Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| ||||||||||
[Nummer 9-10]De lange kaars van Nieuwpoort en andere ‘votiefkaarsen naar maat’ in de middeleeuwenBij de belegering van Nieuwpoort ten tijde van hertog Maximiliaan in juni 1489 had de burgemeester van de stad, Jacop Meegoet, een belofte gedaan: zo de stad aan de stormloop van de geallieerde Franse en Vlaamse troepen kon weerstaan, zou hij in de kerk een kaars offeren ‘zo lang als de stadsomheining’. De vijand werd verdreven en de belofte kwam tot uitvoering. De prijs van de beloofde kaars werd geraamd op 195 pond par. Een omhaling bij poorters en inwoners bracht afgerond 151 pond op; door de stad werden 44 pond voor was en nog ongeveer 30 pond voor allerlei onkosten bijgeteld. De stadsrekeningen van Nieuwpoort hebben nauwkeurig boekgehouden over het geval van die lange votiefkaars. De rekening van 1491 behelst een eerste afrekening van de ontvangsten, met heel de motivering ervan: ‘Jacop Meegoet burchmeester dede belofte anno 89, int stormen up deser stede, te doen maken eene sijngie van wasse ter heeren van Gode ende zynder Moeder, alzo lanc als dese stede groet es int ronde omme ghemeten; daertoe dat eeneghe porters ende inwonende wat beloeft hebben te gheven, belopende 195 pond parisis; waerof Joos de Witte ende Michiel de Pottre last ghehadt hebben vanden voornoemden penninghen t'jinnen; ontfaen uuten handen van Michiel de Pottre 151 lb. 3 s. 4 d. Reste 43 lb. 16 s. 8 d.’ De schepenen zonden de kaarsenmaker Gillis Barbier naar Brugge waar hij 418 pond was aankocht voor het vervaardigen van die uitzonderlijke ‘singie’. Voor zijn eigen werk ontving hij 20 pond. De rekening van 1493 detailleert de uitgave als volgt: ‘Jacop Meegoet burchmeester by wien beloeft was anno 89 int stormen up dese stede te doen maken eene singie van wasse ter heere van Gode ende zynder Moeder alzo lanc als de stede groot es int ronde omme ghemeten; dien achtervolghende ghedaen copen by Gillis Barbier 418 lb. was, te 46 lb. 16 s. thondert, comt 195 lb. 14 s. Van inde herberghe te voeren, 3 s. | ||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||
Van packen, 6 s. Van vrechte van Brugghe hier te bringhen, 24 s. Van maken, ghegheven Gillis Barbier, 20 lb. Van drie daghen gevachiert omme twas te coopen, 3 lb. 12 s. Maken 220 lb. 19 s. Betaelt 220 lb. 19 s.’ Voor het monteren van die lange waslont werd beroep gedaan op smid en timmerman die daarvoor hun rekening indienden: ‘Cornelis de Vos [voor levering van] een langhe bout ende een yzeren werc ande singie, 6 lb. Jacop de Steuvere, vanden houten wercke daer de voornoemde singie inne hanghet, met een houten steghere daerof betaelt 7 lb. 10 s.’Ga naar voetnoot(1). Uit die teksten blijkt dat het Nieuwpoortse exvoto technisch bekeken geen gegoten kaars was, wel een ‘singie’, d.i. een met was doortrokken en als bobijn opgerolde lont, die op een as in een mechanisme draaide. De brandende wasdraad of singie werd in beweging en leven gehouden door de zorg van een der ‘kerkratten’ als de ‘kersvrauwe’, het ‘waswyf’ of een ‘binnendiender’, zoals er in ieder kerk of kapel te vinden waren. Over dit type kaars genaamd singie, songie, zijn verder in Bijlage meer bijzonderheden samengebracht. Burgemeester Meegoet was met zijn lange votiefkaars in 1489 geenszins oorspronkelijk. Hij heeft alleen gehandeld naar een traditie die in Vlaanderen en Henegouwen verspreid was en ook in Frankrijk, tot boven Parijs, bekend was. Hier volgt een overzicht van merkwaardige lange votiefkaarsen. | ||||||||||
Vlaanderen en HenegouwenDoornik 1340 Als bisschopsstad van Oud-Vlaanderen, aangevallen door koning Edward en Jacob van Artevelde, opent Doornik onze lijst. In 1340 werd de stad door de Engelsen en hun bondgenoten belegerd. De nood werd zo groot dat de wethouders de sleutels van de stad gingen neerleggen vóór het Mariabeeld in de kathedraal. De vrouwen kwamen ook in bidprocessie naar O.L. Vrouw en offerden een waskaars ‘die zo lang was als de stadsomheining’. Een andere versie zegt: ‘zo lang als de ommegang van de Grote Processie’, hetgeen feitelijk op hetzelfde neerkomt. Die kaars was een ‘songnie’ die om een | ||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||
haspel gewonden was en dag en nacht brandde. Toen de kaars was uitgebrand, was de stad van haar vijanden bevrijdGa naar voetnoot(2).
