Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
Zomerkermis op het kloosterhof ter Doest
| |
[pagina 305]
| |
garnizoenen - in eigen land aanklaagden en de waarborg voor hun geloofsmonopolie gingen erkennen in de katholiciteit van Lodewijk XIV. Die politieke spanning bracht ook leven in het reguliere reservaat van de Duinenabdij gedurende die gedenkwaardige zomer van 1709. Abt Lukas De Vriese had, met het paar dozijn monniken, die met hem in het monumentale klooster van de Potterierei rentenierden, meer dan financiële zorgen. Politieke passies hadden de gewijde drempel overschreden en de Duinheren als Cuirassiers en Philippijnen tegenover elkaar opgesteld. Alwie om enige reden anti-abt was, stond verbeten op de zijde van de Cuirassiers ofte Oostenrijk-Habsburgse partij. De gematigde abt, die zijn hofsteden bestendig onder twee obediënties van belligerenten zag liggen, werd willens nillens als tegenpartij - als Frans-Habsburgse Philippijn - gemerkt en bestreden.
Het was een warme zomer, en een gezegende oogst, die de duurte en schaarste van de voorgaande harde winter deed vergeten. De legers opereerden in het Henegouwse, en Malbroek zou een paar weken later in de slag bij Charleroi (Malplaquet) lauweren plukken die zijn bijnaam van beenhouwer - The Butcher - kwamen overschaduwen. Vrienden van abt De Vriese, magistraten van de stad en van het Vrije, hadden het tweede lustrum van zijn abbatiaat gevierd zonder academische zitting, maar met een wel gestoffeerd gastmaal op stad- en landhuis. De abt beantwoordde nu, op de eerste zondag in de oogstmaand, het hem aangeboden feest met een ‘wederfeeste’ op zijn kloostergoed van Ter Doest. Een ‘tracteeringhe’ in de stijl van de kasteelheren van het Vrije. Genodigden waren: Ridder Ferdinand Augustijn de Vicq, schout van Brugge; burgemeester Elias Albert de Bie; de griffier J.B. de Villegas; Jonker Lieven Ignace van de Sompele, oud griffier van Brugge; Jonker Jan Charles Peellaert, burgemeester van het Vrije, en ‘meer andere edele heeren’ wier namen in de kroniek niet vermeld staan. Abt De Vriese heeft het verloop van die receptie persoonlijk verteld aan zijn vriend Carel Nollet, pastoor van St.-Jakobs te Brugge. Nollet, die eveneens zeer vlaanders-nationaal voelde, heeft het relaas van De Vriese opgetekend in zijn Memorien, zoals hier nu volgtGa naar voetnoot(1). Na het feestmaal binnen het kloosterhof ging de abt met | |
[pagina 306]
| |
zijn genodigden wandelen door weide en boomgaard ‘om een lochtje te scheppen’. Een verademing ‘après boire’, zoals het in de gewoonten lag. Lustig was de stemming van de hoge heren ‘het hecken, soo als men seght, van den dam synde’. En zie, opeens gaat aller aandacht naar ‘eenen blauwen voorschoot’ die aan een ‘perse’ wordt opgeheven door de keukenmeid van 't hof. ledereen verstond die taal van de ‘blauwe schorte’ en begreep dat de plezierige meid het deed ‘uijt cortswijle’, om iets bij te dragen tot het algemeen jolijt van de dag. Het werd dan ook een algemeen geroep en applaus. Bij nader toekijken zagen de heren dat vrolijke Petronella haar ‘vendel’ had ‘versiert met blommen... alles om te doen lachen’. En er werd voort hartelijk gelachen ‘met desen blauwen voorschoot’. De blauwe schorte uitsteken - nog heden in de volkstaal bekend - betekende toen reeds: het huispersoneel houdt kermis bij afwezigheid van de meestersGa naar voetnoot(2). Niemand kon vermoeden dat het zomerfeest van Ter Doest een staartje zou krijgen dat reikte tot in Brussel. En dan nog naar aanleiding van die blauwe schort. De tegenpartij in de Duinenabdij vond juist in de blauwe schort stof genoeg om een dossier tegen de abt samen te stellen. Abt De Vriese werd door de lobby van zijn Carolijnse monniken bij het Gouvernement te Brussel aangeklaagd als openlijk staande op de zijde van de PhilippijnenGa naar voetnoot(3). De monniken ‘die al te partydigh waren, ende hunnen prelaet geern verdorven hadden’, waren (zo verhaalt Nollet) bij de andere Cuirassiers in de stad ‘een groot gherucht’ gaan maken rond het ‘vendel’ van plezante Petronella: de witte bloemen op de blauwe schort vormden al te duidelijk het ‘vendel’ van de Franse koning, zilveren lelies op azuren veld. Wie anders dan de abt zelf had de keukenmeid aangezet om met dit ‘Franse vaandel’ op de weide van Ter Doest te demonstreren? En de kermisvierende magistraten hadden daarbij heel duidelijk hun anti-carolijnse gezindheid verraden... De monniken vonden een procureur in de persoon van De Smidt, alsdan ‘griffier van het leenhof van den burgh van | |
[pagina 307]
| |
Brugghe, eenen doortrapten woelgheest, die dese sake tot Brussel overgaf ende alles ten argsten overbriefde, als of men op die gemelde feeste [op het kloosterhof Ter Doest] den blauwen voorschoot met de franssche lelien in forme van een vendel soude gheswaeijt hebben, ende tusschen het drincken gheropen vivat philippus, ende meer andere saken tot cleenachtinghe van de regeringhe’. Begin oktober - enkele weken na het ‘incident’ op Ter Doest - werden ‘van Brussel naer Liseweghe gesonden eenighe ghedeputeerde om informatie te beleyden’. Het onderzoek duurde dagen lang. Genodigden en huispersoneel, met inbegrip van kroongetuige Petronella, werden ondervraagd, maar de heren gedeputeerden ‘en hebben niets connen achterhalen tghone tot belastinghe van het voornoemde treffelick geselschap conde strecken: dies sijn sij, uytghelachen over hunne lichtgelovigheyd, ende vergeefschen aerbeyd, met schaemte naer Brussel terugghe ghekeert’. Zo besluit Nollet zijn wel gedocumenteerd relaas. Daarmee was het incident van de blauwe schort te Lissewege geklasseerd. Doch de Cuirassiers, alias Carolinen, van Brugge hielden het dossier te Brussel open. Hun aanklachten tegen de Philippijnse magistraten hadden voor gevolg dat een commissaris uit Brussel naar Brugge kwam om er ter plaatse te onderzoeken in welke omstandigheden de stad in juli 1708 voor de Franse generaal de la Motte had gekapituleerd. Te Brussel zelf werd een ‘Chambre Ardente’ opgericht ‘om het ondersoeck te doen van de surprise vande steden Gendt ende Brugghe’. Nooit te voren was het centraal gezag op die manier tegen de stedelijke magistraten opgetreden. Die tussenkomst van de onzalige Conférence druiste tegen de privileges in. Ze werd echter mogelijk gemaakt en aangewakkerd door het lokale partijleven waarvan de kleine kanten door het Lisseweegse incident van ‘de blauwe schorte’ worden geïllustreerd. a. viaene |
|