro mensura mittenda Bruxelle locorum in quibus debeant pingi domini duces Johannes et Philippus vi s. vi d.
(De rekeningboeken waaruit deze uittreksels genomen werden, behoren tot het Archief van de O.-L.-Vrouwekerk te Kortrijk.)
- voetnoot(1)
- Bij het opmaken van deze kleine studie, mochten we gebruik maken van de goed gedokumenteerde licentiaatsverhandeling van E.H. J. Vindevoghel, aangeboden aan de Leuvense Universiteit in 1962: Dekens en Kanunniken van het Lieve-Vrouwe-Kapittel te Kortrijk van 1400 tot 1481. We betuigen hem dan ook onze oprechte dank.
- voetnoot(2)
- In deze studie verwezen we niet naar de artikels die verschenen in verband met de geschiedenis van het Kortrijks kapittel. Een degelijke, wellicht volledige bibliografie over die geschiedenis verscheen in ‘De Leiegouw’, dl. VIII (1966), blz. 37-54, in het bijzonder blz. 37-42.
- voetnoot(3)
- Rekeningen van de Kerkfabriek van het kapittel van Kortrijk (Archief O.-L.-Vrouwekerk Kortrijk), dl. III, 1507, blz. 7. ‘Item pro depictione ymaginum quinque comitum Flandrie in capella sanctae Catherine scilicet Johannis, Philippi, Caroli, Maximiliani ac uxoris sue Marie ac Philippi regis Hyspanie, qualibet ymagine pro x lib. par. faciunt I (50) lib. par.’