Dendermonde 1380 Het leger van de Gentenaren bedreigde de stad. In de uiterste nood lieten de schepenen naar de kerk dragen: een waskaars zo lang ‘als de wijdte der stadt’ en wegende 24 pond, benevens een wassen toorts van 8 pond. Dit alles ‘gheoffert ter eere van Gode, omme den heleghen sakermente met te dienne, te mids dat God de poort [= stad] behoeden moeste’Ga naar voetnoot(3). Dit wasoffer schijnt een ‘voorafgaandelijk’ offer te zijn, niet de uitvoering van een gedane belofte. Op de achtergrond staat echter de traditie van het exvoto.
Bethune 1480 Een pestziekte heerst in de stad. Voor het beeld van de pestpatroon Sint-Antonius (eremijt) wordt een lange votiefkaars geplaatst. De waslont had de lengte van ‘la grandeur et cyrcuits de la ville’, d.i. 1705 ellen en was op een houten haspel gewondenGa naar voetnoot(4).
Nieuwpoort 1489 Belofte van de burgemeester in 1489 en uitvoering in 1491: zie boven. - De lokale Sint-Jansprocessie zou als dankprocessie voor hetzelfde ontzet (1489) van de stad ontstaan zijn.
Valenciennes De Henegouwse stad Valenciennes - de stad van ‘le Saint-Cordon’ - mag wel als de vedette in de katalogus van de lange votiefkaarsen ingeschreven worden. Hemels wondersnoer en aardse waslont mengen zich, in de legendarische lokale traditie, ondereen. De stad wordt (in 1008?) door een vreselijke pestziekte bezocht. Een eremijt heeft in zijn kluis (waar later de abdij Fontenelles zou ontstaan) een vizioen: Maria zendt hem naar de stad om er, tegen haar Geboortefeest, het einde van de plaag aan te kondigen. Graaf en magistraat en volk zijn in de nacht van 8 september op de been en zien het lichtwonder boven hun stad: Maria verschijnt in een stralenkrans en laat een rood snoer neerdalen dat door een engel rondom de stad wordt ontrold. De plaag was overwonnen. | ||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||
Een dankprocessie trok sedertdien jaarlijks rond de wallen, dragende in een reliekhouder dat wonderbare rode snoer. Voor die Saint-Cordon hebben dan Richildis, de strijdlustige gravin van Henegouwen, en haar zoon Boudewijn een kapel gebouwd. Er was een tweede pestziekte nodig om Valenciennes te betrekken in onze lijst van votiefkaarsen. Die ziekte kwam er feitelijk in 1292, ze werd echter gestuit door een belofte van de stadsoverheid: aan ‘Notre-Dame du Saint-Cordon’ werd een votiefkaars geofferd van 600 pond om dag en nacht voor haar beeld te branden. De lengte van die ‘songie’ was berekend op de lengte van de ommegang der dankprocessie rond de stadswallen. De Henegouwse stad wordt in 1477 definitief laureaat van de lange votiefkaars: in dit jaar van het ‘Groot Privilege’ wordt nogmaals een songie van stadslengte geofferd, ditmaal echter als exvoto voor een (niet te bepalen) ‘militaire bevrijding of overwinning’. De traditie blijkt in Henegouwen lang te hebben standgehouden. In de kleine stad Beaumont (bij Thuin) wordt in 1596, gedurende een pestziekte, een kaars (chyron) aan het H. Sakrament opgedragen’ zo lang als de stadsvesting, d.i. 1180 vademen of ca. 2836 meter.’ Die kaars werd bij alle grote plechtigheden ontstokenGa naar voetnoot(6). Ook Chimay heeft, naar aanleiding van de pest in 1640, een lange votiefkaars in zijn kroniek ingeschreven: de plaag hield op toen de poorters aan St. Rochus beloofden: ‘une bougie suffisante pour entourer les murailles et les tours de la ville’Ga naar voetnoot(7). | ||||||||||
FrankrijkLimoges 1183 Een belegering was hier de aanleiding om in 1183, ter ere van de kerkpatroon Sint-Martialis, dagenlang een reliekenprocessie rond de stad te houden. De inwoners lieten ook maken ‘une chandelle en rondeau’ naar de maat van de stadswallen, d.i. 1800 vadems wel gemeten. Het werken snoer voor die kaars werd door de vrouwen van Limoges rondom de wallen gelegd om daarna in een waslont te worden verwerkt: die ‘singie’ werd dan in stukken aan de St-Martialis- en andere stadskerken uitgedeeldGa naar voetnoot(8). | ||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||
Parijs 1357 Om het einde van de harde winter en de bevrijding van hun koning uit Engelse gevangenschap af te smeken beloofden de burgers van Parijs op 14 aug. 1357 een kaars (bougie roulée) die de lengte zou hebben van de stadsomheining. Tot omstreeks 1600 heeft de magistraat van Parijs jaarlijks zo 'n kaars aan O.L. Vrouw in de hoofdkerk aangeboden. Die ‘chandelle’ werd in 1605 door de Proost der Kooplieden vervangen door een zilveren lamp in vorm van een schuit; die ‘eeuwig brandende lamp’ werd op stadskosten onderhoudenGa naar voetnoot(9).
Chartres 1497 (?) Aan ‘Notre-Dame du Pilier’ - een geklede zwarte Madonna in de kathedraal - werd door de schepenen jaarlijks geofferd ‘un tour de cire, en forme de rouleau’; die hoeveelheid geel was, wegende 200 pond, werd verwerkt in een waslont, genaamd ‘la chandelle du tour de ville’, gemeten naar de lengte van de stadswallenGa naar voetnoot(10). De aanleiding tot die offerande konden we niet achterhalen. De opgegeven datum is een terminus a quo: het beeld van N.D. du Pilier wordt eerst in 1497 vermeld. Auvergne treedt in de rij met de steden Riom en Montferrand, voorstad van Clermont-Ferrand. Aanleiding tot de belofte was hier een pestziekte in de 14e of 15e (?) eeuw. Aan ‘Notre-Dame de Prosperité’ werden een aantal waskaarsen geofferd ‘waarvan de totale lengte met die van de stadsomheining overeenstemde’Ga naar voetnoot(11).
Bourges 1499 De Berry-hoofdstad, met de vijf westportalen in haar kathedraal, werd in 1499 geteisterd door een epidemie. Meier en schepenen bekostigden in september van dat pestjaar een gewicht van 466 pond was om er een kaars mede te vervaardigen zo lang als de omwalling ‘gemeten buiten de muren en de torens van de stad’. Die lange votiefkaars werd processiewijs naar het koor van de Sint-Stefanuskerk gedragen en er geplaatst voor het tabernakel en de relikwieën der heiligenGa naar voetnoot(12). | ||||||||||
De lange votiefkaars en de grote plagenHet bestendige element in onze lijst van votiefkaarsen is: de lengte van de stadsomheining. In de belofte en uitvoering | ||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||
van de waslont is dit element in al de vermelde steden, in Vlaanderen en Henegouwen en in de Franse provincies, aanwezig. Op die ‘stadslengte’ werd het snoer gemeten, werd het was tot een votieve waslont uitgewerkt. De belofte zelf en de uitvoering ervan zijn tijdelijk. Alleen te Parijs wordt de kaars bestendig (jaarlijks vernieuwd), om in een ‘eeuwige lamp’ te eindigen. Aanleiding tot belofte zijn de plagen uit de grote litanie: pest, honger, oorlog. Onder pest als motief staan: Valenciennes, Bethune, Beaumant, Chimay, Bourges, Montferrand, Riom, Cahors, Chalon-sur-Saône, Vendôme. Onder oorlog (belegering) komen: Nieuwpoort, Dendermonde, Doornik, Limoges, Tours; secundair ook Valenciennes. Parijs staat alleen met het motief honger: de grote duurte van 1357 (samen met oorlog). Chartres is niet duidelijk. De strategische Schelde-steden Doornik, Dendermonde (en Valenciennes) staan, samen met Nieuwpoort op de IJzermonding, uitgesproken in de kategorie belegering. Chronologisch bekeken liggen de duidelijkste documenten betreffende de lange votiefkaars in de 14e en 15e eeuw. Toch mogen bij de studie van het thema de oudere getuigenissen niet verwaarloosd worden. In het volgende voorbeeld uit de 12e eeuw duikt het kaars-thema op in verband met het stuiten van een brandramp. | ||||||||||
De ‘Vlaamse kaars’ van Boudewijn van AardenburgIn het Mirakelboek van de hl. Cuthbert van Farne - een verzameling uit de 12e eeuw, die in een afschrift van de 16e eeuw bewaard wordt - komt de volgende vertelling waarin de macht van Cuthbert ‘de Wonderdoener’ van Northumberland eens te meer wordt geïllustreerdGa naar voetnoot(13). Een zekere Boudewijn, reizend koopman uit Aardenburg, bezoekt veel vreemde landen en weet dan bij zijn thuiskomst allerlei te vertellen. Zo had zijn vrouw hem meer dan eens horen vertellen over de wonderdoener Cuthbert van Farne en ze had die heilige (wiens gebeente alsdan berustte in de kathedraal van Durham) tot haar bijzondere patroon gekozen. Op zekere dag staat de stad Aardenburg in lichter laaie. Aan blussen valt niet meer te denken, iedereen vlucht en redt wat hij kan. Boudewijn is op reis, zijn vrouw staat alleen, wat kan | ||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||
zij nog redden? Geburen en verwanten komen haar toeroepen: ‘Denk toch aan uw man, laat toch heel zijn bezit niet verloren gaan, doe zoals wij en red wat er nog te redden valt’. De vrouw kent echter een betere uitweg: ze draait een touw uit stop en legt dit snoer eenvoudig rond haar huis, daarbij zeggend: ‘Mijn heer sint Cuthbert zal me bijstaan en dit huis beschermen en ook die kaars die ik zal maken ten teken van mijn belofte’. En zie: het vuur kon tot die gespannen touw niet doordringen; bij het touw komend begon de vlam te schrompelen, haar krimpend geweld verkondigde dat zij het huis niet aankon, en iedereen in de brandende stad loofde de Heer om dit grote wonder. Een tijdje later kwam de eeuwig reizende Boudewijn naar Vlaanderen terug en vond er zijn stad Aardenburg deerlijk uitgebrand, op zijn eigen huis na. Toen hij vernam dat de bescherming van de hl. Cuthbert dit wonder had uitgewerkt, riep hij uit: ‘Mijn dank wil ik nu ook zelf gaan bewijzen’. En hij maakte twee lange kaarsen, niet, zoals bij de Engelsen, langwerpig opgewonden, doch naar het gebruik van zijn land (Vlaanderen) gewrongen toortsenGa naar voetnoot(14). Bij een volgende zakenreis kwam Boudewijn naar Farne en vertelde er alles aan broeder Bartholomeus en plaatste zijn kaarsen op het altaar. Die broeder zelf, zo besluit de hagiograaf van Sint Cuthbert, heeft mij die kaarsen van Aardenburg getoond: ze zijn nog gaaf en geheel. En aan de bezoekers van het heiligdom vertelde hij het mirakel van Aardenburg, en hij gaf hun kleine stukjes van die kaarsen mede om - zo besluit de onverstoorbare hagiograaf - het wonder nog dieper in hun geheugen te prenten. Die laatste bijzonderheid is een merkwaardige uitbreiding van het thema van het ‘beschermend omwinden of aftekene’; ze doet denken aan het ‘draadje zonder einde’ dat in de basiliek van Dadizele wordt uitgedeeld.
De Oudheid kende, zoals men weet, het gewijde karakter, de tutela sacra, van de stadsomheining. De kerkelijke ommegangen en ritten - rondom de stad of rondom de velden (ambarvalia) - sluiten aan bij de gewijde circulaire processies van de helleense en romeinse oudheid. Ook de H. Bloedommegang ‘omging’ eeuwenlang de Brugse stadswallen. Dit beschermende rondom-gaan kreeg zelfs een offensieve variante in de bekende hebreeuwse legende van de inneming van Jeri- | ||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||
cho door het processiegewijs omdragen van de verbondsark. Zoals het afbakenen (oriënteren) van het romeins legerkamp, zo werd ook later het afbakenen van kerkelijke stichtingen met wijding (en met al of niet hemelse tussenkomst) omgeven. De bouwlegenden van sommige bedevaartkerken en -kapellen (o.m. Dadizele) wijzen daaropGa naar voetnoot(15). Op dit kapittel gaan we nu niet verder in daar de maat van onze votiefkaarsen de voorrang heeft. En de behandelde stedelijke lengtemaat heeft, in het rijk der votiefkaarsen, een tegenhanger (en misschen voorganger?) in de persoonlijke lengtemaat. | ||||||||||
Votiefkaarsen naar persoonlijke lengtemaatBlijkbaar ouder dan de votieve lengtemaat van een stad of woning is de votieve lengtemaat van personen. Het offeren van een kaars ter lengte van de persoon voor wie een gunst wordt afgesmeekt of die de aangeroepen heilige voor een bekomen gunst wil danken, was reeds in de vroege middeleeuwen in gebruik. Vooral in Engeland, Noord-Frankrijk, de Nederlanden en Duitsland heeft dit gebruik in de 12e en 13e eeuw een grote verspreiding gekend. Dit gebruik is overigens nauw verbonden met het offeren van het persoonlijk gewicht in goud, zilver, koren, was, aan een heilige of een heiligdomGa naar voetnoot(16). In een kaars naar lichaamsmaat zag de offerende persoon zichzelf gesimboliseerd en geplaatst in heilzaam kontakt met het heiligdom (relikwieën of mirakelbeeld). De lichaamsmaat van het wasoffer werd beschouwd als een opdracht en toewijding van het zieke lichaam (of lichaamsdeel) aan de geneeskrachtige patroon. De praktijk was als volgt: men mat de lengte van het lichaam (of de omvang van het zieke lichaamsdeel) met een snoer, dat als lont van een votiefkaars diende en dus de maat van de opgedragen kaars werdGa naar voetnoot(17). De hl. Goewaart (Godehard) van Hildesheim, wel bekend door zijn bedevaart te Arnèke bij Kassel, was in zijn graf niet ongevoelig voor de lange votiefkaars. Een doodzieke jongen werd gered toen zijn moeder, op aanraden van monnik Volkwart, beloofde op het graf van die heilige een kaars te offeren die de | ||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||
Loden exvoto's (bedevaarttekens en amuletten)) te dateren ca. 1350, gevonden te Parijs in 1862.
De tekens dragen de figuur van de H. Eligius (Elooi) en de naam (ook ‘Signum S. Eligii’ in spiegelschrift) alsook attributen van de heilige (paard, aambeeld). In elk teken een persoon, de vereerder, dragend of aanbiedend een wasoffer in spiraalvorm, een ‘songie’ of ‘singie’. Boven links: Verlamde met krukken offert een krulkaars aan SE. Boven rechts: Man met paard offert een songie aan SE die een hoefijzer smeedt. Onder links: SE (met hamer) aanvaardt een songie. Onder rechts: SE als bisschop met kromstaf zegent persoon met paard die een songie offert. - Uit A. Forgeais, Collection de plombs historiés trouvés dans la Seine, t. II (Parijs 1863). | ||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||
afmeting van haar lijdend kind zou hebben (‘candelam iuxta pueri mensuras’). De vrouw had echter het was niet om die belofte te volbrengen, wel had ze een snoer, en Volkwart heeft met dit snoer al de ledematen van de jongen nauwkeurig afgemeten. Op eigen kosten liet hij met dit snoer der lichaamsmaat de exakte magische kaars vervaardigen die de hl. Goewaart welgevallig was en de gezondheid aan de jongen terugschonk. Bij het graf van de hl. Walter (Gauthier) van Pontoise werden lijders van hun epilepsie genezen nadat zij kaarsen naar hun lichaamsmaat hadden geofferd. Bij moeizame verlossing lieten - volgens een Rituale uit ca. 1080 - de vrouwen de omvang van hun lichaam meten en naar die maat kaarsen offeren aan de hl. Margareta. In dank voor een blijde geboorte offerde een vrouw van Soissons als exvoto een kaars naar de maat die haar lichaam had aangenomen gedurende haar zwangerschapGa naar voetnoot(18). Zieke of gekwetste huisdieren mochten eveneens de kracht van de lange votiefkaars ondervinden. De hagiograaf van de hl. Stefanus van Obasine bevestigt in de 13e eeuw dat men het zieke huisdier omwond met een snoer, dat dan, tot ‘bougie’ of ‘singie’ verwerkt, op het graf van die heilige abt werd geplaatstGa naar voetnoot(19). De hl. Benediktus zelf kwam - volgens de hagiografie (12e eeuw) van een van zijn zonen - op wonderbare wijze een dierenvriend in de persoon van abt Hugo van Fleury uit de nood helpen. De abt had een mooie tamme pauw die hem overal volgde. Op zekere dag vloog de verwende vogel de abdijkerk in en stortte er neer, zwaar gekwetst, voor het hoogaltaar. De abt liet onmiddellijk de maat van de vogel nemen - gemeten van de bek tot de staart; op die maat werd terstond een kaars gemaakt die voor het altaar werd opgesteld. De vogel was weer gezond nog eer de kaars was opgebrandGa naar voetnoot(20).
Uit bovenstaande gegevens zou men geneigd zijn de chronologische precedentie toe te kennen aan de persoonlijke lengtemaat. De oude metrologische praktijk bij ziekte van een persoon zou dan zijn overgegaan op de besmette of bedreigde stad (bij pest, hongersnood, oorlog). De samenhang van het ‘lengtemeten’ van de persoon met het opwegen van de persoon dient echter in dit onderzoek betrokken te wordenGa naar voetnoot(21). De jongere symbolische mini-exvotos uit was, zilver en dgl. sluiten in elk geval bij dit magische meten en opwegen aan. | ||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||
De historische votiefkaars van Nieuwpoort werd naderhand door de legendarische voorstelling van het beleg van 1489 in de hoek geduwd. De legende betrekt het beeld van O.L. Vrouw van de Nood Gods in de strijd: in de zwaarste uren van de belegering hadden de inwoners van Nieuwpoort dit Mariabeeld tot op de vesting, tot in het gezicht van de vijand gedragen. (Kroniek Rybens). Een latere versie plaatst het Mariabeeld op de schouders van de Nieuwpoortse vissers die het rond de vestingen dragen. Na die ommegang waren de mannen en vrouwen van de belegerde stad zo gesterkt en schrikwekkend in hun verweer, dat de vijand er de moed bij verloor en zich terugtrokGa naar voetnoot(22). Die legende hangt wel samen met de verering van O.L. Vrouw van de Nood Gods in de parochiekerk. Uit de stadsrekeningen van 1497-1537 blijkt dat de gildebroeders van de Doornen Croone, zijnde een Kamer van Retorike, de kapel van de Nood Gods onderhielden. De schepenen schonken hun jaarlijks een zekere som tot het onderhoud van de kaars of ‘soengie daghelix inde zelve cappelle voor haer bernende’Ga naar voetnoot(23). Of die jaarlijkse ‘songie’ alsdan nog als een herinnering aan het beleg van 1489 beschouwd werd, kan uit de voorhanden zijnde documenten niet worden afgeleid. A. Viaene | ||||||||||
Bijlage
| ||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||
duimspits naar elleboog): zo 'n kaars brandde niet langer dan de duur van een gelezen mis. Songie betekent ook soms een tiendrecht of een jaarcijns, te betalen aan een kerk (oorspronkelijk een hoeveelheid altaarwas, naderhand in een geldsom omgezet). Die songie als cijns was somtijds composiet en kon, naast het was, ook haver, wijn en dgl. omvatten. Voor verdere studie van woord en zaak volgen hier een eerste reeks teksten.
| ||||||||||
IkonografieTwee heiligen komen op heel verschillende wijze in aanmerking. De hl. Blasius, die daags na Lichtmis een eigen kaarsenwijding in het Rituale wist te introduceren, word veelal afgebeeld met een paar gekruiste kaarsen als attribuut. P. Cahier (Caractéristiques des Saints I 195, met afbeelding) vond in Aken een schilderij waarop Blasius voorgesteld wordt als bisschop met een ontstoken songie (opgerolde waslont) in de rechterhand. | ||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||
Onze eigen Sint Elooi (Eligius) staat echter aan de spits van de songie-ikonografie. Dank zij de kleine loden bedevaarttekens (‘vestelkes’) die bewaard gebleven zijn. De songie is daar geen attribuut van de heilige zelf; op die pelgrimtekens wordt hem een songie aangeboden door de persoon die zich met man en paard - en kaars - onder zijn bescherming wil stellen. Zie de illustratie blz. 265, ontleend aan A. Forgeais, Collection de plombs historiés trouvés dans la Seine II (= 2e série: Enseignes de pèlerinages) p. 150-169 (Parijs 1863). De opgerolde lont die aan Sint-Elooi wordt aangeboden is een typische votiefkaars die naar de maat van het paard is gemaakt. Het dier, dat onder de bescherming van de heilige werd gesteld, werd afgemeten met een snoer dat de lont vormde van een lange kaars, type songie (bougie filée). |
|